VNG Magazine nummer 3, 21 februari 2020

Auteur: Marten Muskee | Beeld: Jiri Büller

Sneeuwt het belang van ‘groen’ onder bij alle claims op het platteland? Geenszins, zegt wethouder Paul Hofman van Bronckhorst. Groen wordt lokaal door iedereen erkend als de dragende factor voor het landschap. Wel is een ingrijpende reconstructie nodig waarbij functies in elkaar overvloeien.
 

Paul Hofman

De populaties wilde dieren in open natuurgebieden zoals de hei en op het boerenland zijn sinds 1990 gehalveerd, blijkt uit het rapport Living Planet van het Wereld Natuur Fonds. De onderzoekers wijzen intensivering van de landbouw en de hoge stikstofuitstoot aan als grote boosdoeners voor het verdwijnen van flora en fauna. Samenwerking met boeren is volgens het WNF cruciaal. Dat is Paul Hofman (GroenLinks) uit het hart gegrepen. Naast wethouder in Bronckhorst is hij namens de P10, het samenwerkingsverband van 21 grote plattelandsgemeenten, woordvoerder op het stikstofdossier. ‘Het debat is op scherp gezet’, ziet hij. ‘Men is pro natuur of pro boer. Een slechte zaak, want landbouw en natuur hebben elkaar juist nodig om de biodiversiteit te verbeteren.’

Welke vraagstukken vechten om aandacht op het platteland?
‘Er gebeurt veel tegelijkertijd in het buitengebied. De agrarische sector is begonnen met de omslag naar kringlooplandbouw, een ingewikkeld proces met veel onzekerheden. Tegelijkertijd herbergt de buitenruimte de Natura 2000-gebieden en andere natuur, en ook daar komen grote uitdagingen op ons af. Daarnaast spelen de ruimteclaims, zoals die van de energietransitie, die veel impact gaat hebben. Het buitengebied zal substantieel moeten bijdragen aan de groene energie die in Nederland opgewekt moet worden. Dat vraagt veel ruimte en heeft gevolgen voor de leefbaarheid. Door al die ruimteclaims en door maatschappelijke ontwikkelingen zoals ontgroening en vergrijzing zit er een vraagstuk op de voorzieningen en de bereikbaarheid daarvan. Ouderen hebben andere woonwensen en zorg nodig, terwijl jongeren wegtrekken en niet altijd terugkeren. Er is veel werkgelegenheid, maar er dreigt een tekort aan personeel.’

Lopen de plattelandsgemeenten vast in die vraagstukken of zien ze mogelijkheden en kansen?
‘Ook kijkend naar de komst van de Omgevingswet zie ik zeker mogelijkheden om de samenhang tussen landbouw, bedrijvigheid, wonen, natuurgebieden en rust en recreatie te vergroten. Tegelijkertijd vormt dit een enorm complexe uitdaging voor de over het algemeen kleinere gemeenten met minder uitvoeringskracht. De opgaven vragen eigenlijk om een reconstructie van het buitengebied. Het is niet vanzelfsprekend dat de gemeenten dit wel even de baas kunnen. We hebben het Rijk nodig om samen een slimme strategie te bepalen om al die opgaven integraal op te pakken. Help gemeenten te investeren in het buitengebied door te zorgen voor uitvoeringskracht op de programma’s, om zo de gebiedsprocessen van de grond te trekken. Investeer in kennis in het gebied en in procesbegeleiding. Er wordt wel geïnvesteerd en veel gesproken over de sanering van de agrarische sector, maar op een negatieve manier. Het kan een deel van de oplossing vormen, maar je creëert er niet een nieuw landschap mee, of een nieuwe vorm van landbouw. Het is niet de oplossing voor het fundamentele vraagstuk dat we hebben. Laten we nieuwe trots creëren. Bovendien is er veel meer geld nodig om daadwerkelijk te investeren in een toekomstbestendig buitengebied. Investeer nu juist in vernieuwing en niet alleen in minder van hetzelfde.’

‘Iedereen vindt het landschap waardevol’

Sneeuwt ‘groen’ onder in de discussie?
‘Dat groen de dragende factor is voor ons landschap, wordt breed erkend. Dat brengt inwoners, ondernemers en agrariërs bij elkaar en het zorgt ervoor dat landbouw hier echt een plek heeft. Het werkt verbindend als we het landschap als dragend geheel zien van het buitengebied. Iedereen vindt het landschap waardevol en wil een steentje bijdragen om het nog mooier te maken, zonder dat tegenstellingen hoeven te ontstaan. Bij een avond over biodiversiteit waren zo’n tachtig mensen aanwezig, onder wie ook ondernemers en boeren. Dat is heel veel voor dit gebied met heel weinig inwoners. Als daar zoveel aandacht voor is dan geloof ik dat we samen het verschil kunnen maken.

‘Als het over uitdagingen voor het buitengebied gaat, spreekt men vooral over tegenstellingen tussen landbouw, energieopwekking en natuur of wonen en ondernemerschap. Het is niet vruchtbaar in tegenstellingen te praten terwijl steeds duidelijker is dat stad en platteland elkaar nodig hebben. Het landschap vormt daarin het dragende geheel dat iedereen trots maakt, ook de agrariërs. Als je dat naar boven weet te halen in de discussie over de toekomst, dan volgt een heel ander gesprek dan wanneer we in tegenstellingen blijven hangen.’

Is het niet eens tijd om in het kader van een kwalitatieve leefomgeving keuzes te maken tussen natuur en landbouw en andere economische activiteiten?
‘Er zijn gemeenten die echt een scheiding aanbrengen en een bepaald gebied voor landbouw of natuur bestemmen. Daarmee is het probleem niet opgelost. Het gaat er juist om al die manieren van ruimtegebruik bij elkaar te brengen zodat ze elkaar versterken. Wij hebben tegen het dorp Hengelo [Gelderland, red.] aan een zonnepark ingericht dat ondersteunend is aan het dorp. Het is een uitloopgebied voor de inwoners waar ook activiteiten worden georganiseerd. Tegelijkertijd is het een energielandschap waar bijenkasten van een imkervereniging staan. Dat moeten we met het natuurlandschap en de landbouwgebieden ook realiseren. De landbouw is geen plek waar geen natuur is. Er zijn landbouwbedrijven met een hoge biodiversiteit waar een prachtig cultuurlandschap ontstaat, omdat boeren het waardvol vinden om bijvoorbeeld houtwallen aan te leggen. Dat is belangrijk voor de biodiversiteit en voor de recreatie.’

‘De landbouw is geen plek waar geen natuur is’

Houtwallen stroken niet met schaalvergroting, optimalisatie van opbrengsten en mechanisering.
‘We vinden het allemaal van grote waarde dat er houtwallen zijn, maar in de subsidieregeling voor de landbouw wordt daar geen rekening mee gehouden. Dat is vreemd. Als we maatschappelijke waarde toekennen aan de transitie naar een kringlooplandbouw en diensten terugverwachten qua biodiversiteit en landschap, geef daar dan ook een compensatie voor. In ieder geval moet het niet nadelig zijn voor de landbouwer. In de huidige situatie bestaat de perverse prikkel om landschapselementen weg te halen in plaats van te behouden. Dat is jammer, want ik zie dat veel agrariërs die elementen belangrijk vinden. Ook zij zijn trots op hun omgeving. Het debat is te polariserend, je bent voor of tegen de landbouw. Dat is niet de oplossing. Die ligt in synergie. Het landschap rond Bronckhorst is aangelegd, het is een cultuurlandschap waarbij het dus logisch is de samenhang daarin te zien. De landbouw verandert, het klimaat verandert. Laten we samen zoeken naar de nieuwe balans, zodat we in 2050 met trots naar het buitengebied kijken.’  

Is circulaire landbouw hét antwoord?
‘Circulaire landbouw vormt een belangrijke stap. De landbouwsector is op zoek naar een nieuwe toekomst met daarbij maatschappelijke erkenning. De voedselproductie in kortere lokale ketens vormt een belangrijk onderdeel van de toekomst van Nederland. Stip aan de horizon is een landbouwsector in synergie met biodiversiteit en de klimaatverandering, waarbij de boer ook een goede boterham verdient. Minister Schouten van Landbouw zet het op de agenda en de landbouwers en inwoners willen zich committeren. Het moet echter niet bij holle woorden blijven. Kringlooplandbouw klinkt prachtig, maar als het niet lukt om de omslag te maken omdat men tegen regelgeving aanloopt of de bedrijfsvoering  niet snel genoeg kan ombouwen, dan zakt de energie weer weg. Geef agrariërs de vrijheid om aan de slag te gaan door de regels iets soepeler in te vullen.

‘De Achterhoek wil dé kringlooplandbouwregio van Nederland worden. De gemeenten hier willen als eerste de omslag maken en de verschillende belangen met elkaar in evenwicht brengen. Daarbij lopen we tegen regels aan, daarom heeft het Rijk recent de Achterhoek aangewezen als proefgebied. Daarmee hopen we de regels wat anders in te kunnen vullen.’

Is het buitengebied geholpen met de kortetermijnoplossingen van de commissie-Remkes rond de stikstof-
crisis?

‘Die voorstellen waren noodzakelijk om Nederland weer in beweging te krijgen. De P10 heeft bepleit dat de maatregelen evenredig over alle sectoren en gebieden worden verdeeld, en niet alleen het buitengebied raken. Die balans zie ik terug in de maatregelen, maar uiteindelijk is dit niet de oplossing voor het probleem. Die oplossing is veel groter dan tot nu toe voorgespiegeld. We moeten echt naar een reconstructie van het buitengebied toe, waarbij de landbouw anders vorm krijgt en de natuur op een nieuwe manier wordt bediend. Niet door natuurgebiedjes aan te wijzen, maar door natuur, landschap en biodiversiteit in het hele buitengebied te versterken. Ik wil de tweedeling overstijgen en functies weer samenbrengen. Prima dat er Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, maar daar herstellen we de biodiversiteit niet mee. De natuur heeft geen hek nodig. De biodiversiteit op het hele platteland moet omhoog, dat lukt niet door in groene en witte gebieden te denken. Dat lukt wel door verbindingen tussen al die gebieden aan te leggen en door de landbouw meer natuurinclusief te maken. Dan gaat het om meer dan de aanpak van stikstof, CO2, PFAS of welke stof dan ook. Dan gaat het om gebiedsontwikkeling waarbij het landschap de dragende en verbindende factor is.’

‘We gaan steeds meer natuurinclusief bouwen’

Liggen in uw eigen gemeente projecten stil vanwege de stikstof?
‘Vooral in het buitengebied. Het gaat om kleine projecten, maar het zijn wel besluiten die je met redenen moet kunnen onderbouwen. Dat is juridisch kwetsbaar. Ook ons bestemmingsplan landelijk gebied ligt nog steeds bij de Raad van State omdat stikstof daar onderdeel van is. Het is van groot belang weer een drempelwaarde in te voeren, want nu moeten we bij iedere dakkapel beoordelen of de bouw stikstofdepositie veroorzaakt. Een lage  drempelwaarde zou fijn zijn, zodat kleine projecten kunnen doorgaan.’

Wat vindt u van de mogelijkheid om stikstofuitstoot intern en extern te salderen?
‘Intern salderen is logisch, dat doe je op projectniveau. Aan extern salderen zit een risico verbonden, die manier moeten we met goede afspraken omkleden. We zijn bang dat projectontwikkelaars boerderijen opkopen simpelweg vanwege de stikstofruimte die daarmee vrijkomt, terwijl ze verder geen plannen hebben met de boerderij en het gebied. Dat zou desastreus zijn voor het landelijk gebied. Daarom is het belangrijk dat ook overheden en andere partners aan tafel zitten om de stikstofruimte te verdelen.’

Past Bronckhorst de aanbestedings- en vergunningsvoorwaarden al aan als het gaat om ‘groen’ bouwen?
‘We gaan steeds meer natuurinclusief bouwen, maar veel bouwen we niet. Tegelijkertijd geven we als gemeente zelf het goede voorbeeld. We beheren onze bermen natuurvriendelijk en zorgen ervoor dat onze gebouwen duurzaam zijn, waar mogelijk in combinatie met biodiversiteit. Bronckhorst heeft een heel duurzaam gemeentehuis, rond 2010 nog het meest duurzame van Nederland. Buiten staat een insectenhotel. Alle energie voor de openbare verlichting in het buitengebied kopen we lokaal en groen in en alle lampen zijn in één keer vervangen door ledverlichting.’