VNG Magazine nummer 3, 28 februari 2025

Tekst en beeld: Sanne van der Most

Arbeidsmigranten, ex-gedetineerden, mensen in scheiding, moeders die een veilige plek zoeken, maar ook kwetsbare mensen die extra zorg of begeleiding nodig hebben; in de Short Stay Facility in Dordrecht wonen een heleboel verschillende ‘spoedzoekers’ naast elkaar. En dat werkt. Ook voor de gemeente.

Burhan Kiyak

‘Het is klein en het staat hier behoorlijk vol, maar voor mij is het groot genoeg’. Burhan is blij met zijn appartementje in de Short Stay Facility aan de Maarten Harpertsz. Trompweg. Doordat het een periode niet zo goed met hem ging, is hij er een aantal jaar geleden via het Leger de Heils terechtgekomen. ‘Toen ik hier net woonde, ben ik in huis gestruikeld over de stofzuigerslang. Ik kon niet meer opstaan en een van de begeleiders heeft me gevonden en overeind geholpen. Ik heb een tijdlang moeten revalideren. Dan is het wel heel fijn om hier de hulp te krijgen die ik nodig heb en om samen met andere bewoners te leven. Ik ben niet alleen.’

Balans

De Short Stay Facility, kort SSF, is 28 jaar geleden gestart in een voormalig verzorgingstehuis dat leegstond. ‘In eerste instantie woonden er vooral arbeidsmigranten die hier op de Maasvlakte of in de industrie werkten’, vertelt Gert Nobel van Woonbron, eigenaar van het pand. ‘Later kwam daar de vraag bij vanuit kwetsbare mensen die afhankelijk zijn van zorg. In het verleden zat er ook weleens een student. Maar omdat Dordrecht niet echt een studentenstad is, komt dat niet vaak voor.’ 
Op dit moment wonen er 189 mensen in de SSF. ‘De helft heeft, net als Burhan, een psychiatrische of andere zorgachtergrond en woont, deels intramuraal, via het Leger des Heils of Humanitas’, gaat Nobel verder. ‘De andere helft niet. Daar zitten allerlei verschillende mensen tussen. Arbeidsmigranten, ex-gedetineerden, mensen in scheiding, moeders die uit een gewelddadige situatie vluchten, mensen die in afwachting zijn van een nieuwe woning of die om een andere reden tijdelijk klem zitten en woonruimte nodig hebben. Een bijzondere mix van mensen dus. Zolang we de juiste balans hebben tussen “dragers en vragers”, zoals wij dat noemen, gaat dat goed. Ik verwacht niet dat ze bij elkaar op de koffie gaan of samen pasta koken. Natuurlijk zou dat mooi zijn maar het gaat er vooral om dat ze goed met elkaar kunnen leven.’

Dit helpt bij het bestrijden van dakloosheid

Krapte

Dat lijkt aardig te lukken, ziet ook wethouder volkshuisvesting Wim van der Kruijff (CDA). ‘De gemeente heeft grote moeite met het huisvesten van een aantal doelgroepen. Dankzij Woonbron kunnen zij hier hun plek vinden en krijgen ze de hulp en begeleiding die nodig zijn. Dat helpt bij het bestrijden van dakloosheid, het bieden van een opvangplek en het begeleiden naar regulier en zelfstandig wonen. Als je het na verloop van tijd weer op orde hebt en je bent toe aan wat groters en aan meer zelfstandigheid, dan verhuis je door naar een reguliere woning. Van iedereen die hier binnenkomt, slaagt zo’n 95 procent daar in. De bedoeling is dat mensen hier maximaal twee jaar wonen. In eerste instantie waren de meeste mensen binnen een halfjaar al verhuisd. De laatste tijd duurt het wat langer. Dat heeft uiteraard alles te maken met de krapte op de woningmarkt. Dat is jammer, maar tegelijkertijd vangt het die krapte ook weer op. Dus zo snijdt het mes aan twee kanten.’

We zeggen vaak dat we de bureaucratie moeten doorbreken en niet in systemen gevangen moeten blijven

Hoger acceptatievermogen

Hoewel ieder z’n eigen persoonlijke omstandigheden en redenen heeft om in de SSF te komen wonen, zitten ze feitelijk in hetzelfde schuitje. ‘Ze zijn allemaal blij dat ze die veilige en fijne plek hebben gevonden’, aldus Nobel. ‘Dat zorgt voor begrip en verdraagzaamheid en voor een andere dynamiek dan wanneer je kwetsbare mensen in een reguliere woonwijk huisvest. Vaak zie je dat de buurt dat niet altijd trekt. Hier is dat  acceptatievermogen veel hoger.’ 
Een andere succesfactor van de SFF is de tijdelijkheid. ‘Omdat het tijdelijk is, hoeft het ook niet via het verhuursysteem van sociale huurwoningen en raken mensen hun punten niet kwijt’, zegt Van der Kruijff. ‘Ze houden hun plek op de lijst en wanneer er een reguliere woning vrijkomt en ze zijn er aan toe, dan kunnen ze doorverhuizen. We zeggen vaak dat we de bureaucratie moeten doorbreken en niet in systemen gevangen moeten blijven. Maatwerk leveren en verantwoordelijkheid geven aan de mensen die het moeten beoordelen, horen daar ook bij. Dat gebeurt hier echt. Op kleine schaal maar wie weet in de ­toekomst wel op grotere schaal. Ik vroeg laatst aan Gert, stel dat we nog zo’n leegstaand gebouw hadden, kunnen we dan een tweede SFF realiseren? Zijn antwoord was: “Ik heb hem zo gevuld”. En dat denk ik ook. De behoefte is er en het kán ook. Zeker in bestaande locaties die nu niet worden gebruikt, zoals dit gebouw. Bij nieuw te bouwen locaties wordt het financieel en bouwtechnisch ingewikkelder.’

Aandurven

Tips voor gemeenten die ook zoiets willen realiseren, heeft Van der Kruijff zeker. ‘Het meekrijgen van zorginstellingen is niet zo moeilijk’, zegt hij. ‘Die zijn echt op zoek naar locaties waar mensen een plek kunnen krijgen waar ze al dan niet begeleid of intramuraal, kunnen verblijven. Zij nemen die ruimte zo af, dus daar zit het probleem niet. Maar je gaat het als gemeente alleen niet redden. Dus als je zoiets wilt, ga dan de samenwerking aan met de wooncorporatie. Die moet het wél aandurven, dat is denk ik wel de crux. Met Woonbron hebben wij echt geluk. Natuurlijk hebben zij het soms best lastig, maar ze steken hun nek uit en ze denken buiten de gebaande paden en de bestaande regels. Dát heb je nodig. Net als gemeenten die loslaten, die niet overal de regie over willen houden of willen bepalen wie waar mag wonen. Dus: heb je als gemeente bestaand vastgoed dat een nieuwe bestemming zoekt, pak die kans dan, want het werkt .’