De Zorg- en Veiligheidshuizen bestrijden, onder eenduidige regie, ernstige overlast en criminaliteit. Dat doen ze door samen te werken met tal van partijen in de regio, denk aan: politie, Openbaar Ministerie, GGZ instellingen en Veilig Thuis. Veilig Thuis is het wettelijke advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Het organiseert voor gezinnen (van 0 tot 100 jaar) deskundige hulp en advies.

foto van beide geïnterviewden

In deze interviewreeks verkennen we hoe de Zorg- en Veiligheidshuizen en de Veilig Thuis-organisaties elkaar (nog) meer kunnen versterken. We spraken deze keer met Wianne Brandt (rechts op de foto), directeur van Veilig Thuis Kennemerland (regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer) en Ilse Hofland, werkzaam als adviseur bij Veilig Thuis Kennemerland en projectleider van Veilig Thuis op de ZSM Noord Holland. Beiden hebben eerder gewerkt voor Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond.  

Landelijk meer eenduidigheid en aandacht voor lokale verschillen

Wianne Brandt: “De afgelopen jaren hebben we landelijk nieuwe diensten ontwikkeld. Daarbij is gekeken naar hoe we het werkproces binnen Veilig Thuis inrichten, vanaf melding totdat Veilig Thuis met haar opdracht klaar is. Het biedt een handvat voor te zetten stappen, die afhankelijk van het incident en het gezin waar het om gaat, tot een andere aanpak kan leiden. Met andere woorden; doen wat nodig is, passend bij de situatie. In een wereld waar protocollen toch als leidend worden ervaren en waar accreditatie en persoonlijk ter verantwoording kunnen worden geroepen (tuchtraad) soms de boventoon voeren, is het een taaie veranderopgave om te onderkennen dat er niet één manier is om een traject aan te vliegen en daar ook naar te handelen. We maken de slag van ‘productie’ om getalsmatig op orde te zijn naar ‘van betekenis zijn, waarbij gezinnen tijdig worden geholpen’. Dat is een grote slag, maar wel een verandering die we stapsgewijs maken.”

Ilse Hofland: “Dit nieuwe handelingsprotocol is vervolgens vertaald naar onze eigen interne werkprocessen binnen Veilig Thuis Kennemerland.  Het afgelopen jaar lag onze focus op het investeren in samenwerking met partners, want het is de bedoeling dat Veilig Thuis kijkt naar wie het beste het gezin kan helpen een stap te zetten naar veiligheid. Dan is het wel van belang te weten wie je partners zijn en daar afspraken mee te maken, verwachtingen naar elkaar uit te spreken en ook verschillen te benoemen.”

In de toekomst meer eigenaarschap bij betrokkenen beleggen

Wianne Brandt: “Ik doe veel mensen tekort als ik zeg dat ik soms het gevoel heb gehad dat we de afgelopen jaren in een productiebedrijf zaten. We krijgen veel meldingen, die we dan door een veiligheidstaxtatie instrument halen, daar komt een getal uit en dat getal bepaalt wat we gaan doen. Ik heb daar veel moeite mee. Het getal zegt iets over de betrokkenen bij de melding, maar het getal dat eruit komt geeft een indicatie en geen garantie voor wat daar achter de voordeur gaat helpen. In het proces wordt een nummer aangemaakt, voor je het weet ben je met nummers bezig en niet meer met ingewikkelde situaties waarin mensen elke dag leven. Dat moet echt anders. Professionals hebben kennis en kunde van gezinnen in stresssituaties, van patronen in interactie, in de cirkel van geweld et cetera. Die professionele expertise benutten we te weinig, en professionele ruimte is nodig om breed te kijken in wat gaat helpen in het echt doorbreken van geweldspatronen.”

Ilse Hofland: “Ik hoop dat we in de toekomst gerichter kunnen kijken wat er in een gezin aan de hand is en wat hen helpt in plaats van dat wij als professionals een oordeel hebben over wat een ander moet veranderen. Een beweging naar verandering gebeurt niet als je een ander vertelt wat ze moeten doen. Als iemand bij mij binnenkomt en vertelt wat ik moet doen, dan wil ik graag dat iemand eerst vertelt waarom dit beter is dan wat ik nu doe. De ongewenste situatie vanuit expertise zo neerzetten op een wijze dat mensen zelf eigenaarschap tonen voor wat er anders kan in hun huis om het daar weer veilig te krijgen is de grootste verandering die we hopen te realiseren.”

Ook durven kijken naar de strafkant

Wianne Brandt: “Het afgelopen jaar hebben we ook nadrukkelijk gekeken naar de strafkant. Veilig Thuis wordt geassocieerd met zorg, maar – vooral als je mensen zoveel mogelijk zelf eigenaarschap laat nemen – je moet de grenzen van onveiligheid niet overschrijden. Daarbij kan straf helpend zijn. Om die reden zijn we sinds 1 januari 2020 aangesloten bij ZSM en hebben we veel nauwere contacten met de politie en het Openbaar Ministerie.”

Ilse Hofland: “ZSM is in onze regio georganiseerd op het niveau van de politieregio Noord Holland, terwijl we drie Veilig Thuis organisaties hebben. Dat was even puzzelen, maar we zien veel potentie in het samenbrengen van straf en zorg. We zien ook vanuit sommige partijen dat het beeld er is dat Veilig Thuis alleen maar naar het slachtoffer kijkt. Terwijl ik, als ik kijk naar al die partijen, denk dat Veilig Thuis het meest de logische wettelijke taak heeft om naar het gezinssysteem te kijken. Slachtofferhulp Nederland focust zich op het slachtoffer en het OM, politie en reclassering richten zich op wat er nodig is aan de strafkant. Ik denk juist dat Veilig Thuis een hele mooie positie daartussenin heeft, omdat het gaat over de veiligheid achter de voordeur. Wat overigens niet wil zeggen dat niet ook de andere partijen op de ZSM bezig zijn om alle aspecten van een gezin of een huishouden mee te nemen in de eigen taak die ze hebben. Maar het is niet de primaire focus van die organisaties. Erkennen dat de beeldvorming niet klopt leidt ertoe dat er ruimte ontstaat om te kijken hoe we elkaar juist kunnen versterken. En dat zie je nu gebeuren op de ZSM.”

Veilig Thuis als spin in het web

Ilse Hofland: “Veilig Thuis heeft een radarfunctie. Die radarfunctie is bedacht in het land omdat bekend is dat de aanpak van huiselijk geweld soms jaren kan duren en geweldspatronen moeilijk te doorbreken zijn. Het is dan voor de aanpak van huiselijk geweld soms jaren kan duren en geweldspatronen moeilijk te doorbreken zijn. Het is dan voor een professional helpend te weten welke informatie nog meer bekend is om vervolgens met elkaar te bekijken welke partij het beste met die melding en informatie aan de slag kan. Het is daarom van belang dat ernstige signalen en vermoedens van ernstig huiselijk geweld en kindermishandeling altijd worden gemeld, zodat ze 'op de radar komen' bij Veilig Thuis.”

Wianne Brandt: “Ik denk en ik hoop dat we dit jaar een steeds fundamenteler gesprek hebben met partners over wie waarvoor aan de lat staat en hoe we elkaar goed weten te vinden, over domeinen, organisaties en protocollen heen. Samenwerken met elkaar vanuit toegevoegde waarde op elkaar, omdat deze bundeling een gezin helpt. Om dat te kunnen moeten organisaties zich ook ‘begrenzen’ en is focus belangrijk. Zodat er niet te veel overlap in zit. Idealiter doen we dat met steeds dezelfde centrale vraag in gedachten: Wat helpt een gezin nu eigenlijk? We zien dat we nu als organisaties steeds meer kijken hoe we zorg en ondersteuning het beste organiseren, gegeven ieders kracht.”

Gemeenten nodig die durven sturen op ketensamenwerking

Wianne Brandt: “Dit vraagt ook van gemeenten om breed te kijken naar hoe organisaties met elkaar zo effectief en efficiënt mogelijk samenwerken en met passende ondersteuning komen voor het gezinssysteem. Dat betekent niet langer te sturen op de effectiviteit en efficiëntie van individuele organisaties. Als je continu gaat drukken op een organisatie en zegt ‘je moet het sneller en beter doen’, wat gaat die organisatie dan doen? ‘Oké’, antwoordt die organisatie dan: ‘ik ga kijken hoe ik het sneller het kan doen’. Wat gaat die organisatie niet doen? Tijd investeren in samenwerking, want dat kost veel meer tijd, is minder efficiënt en levert dus aan de voorkant niet direct iets op. De makkelijkste weg voor zo’n organisatie is zeggen ‘prima, ik ga wel focussen op m’n eigen interne efficiëntie’, terwijl de kwaliteit en effectiviteit naar het gezin toe leidend moet blijven. Wanneer we het hebben over ontwikkelingen, hoop ik dat niet alleen maar de uitvoeringsorganisaties zelf, maar juist ook de gemeenten de slag maken en erkennen dat ze moeten uitvinden hoe te sturen op ketensamenwerking.”

Ilse Hofland: “Het is een open deur, maar zo waar: sturen vanuit wantrouwen kost veel meer tijd en energie dan sturen vanuit vertrouwen. En dat is best moeilijk als je er ook voor verantwoordelijk bent (als gemeente). Ik zie dat een aantal gemeenten hier, ook in de regio, nu de stap zetten om te verkennen en de vraag stellen: ‘hoe dan wel’? Ik denk vooral als je het hebt over het ambtelijk apparaat dat die best wel een rol kunnen hebben richting bestuurders om minder te sturen op korte termijn resultaten en meer op succesvolle samenwerking.”

De getallen die we opleveren, zeggen niets over veiligheid van gezinnen

Wianne Brandt: “Als ik alleen naar Veilig Thuis kijk dan zeggen de getallen die we opleveren niks over de gerealiseerde veiligheid van de gezinnen. We willen geen wachtlijsten, want als we te laat binnenkomen staat het gezin niet meer open voor analyse en hulp. Maar als we onze meldingen goed screenen en prioriteren, en bij een aantal gezinnen verschil maken, vind ik een wachtlijst nog steeds onwenselijk, maar ook vanuit bewust inzetten van capaciteit ‘verdedigbaar’. Ik zou heel graag willen dat gemeenten naast kwantitatieve getallen, ook een ander gesprek met mij aangaan, namelijk: wat is nou jullie toegevoegde waarde? Wat heb je nodig om van een grotere toegevoegde waarde te zijn in de gezinnen waar jullie aan de slag zijn? En wat hoeft dan ook even niet meer? Als wij met z’n allen de drie meest ingewikkelde gezinnen een stap verder hebben geholpen in een week en dat heeft als resultaat dat de lijst in de triage, waar geen crisis- of spoedgevallen op staan, langer wordt, dan vind ik dat het overwegen waard. Alleen nu word ik ‘afgerekend’ op het getal van de hoeveelheid afgeronde triages binnen vijf dagen. Dat gesprek moeten we met elkaar durven te voeren.”

Ilse Hofland: “Ik heb zelf lange tijd voor beleid en directeuren aan de gemeentekant gewerkt en sinds ik zelf in de uitvoeringsorganisatie ben gaan meewerken zie ik hoe die dag eruit ziet, en dan denk je echt: oh jee, zit je hier 8 uur lang ellende van gezinnen te lezen en dan ga je even brainstormen over een creatieve oplossing voor het organiseren van een crisis. Dat werkt niet. Terwijl beleidsafdelingen daar soms een hele dag met tien medewerkers aan kunnen besteden. Met andere woorden: de uitvoeringspraktijk past niet zomaar op de beleidsuitgangspunten. En willen we daar verandering in krijgen, dan moeten we dat doen vanuit de logica en werkdag van de uitvoering, niet van beleid.”

Regie beleggen, juist bij complexe zaken

Wianne Brandt: “Wij hebben hier ook nog het MDCK in Hoofddorp, het multidisciplinair centrum kindermishandeling, in Hoofddorp. Het MDCK is ook – net als het veiligheidshuis - geen organisatie, maar een samenwerkingsverband. Een partner kan daar bijvoorbeeld een casus inbrengen, maar daarmee wordt de casus niet ‘van het MDCK’ en hetzelfde geldt voor het Zorg- en Veiligheidshuis. Het MDCK en het Zorg- en Veiligheidshuis zijn wat ons betreft echt de plek om doorbraken te realiseren waarvoor meerdere partners nodig zijn.”

Ilse Hofland: “Een voorbeeld: een moeder heeft elf kinderen en is zwanger van het twaalfde kind. Dan kan je wel als Veilig Thuis onderzoeken of het veilig wordt in dat huis, je kan CJG coaches inzetten, of andere hulverlening, maar ze is weer zwanger van dezelfde gewelddadige man van wie ze drie maanden eerder had gezegd dat ze echt bij hem weg zou gaan. Er waren een aantal kinderen uit huis geplaatst, de Raad voor de Kinderbescherming was erbij betrokken en dan moet je – vind ik - fundamenteler kijken naar wat drijft zo’n moeder nou tot de vierde man die gewelddadig is. Dat past dan weer niet in de protocollen waar je maar zoveel tijd per gezin hebt, en je binnen zoveel regels dan informatie kan uitwisselen, dus dan moet je echt met elkaar en misschien zelfs met zo’n moeder om tafel, en deze vraag stellen. Daar heb je misschien wel 10 of 20 gesprekken nodig. Dat is natuurlijk hartstikke dure tijd, maar als je er dan achter bent en ze krijgt geen volgend kind, dan heb je wel winst geboekt.”

Wianne Brandt: “Juist in dit soort complexe zaken is het cruciaal om met elkaar te kijken wie langdurig de regie kan en wil voeren.”