VNG Magazine nummer 12, 27 augustus 2021

Tekst: Pieter van den Brand | Beeld: Marleen Stoker

De tal van ruimteclaims nopen gemeenten hun ambities voor de energietransitie een juridische status te geven. Zoeterwoude gaf de regionale energiestrategie een plek in een voorlopig omgevingsplan. Den Haag deed hetzelfde voor de duurzame warmtevoorziening in de Binckhorst. Vooral flexibiliteit telt.
 

Petros Ceelen en Yorick Rens

De dertig energieregio’s presenteerden onlangs de 1.0-versies van hun Regionale Energiestrategie (RES). In totaal staat nu voor 2030 zo’n 55 terawattuur aan duurzame energie op papier, veel meer dan de in het Klimaatakkoord geëiste 35 terawattuur. In de RES staan de zoekgebieden genoemd. De komende jaren moeten de locaties in samenspraak met de omgeving worden uitgewerkt.

Daarnaast zijn de gemeenten druk met hun Transitievisie Warmte. Wijk voor wijk pellen ze af hoe ze huizen en gebouwen aardgasvrij gaan verwarmen. Het is cruciaal om in al deze plannen het juridisch instrumentarium vast te leggen. Zonnevelden en windturbines moeten hun plek krijgen in de drukbevochten ruimte, waar ze wedijveren met akkers, veestallen, woningbouw en bedrijvigheid. Daarnaast moeten gemeenten de extra verdeelstations inpassen, die de omslag naar elektriciteit uit zon en wind mogelijk moeten maken. In de eveneens drukke ondergrond geldt voor warmtenetten en bodemenergie een vergelijkbare ruimtelijke puzzel.

Spanningsveld

Het omgevingsplan is het juridisch bindende instrument om de ruimtelijke initiatieven vanuit de energietransitie te regelen en maakt helder of de doelen ook fysiek haalbaar zijn. Zoeterwoude deed in een landelijk proefproject de afgelopen twee jaar ervaring op met het verwerken van de vorig jaar verschenen concept-RES van Holland Rijnland in een omgevingsplan voor het landelijk gebied. De agrarische gemeente wil een omgevingsplan hebben ingevoerd zodra de Omgevingswet in werking is, in principe volgend jaar juli. ‘Het is belangrijk de transities naar een duurzame energievoorziening en de Omgevingswet parallel op te pakken’, vertelt projectleider Implementatie Omgevingswet en projectleider Grootschalige Opwek Petros Ceelen. ‘In de pilot wilden we concreet onderzoeken hoe je de doelen uit de RES een plek in het omgevingsplan kunt geven.’

De exercitie gaf meteen een spanningsveld, maakt Ceelens collega Yorick Rens, adviseur Warmtetransitie, duidelijk. ‘De milieuafdeling is erop gebrand de energieopgave met regels zo snel mogelijk te verwezenlijken, terwijl ruimtelijk ordenaars gewend zijn toelatingsplanologie te hanteren, dus de ruimte in regels te benutten en zaken juist niet dwingend voor te stellen. Om dat dilemma weg te nemen, was het nodig elkaars instrumenten en doelen te leren kennen en elkaar goed te begrijpen. Die omschakeling heeft bij ons prima uitgepakt. We hebben samen de sier van het omgevingsplan ontdekt.’

In het buitengebied zijn collectieve oplossingen niet erg kansrijk

Flexibiliteit

De valkuil, zegt Ceelen, is dat je de energietransitie meteen helemaal dichtregelt. ‘In de RES zijn zoekgebieden aangewezen. Je kunt er dan voor kiezen actief te onderzoeken op welke manier windturbines mogelijk zijn, om die vervolgens bij recht mogelijk te maken. Ons uitgangspunt is juist om zo veel mogelijk flexibiliteit op te nemen in de regelgeving. Het omgevingsplan biedt een schaal aan opties. Bij het maken ervan hebben we gekeken naar het trechteren van de mogelijke energiemaatregelen en ruimere regels te maken om straks voortvarender de eerste stappen te zetten. Zon-op-dak is vaak al vergunningsvrij maar niet altijd, dus je kunt in het omgevingsplan de voorwaarden verruimen en ook mogelijkheden bieden voor monumentale daken. Ook kleinere windturbines kun je als optie meenemen, om niet meteen naar turbines hoger dan honderd meter te hoeven gaan. Mogelijke technieken waarvan veel nog niet duidelijk is, zoals geothermie, kun je in het omgevingsplan ook alvast benoemen. Van belang is te leren kennen wat het beste bij jouw gemeente past.’

Rens vult aan: ‘Er zijn duidelijke verschillen tussen wat er in het landelijk gebied en wat er in de dorpskernen kan. In het buitengebied zijn collectieve oplossingen, zoals een warmtenet, niet erg kansrijk. Woningen zijn er heel verschillend, dus de energielabels lopen ver uiteen. Dat onderscheid hebben we goed in de voorbereiding van het omgevingsplan mee kunnen nemen. Voor de stedelijke kernen maken we straks een andere visie.’

Energiedoelen

Opvallend in het concept-omgevingsplan is de focus van Zoeterwoude op energiebesparing in woningen. ‘We zien dat deze stap vaak wordt overgeslagen’, zegt Ceelen. ‘De regio’s beginnen met zo veel mogelijk opwekken, terwijl je met regelgeving juist energiebesparing heel goed kunt stimuleren.’

Het proefproject ging overigens over alle nieuwe instrumenten in de Omgevingswet. Ceelen ziet ook de nuttige rol die het omgevingsprogramma kan vervullen. ‘Als je je energiedoelen niet kunt regelen in het omgevingsplan, kun je daarin wel omgevingswaarden benoemen, bijvoorbeeld dat er zoveel megawatt aan duurzame energie jaarlijks opgewekt wordt. Door deze omgevingswaarden in het omgevingsplan vast te stellen, geeft de raad het college de opdracht hiermee aan de slag te gaan en de omgevingswaarden te vertalen in een omgevingsprogramma om dat doel te bereiken. Zo kun je ook in dat instrument een heel palet samenstellen om als gemeente je energiedoelen te realiseren.’

Binckhorst

In de Binckhorst beproefde ook Den Haag de mogelijkheden van het juridisch instrumentarium. De transformatie van een traditioneel bedrijventerrein naar een woon- en werkgebied met zo’n vijfduizend woningen is een testcase voor het aanjagen van de energietransitie. Om de wijk aardgasvrij te verwarmen, is voldoende potentie aan lokale warmtebronnen in de ondergrond aanwezig, wees extern onderzoek uit: van bodemenergie en energie uit drinkwater en oppervlaktewater tot geothermie. Wel bleek dat de voorraad energie in de bodem te beperkt is, om bij elke individuele ontwikkeling een warmtekoude­opslagsysteem (WKO) te realiseren.

Voor het deel van de Binckhorst met de meeste woningbouw is een warmteplan opgesteld

Voor de Binckhorst is eind 2018 een bestemmingsplan onder de Crisis- en herstelwet vastgesteld. De gemeente wilde in de pilot nagaan wat er van de duurzame warmteambities in dit plan was te regelen, om zo te borgen dat projectontwikkelaars meegaan in het realiseren van aardgasloze nieuwbouw en er geen ongewenste situaties ontstaan. De mogelijkheden daartoe bleken zeer beperkt. ‘Om de schaarse energie in de bodem zo veel mogelijk te benutten, is een collectief systeem de gewenste oplossing. In dat geval is een aansluitplicht nodig’, zegt omgevingsjurist Maayke Houtman van de Haagse Dienst Stedelijke Ontwikkeling. ‘We ontdekten dat zoiets onder de huidige wetgeving niet haalbaar is. Bovendien willen we een dergelijke verplichting niet opleggen. Voor de eerste tranche van de ontwikkeling van de Binckhorst konden we in het omgevingsplan dus weinig vastleggen om direct op een duurzame collectieve warmtevoorziening te kunnen sturen.’

Warmtenet

Om een duurzame warmtevoorziening te borgen, komt echter nog een toetsingskader beschikbaar: de nieuwe Warmtewet. Den Haag loopt landelijk voorop in het aanwijzen van warmtekavels en verplicht concessiehouders duurzame oplossingen te creëren. Voor het deel van de Binckhorst met de meeste woningbouw is een warmteplan opgesteld. De duurzame energievoorziening is daarin vastgelegd. ‘Zo kunnen we de beschikbare warmtebronnen in het gebied optimaal benutten’, zegt projectmanager Energietransitie Daan van Krevel. ‘Het moet immers niet zo zijn dat we straks bij de verdere gebiedsontwikkeling opeens ontdekken dat er geen energie­aanbod meer beschikbaar is.’

In het warmteplan is sprake van een aansluitplicht onder voorwaarden. Dat houdt in dat initiatiefnemers hiervan mogen afwijken als zij zelf duurzamere voorzieningen creëren dan de concessiehouder. Houtman: ‘In het omgevingsplan dat we op termijn voor de verdere ontwikkeling van de Binckhorst gaan maken, voorzien we dat we de duurzame warmtevoorziening wél voldoende kunnen garanderen. We kunnen dan in de planregels naar het warmteplan verwijzen. Er zijn dan in elk geval veel meer mogelijkheden dan er nu zijn. Wat dan ook geldt voor de rest van de stad.’