VNG Magazine nummer 7, 25 april 2025
Tekst: Pieter van den Brand
Nederland voldoet niet op tijd aan de Europese doelen voor schoon water. Het kabinet verwacht van gemeenten meer toezicht en een streng lokaal beleid op bestrijdingsmiddelen. Wethouder Ani Zalinyan verzet zich. ‘Het rijk gooit dit probleem over de schutting.’

Eind vorig jaar legde minister Barry Madlener van Infrastructuur en Waterstaat de vinger weer eens op de zere plek. Voor geen van de 750 oppervlaktewaterlichamen die onder de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vallen, zijn de doelen voor eind 2027 in zicht, schreef de bewindsman in zijn tussenevaluatie aan de Tweede Kamer. Er is verbetering, maar het tempo ligt te laag.
Een veertigtal voor de KRW genormeerde chemische stoffen vormt nog een probleem. De verbetering van de ecologische toestand van het water stagneert. Hoofdschuldigen zijn de grote hoeveelheden mest en gewasbeschermingsmiddelen uit de landbouw. De tussenevaluatie bevestigt waar al langer voor werd gevreesd. In de implementatierapporten van de Europese Commissie over de KRW-maatregelen bungelde Nederland al jaren steevast onder aan het lijstje van de 27 EU-landen.
Belemmerend
De Europese waterkwaliteitsdoelen zijn ook belangrijk voor gemeenten, zegt wethouder Ani Zalinyan (GroenLinks) van Heemskerk. Zij is lid van de VNG-commissie Wonen, Ruimte en Mobiliteit en portefeuillehouder voor de Kaderrichtlijn Water binnen de VNG.
‘De impact is groot als we niet aan de doelen voldoen’, zegt ze. ‘Dat raakt aan bijna alle onderwerpen waar we als gemeenten mee bezig zijn, denk aan de woningbouw. Voor de hele economie werkt dit belemmerend, net als voor de agrarische sector.’
De KRW draagt ertoe bij dat er schoner en gezonder water uit de omringende landen naar Nederland stroomt, zegt Zalinyan. ‘Dat is ook in het belang van de landbouw. Iedereen heeft schoon water nodig. Het is voor de leefomgeving en voor de gezondheid van mensen essentieel dat we de doelen halen.’
De impact is groot als we niet aan de doelen voldoen
Op slot
Critici vrezen dat de KRW een tweede stikstofdossier wordt en Nederland op slot zal zetten. Ook woningbouwplannen zijn in het geding als ze tot een achteruitgang in de waterkwaliteit leiden of het bereiken van een goede waterkwaliteit in de weg staan. Tijdens een recent Kamerdebat gaf minister Madlener aan daar nog niet vanuit te gaan. De situatie is namelijk per waterlichaam anders. Helemaal gerust lijkt de bewindsman er niet op, want hij wil een ‘juridische botsproef’ uit laten voeren, om na te gaan hoe groot de risico’s voor de economie zijn, nu de KRW-doelen in 2027 niet meer haalbaar zijn.
Er zijn evidente juridische risico’s. Zo heeft het op stikstof succesvol procederende Mobilisation for the Environment (MOB) onder leiding van Johan Vollenbroek zijn pijlen verlegd naar de KRW. Door zijn inspanningen schoot de rechter in 2019 het Programma Aanpak Stikstof (PAS) aan flarden en kwamen uitbreidingen van stallen en de bouw van woningen en stukken snelweg voor een rood sein te staan. De ‘gesel’ van de boeren koerst in zijn continue stroom procedures nu ook tegen watervergunningen voor nieuwe fabrieken en grondwaterwinningen.
Wethouder Zalinyan ziet zeker parallellen tussen de beide dossiers. ‘Net als de stikstofcrisis hebben we het waterkwaliteitsprobleem van ver zien aankomen. Tegelijkertijd zien we een kabinet dat geen keuzes durft te maken en niet met oplossingen komt. Als het kabinet geen actie onderneemt, gaat het land op slot. Dat is geen vrees, maar een logisch gevolg. Het is begrijpelijk dat er dan procedures komen. Dus moeten we alles op alles zetten om dit te voorkomen.’
Als het kabinet geen actie onderneemt, gaat het land op slot
KRW-Impulsprogramma
Het twee jaar terug gestarte KRW-impulsprogramma van het rijk moet met extra maatregelen de uitvoering versnellen om de doelen alsnog te halen. De VNG werkt mee aan dit onder leiding van de vorige minister Mark Harbers opgezette landelijke programma van rijk en medeoverheden. ‘We doen graag mee aan dit programma. Van belang is dat we in aanvullende maatregelen investeren om gezamenlijk de waterkwaliteit op orde te krijgen’, licht Zalinyan toe.
Vanuit het KRW-impulsprogramma dringt Madlener er bij gemeenten op aan het toezicht op indirecte lozingen te versterken. Gemeenten zijn het bevoegd gezag voor dit type lozingen van afvalwater door bedrijven op de riolering. De uitvoering gebeurt door de omgevingsdienst. Waterschappen en omgevingsdiensten voeren op dit moment pilots uit met controlebezoeken aan bedrijven en het verbeteren van het kennisniveau. ‘Deze pilots zijn allemaal incidenteel. Structurele inzet op indirecte lozingen is op dit moment ontzettend moeilijk’, constateert Zalinyan. ‘Om de handhaving en aanscherping van vergunningen bestendig voor de lange termijn te kunnen doen, is capaciteit nodig. Er zijn al te weinig middelen voor de huidige toezichtstaken.’
Ravijnjaar
Met het ravijnjaar 2026 in het vooruitzicht voorziet Zalinyan dat gemeenten zich gedwongen zien te bezuinigen op hun bijdrage aan hun omgevingsdienst. ‘De capaciteit op het toezicht wordt dus eerder minder dan meer, ook op indirecte lozingen. We verwachten meer ondersteuning vanuit het rijk, want de financiën zijn niet op orde. Dat geldt niet alleen voor de waterkwaliteit, dat geldt voor het hele plaatje van gemeentelijke taken.’
Zo breng je wethouders in een zeer vreemde positie
Toezicht
Strenger toezicht op de indirecte lozingen is maar een klein deel van de oplossingen. Veel belangrijker is het om de inzet van gewasbeschermingsmiddelen terug te brengen en voor een doeltreffend mestbeleid te zorgen.
Het rijk ziet het ruimtelijk beleid van gemeenten nadrukkelijk als instrument om de doelen van de KRW dichterbij te halen. Door in het omgevingsplan beperkingen op te leggen aan het gebruik van grond, in dit geval door bepaalde teelten wel en andere niet toe te staan, kan een gemeente zo op het gebruik van pesticiden sturen.
De teelt van lelies en tulpen, maar ook van aardappelen en appels, vergt bijvoorbeeld veel pesticiden. Ook biedt de Omgevingswet gemeenten de mogelijkheid de emissies van bestrijdingsmiddelen met maatwerkvoorschriften terug te dringen. Lokaal kunnen ze scherpere normen stellen, als de KRW-doelen niet worden gehaald.
Zalinyan is kritisch: ‘Het rijk vraagt simpelweg van ons bepaalde teelten te gaan verbieden’, zegt ze. ‘De vraag is niet alleen of dat wel kan zonder planschadeclaims en andere juridische consequenties, veel gewasbeschermingsmiddelen mogen legaal worden ingezet. Zo breng je wethouders in een zeer vreemde positie. Je vraagt om te handhaven op iets dat gewoon mag. Dat is niet uit te leggen aan een agrariër of aan andere inwoners. Als elke gemeente eigen normen stelt, kan dat bovendien tot oneerlijke verschillen tussen regio’s leiden, wat onwenselijk is voor zowel agrariërs als andere betrokkenen. Zoiets kan tot een waterbedeffect leiden.’
Toelatingsbeleid
De oplossing ligt in het aanpassen van het toelatingsbeleid van pesticiden, zodat dit voldoet aan de KRW.
Zalinyan: ‘Daarmee is de waterkwaliteit leidend voor het wel of niet toestaan van deze middelen. Landelijke regels zorgen bovendien voor eenheid en effectiviteit, en ook voor rechtsgelijkheid. Met deze aanpassingen kan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zelf de basis leggen voor het wegnemen van een belangrijk obstakel voor het bereiken van de KRW-doelen voor schoon water, zodat landelijk klopt wat je met Europa hebt afgesproken.’
In plaats van zelf verantwoordelijkheid te nemen, constateert Zalinyan, gooit het kabinet het echter over de schutting naar gemeenten. Hierdoor hoeft het zelf geen pijnlijke maatregelen richting de agrarische sector te treffen. ‘Je moet als kabinet juist laten zien dat je dekking geeft aan gemeenten. We willen graag samenwerken met het rijk en medeoverheden om de KRW-doelen te halen. Maar wij verwachten ook dat het rijk vanuit de gedachte van één overheid opereert en eenduidig en effectief beleid voert. Dit is het moment om als rijk naast de gemeenten te gaan staan als medeoverheid en keuzes te durven maken.’