Onder dit kernvereiste vindt u enkele onderwerpen die relevant zijn voor zowel wijzigingen van het omgevingsplan met TAM-IMRO als wijzigingen met STOP. We hebben ze hier opgenomen, omdat u ze juist bij het gebruik van de oude standaard wellicht makkelijk over het hoofd ziet.
Voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemmingen uit een bestemmingsplan is in de Wabo (artikel 2.1, eerste lid, onder c) een algemene vergunningplicht opgenomen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt deze vergunningplicht te vervallen. Plannen bevatten vanaf dat moment niet langer regels met het oog op een bepaalde bestemming (artikel 3.1, eerste lid, Wro). In het omgevingsplan geldt dat als er geen regels voor een activiteit zijn opgenomen deze activiteit zonder meer mag worden uitgevoerd en er geen beperkingen voor die activiteit op grond van het omgevingsplan zijn. Alleen het opnemen van locaties met functies (voorheen bestemmingen) is daarom onvoldoende om het handelen in strijd met die functies te verbieden of vergunningplichtig te maken.
Dit betekent dat u het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het TAM-IMRO omgevingsplan in dat plan nadrukkelijk vergunningplichtig moet stellen of verbieden. Zowel bij een vergunningplicht als een verbod is er dan een verbod om zonder omgevingsvergunning de locaties te gebruiken in strijd met de functies. Zie de begripsbepaling van ‘omgevingsplanactiviteit’ in de bijlage bij de Omgevingswet.
Voorbeeldtekst algemeen gebruiksverbod
Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
Nauwkeurige afbakening vergunningplicht of verbodsbepaling
U moet het verbod of de vergunningplicht voor het gebruik van locaties, anders dan overeenkomstig het TAM-IMRO omgevingsplan, nauwkeurig formuleren. Dit om te voorkomen dat teveel vormen van gebruik van een locatie, anders dan de functie, vergunningplichtig worden. Een te algemeen verbod zou bijvoorbeeld ook het gebruik van een locatie om te ademen vergunningplichtig kunnen maken. Dit hangt overigens sterk samen met kernvereiste 2 over het bepalen van het toepassingsbereik van regels.
Op de pilot-omgeving van Ruimtelijkeplannen.nl kunt u een voorbeeld bekijken van een TAM-IMRO omgevingsplan inclusief voorbeelden van dit type bepalingen. Vul bij 'plannaam of -nummer' het plannummer in: NL.IMRO.0772.testtam03-0201
Voor het aanvragen van een vergunning voor een vergunningplichtige activiteit op grond van een TAM-IMRO omgevingsplan kunt u aanvullende aanvraagvereisten opnemen. Deze aanvraagvereisten zijn aanvullend op de aanvraagvereisten in paragraaf 7.2.1 van de Omgevingsregeling. U kunt dit doen door de aanvullende aanvraagvereisten uit de bruidsschat van toepassing te verklaren en/of door zelf nieuwe aanvraagvereisten te formuleren.
Aanvullende aanvraagvereisten uit bruidsschat van toepassing verklaren
In paragraaf 22.5.2 van de bruidsschat zijn aanvullende aanvraagvereisten opgenomen voor vergunningaanvragen die betrekking hebben op het tijdelijk deel van het omgevingsplan (o.a. binnenplanse afwijkingen uit bestemmingsplannen). Deze aanvullende aanvraagvereisten zijn niet automatisch van toepassing op vergunningplichten voor omgevingsplanactiviteiten die in een TAM-IMRO omgevingsplan worden opgenomen. Het TAM-IMRO omgevingsplan is immers onderdeel van het nieuwe deel. In een TAM-IMRO omgevingsplan kunt u de relevante aanvraagvereisten uit die paragraaf van overeenkomstige toepassing verklaren op vergunningaanvragen op de locatie van het TAM-IMRO omgevingsplan. Onderstaande voorbeeldtekst laat zien hoe u dat kunt doen.
Voorbeeldtekst aanvraagvereisten
Artikel 3 (Aanvraagvereisten)
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Let op: als u aan de slag gaat met het verwerken van de bruidsschat in het nieuwe deel van uw omgevingsplan, kan hoofdstuk 22 ‘in beweging’ komen. Het gevolg kan zijn dat er geen correcte juridische koppeling meer is tussen het TAM-IMRO omgevingsplan en de bruidsschat. Bijvoorbeeld op het gebied van de indieningsvereisten. Hiervoor geven we voorlopig het volgende advies:
- Zorg dat u niet zomaar artikelen uit de bruidsschat verwijdert, maar zet deze op vervallen en geef in de toelichting aan waar deze naar toe zijn verhuisd.
- Bij gebiedsgerichte omzetting van het tijdelijke deel naar het nieuwe deel: neem daarin gelijk de TAM-IMRO omgevingsplannen mee.
- Leg de juridische koppelingen goed vast in uw eigen administratie. Zo voorkomt u dat u later bij verwerking van de bruidsschat in het nieuwe deel deze voorrangsbepalingen over het hoofd ziet.
De VNG onderzoekt het vraagstuk van de juridische koppeling tussen het TAM-IMRO omgevingsplan en de bruidsschat nader. Waar mogelijk volgt een verdieping op dit advies.
Nieuwe aanvraagvereisten opnemen
Neemt u een vergunningplicht (of meldingsplicht) op waarvoor de aanvraagvereisten uit de bruidsschat onvoldoende zijn? Dan moet u nieuwe aanvraagvereisten opnemen in het TAM-IMRO omgevingsplan. Deze moet u zelf formuleren.
Op grond van artikel 14.2 Omgevingsbesluit moet u ook een aanvraagformulier beschikbaar stellen. Echter, omdat een TAM-IMRO omgevingsplan niet geannoteerd kan worden, kunt u via annotaties en toepasbare regels geen aanvraagformulier koppelen aan de activiteit waarvoor u een vergunningplicht hebt ingesteld. Wel kunt u gebruikmaken van bestaande aanvraagformulieren, zoals het aanvraagformulier bij de activiteit 'afwijken van regels in het omgevingsplan - Aanvraag vergunning' in het Omgevingsloket.
Het is van belang dat u in het TAM-IMRO omgevingsplan duidelijk aangeeft welk aanvraagformulier gebruikt moet worden voor het indienen van een aanvraag. Dit kan in de motivering of eventueel bij de bekendmaking van het TAM-IMRO omgevingsplan. Vermeld hierbij eventueel ook welke extra gegevens (die niet op het formulier worden genoemd) moeten worden toegevoegd. Zoals eerder aangegeven moeten deze extra gegevens wel een juridische basis hebben.
Bij het opstellen van een lijst met begripsbepalingen in het TAM-omgevingsplan is het van belang rekening te houden met de begripsbepalingen uit de bijlage bij de Omgevingswet. Op grond van artikel 1.1 van de Omgevingswet zijn die begripsbepalingen van rechtswege van toepassing op regelingen op grond van de Omgevingswet en dus ook op (TAM-IMRO) omgevingsplannen. Begrippen in het TAM-IMRO omgevingsplan kunnen niet afwijken van begripsbepalingen uit de Omgevingswet.
In het TAM-IMRO omgevingsplan kunnen wel aanvullende begripsbepalingen worden opgenomen. In artikel 1.1 van het omgevingsplan (zoals dat voortvloeit uit de bruidsschat) is dit ook gedaan. De begripsbepalingen uit artikel 1.1 van het omgevingsplan zijn niet automatisch van toepassing op een TAM-IMRO omgevingsplan. Als u dat wilt, kunt u aanvullende begripsbepalingen specifiek voor een TAM-IMRO omgevingsplan van toepassing verklaren. Daarbij is het van belang dat u ze alleen van toepassing verklaart op het TAM-IMRO omgevingsplan (‘Hoofdstuk 22a’) en niet op het gehele omgevingsplan. Zie hiervoor het tekstvoorbeeld.
Voorbeeldtekst van toepassing verklaren aanvullende begripsbepalingen
Artikel 1 (Begripsbepalingen)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:
[…]
Op de pilot-omgeving van Ruimtelijkeplannen.nl kunt u een voorbeeld bekijken van een TAM-IMRO omgevingsplan inclusief artikelen voor het regelen van begripsbepalingen. Vul bij 'plannaam of -nummer' het plannummer in: NL.IMRO.0772.testtam03-0201
Dit onderdeel is verhuisd van kernvereiste 3 naar kernvereiste 2.