VNG Magazine nummer 7, 25 april 2025
Tekst: Marten Muskee | Beeld: Hans Roggen
Een sterk Nederland vraagt om brede welvaart in alle regio’s. Daarbij is het van belang om niet alle gewesten over één kam te scheren. Generiek beleid pakt niet overal goed uit, waarschuwt Maarten Koreman. Hij pleit voor een plattelandstoetsing.

Het gezamenlijke rapport Elke regio telt! van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) uit 2023 deed het nodige stof opwaaien. Conclusie: er bestaan onwenselijke verschillen tussen regio’s. Er zijn regio’s, vaak tegen de landsgrenzen en buiten de economische centrumgebieden, die te maken hebben met een stapeling aan achterstanden en voorzieningen die verschralen. ‘Kijk goed naar wat een regio nodig heeft, maar ook naar wat er al is’, zegt Maarten Koreman.
VNG Magazine vroeg Koreman, coördinator beleid voor de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen, naar zijn ervaringen met de hernieuwde belangstelling van de overheid voor de regio’s. Het gesprek vond plaats voor de Week van het Dorpshuis, medio april.
Hoe uit zich de inzet vanuit het rijk, provincie en gemeente in acties in de dorpen en kernen?
‘De uitwerking van Elke regio telt! blijft tot dusverre bij de overheden hangen. Het rapport heeft het over de hele regio die aan de slag gaat. De regio wordt nu nog steeds vertaald vanuit het rijk of vanuit een serie gemeenten. Dat is niet wat de regio is. Als je het probleem aanvliegt met veel onderling overleg, zet daar op zijn minst dan ook maatschappelijke partijen in. Het rijk staat het verst van de regio’s af, gemeenten kennen de praktische betekenis beter. Vraag ik aan mijn achterban echter wat de meest problematische overheid is, dan gaat het ook over gemeenten. Daar hebben zij het meest mee te maken, daar lopen actieve inwoners met maatschappelijke initiatieven tegen regelgeving aan. Ga er als gemeente niet automatisch vanuit dat je goed weet wat er onder de inwoners leeft. Het is essentieel om ze te betrekken, anders heeft een plan geen draagvlak en herkennen veel mensen zich er niet in. De overheid loopt daarbij ook de kans initiatieven vanuit de samenleving te missen die al bestaan. Geef actieve inwoners een plek aan tafel.’
Geef actieve inwoners een plek aan tafel
Er zijn per regio andere acties nodig?
‘Het wringt overal anders. Dat hangt samen met het regionale of lokale beleid. In het noorden bijvoorbeeld wordt meer beleid gevoerd ten behoeve van sociale plattelandsontwikkeling. Dorpen zijn daar van oorsprong sterker georganiseerd dan in het zuiden en hebben ook een grotere plek aan tafel. In het zuiden zijn het bedrijfsleven en de overheid zelf meer aan zet. De verschillen tussen de regio’s zitten soms in de politieke cultuur, soms in de economische situatie. Als je kijkt naar het rijksbeleid, dan hebben de regio’s aan de randen van het land te maken met dezelfde problematiek. Dan gaat het om onderinvestering en generiek beleid dat probeert iets op te lossen waarbij de impact lokaal verkeerd uitpakt.’
Hoe komt dat?
‘De stem vanuit de plattelandsgebieden is heel lang niet goed gehoord. De laatste jaren gaat het iets beter. Wij onderzoeken de mogelijkheid van een plattelandstoetsing. De P10 is daar ook mee bezig. Die toets onderzoekt wat een maatregel, vaak met de beste intenties ingevoerd door rijk, provincie en gemeente, doet met de ontwikkeling van het platteland. De bewustzijnsvraag hoort daarbij een rol te spelen. Het is een politieke keuze om in de kernen niet meer buiten de bebouwde kom bij te bouwen. Het helpt daarbij dan wel om te weten wat de effecten daarvan zijn. Hoe houd je dan de bevolking op peil? Den Haag heeft zich zowel ambtelijk als politiek lang op het stedelijk gebied gericht. Die vragen zijn onvoldoende gesteld en onbewust ondervonden met name de gemeenten, en daarbinnen de dorpen aan de randen van het land, daar nadeel van. Dat verklaart ook deels de verschillen tussen de regio’s. Hoe zorgen we er nu voor dat die vraag eerder wordt gesteld?’
Een dorpshuis kan niet zonder actieve dorpsbewoners, andersom ook niet
Wat is er belangrijk voor de kwaliteit van de leefomgeving?
‘Ontwikkelperspectief is belangrijk voor een regio. In de meeste dorpen is een tekort aan woningen voor jonge mensen. Bijbouwen lukt niet, dat is het probleem. Dat maakt het onmogelijk voor jonge mensen om in de buurt te blijven wonen. Het is niet zo dat inwoners uit noodzaak massaal vertrekken vanwege werk. De vraag is ook of er in elke regio economisch gezien groeiperspectief moet zijn. Sommige regio’s hebben misschien qua leefbaarheid baat bij iets anders. Die plekken vragen bijvoorbeeld om investeringen in gezondheid van de bewoners of sterkere natuurgebieden. Het is belangrijk dat een regio zich op allerlei manieren ontwikkelt waarbij sociaal en ruimtelijk beleid elkaar ondersteunen. Een dorpshuis kan niet zonder actieve dorpsbewoners, andersom ook niet. Het gaat om de benodigde sociale samenhang die maakt dat zo’n ontmoetingsplek fungeert. Zonder fysieke ontmoetingsplek ontwikkelen sociale initiatieven zich ook moeilijker.’
Brede welvaart wordt gemeengoed. Hoe krijgt dat lokaal handen en voeten?
‘Ik zie dat nog niet gebeuren. Onze provinciale verenigingen van kleine kernen maken veel dorpsvisies en ontwikkelplannen. De inwoners zijn daarbij zelf aan zet om na te denken over de belangrijke thema’s. Denk aan vergrijzing, woningbouw of verkeersveiligheid en groen. In dat soort visies gaat het weinig over brede welvaart. Er zal in ieder geval een vertaalslag gemaakt moeten worden naar de inwoners. Die zijn zelf bezig met zaken die raken aan die brede welvaart, maar gebruiken daar andere begrippen voor. Om een brug te slaan tussen de systeemwereld en leefwereld is het belangrijk de taal van de inwoners te spreken. De aanpassing moet komen vanuit de systeemwereld.
‘Er wordt nu ingezet op langetermijnplannen voor de regio’s om echt samen ergens naartoe te gaan. Dat biedt een mooie kans om met alle betrokken partijen samen de specifieke vraagstukken per regio te adresseren. Dat levert alleen succes op wanneer inwoners een actieve rol krijgen. Gebeurt dat niet, dan lopen we opnieuw het risico dat er iets wordt bedacht dat geen recht doet aan de samenhang binnen een regio naar de toekomst toe. De Sociale Agenda Drenthe is een mooi voorbeeld van overheden, kennisinstellingen en bewoners die goed samenwerken.’
Weerbaarheid wordt ook gestut door enige sociale samenhang
Het is prima als er in het ene dorp minder voorzieningen zijn als die er in het volgende dorp maar wel zijn, wordt dan gezegd. Hoe ziet u dat?
‘Niet iedereen is in staat om in dat volgende dorp te komen. De kracht van sterke voorzieningen zit in de bereikbaarheid daarvan voor een grote groep inwoners. Het is belangrijk dat iedere kern een dorpshuis heeft om ontmoeting te stimuleren. Op het moment dat mensen daarvoor naar een kern verderop moeten, zal een deel niet meer gaan. Dat zien we ook bij kerken die gesloten zijn. Veel dorpshuizen hebben een inloopuurtje voor ouderen. Moeten die dan met Wmo-vervoer naar het volgende dorp? Dan ben je als gemeente even duur uit en had je beter dat dorpshuis open kunnen houden. Die ontmoetingsplekken zijn in ieder dorp nodig wil je niet enorm op de leefbaarheid inleveren. Dat hoeft niet altijd een dorpshuis te zijn, denk bijvoorbeeld aan de combinatie met een sportkantine. Dat zijn de maatschappelijke of multifunctionele accommodaties.
‘Daarnaast is het ook nog eens zo dat we in deze tijd plekken moeten hebben waar inwoners in een crisissituatie samenkomen of onderdak vinden. We leven momenteel in een geheel andere wereld. Mensen moeten met elkaar kunnen stilstaan bij wat er in de wereld gebeurt. Weerbaarheid wordt ook gestut door enige sociale samenhang. Veel plannen voor een zorg- of energiecoöperatie ontstaan ook in de dorpshuizen. Valt zo’n plek weg dan zullen dat soort ideeën er ook minder zijn. Dan moet de overheid het zelf betalen. Dan is ze duurder uit.’