Wat is de impact van de voorgestelde voorzorgsmaatregelen rondom de Wkb voor gemeenten? In deze netwerkbijeenkomst gaan Wico Ankersmit, Cobie Gardien, Mieke ten Bosch en Esther van Kooten Niekerk hierover in gesprek. In het tweede deel van de bijeenkomst (v.a. 42 min.) worden vragen van deelnemers beantwoord.
Q: Betekent de motie met oproep tot inwerkingtreding per 1 januari 2024 ook, dat de 'nieuwe' uitsplitsing tussen nieuwbouw en verbouw voor 6 maanden weer verdwijnt?
Dus per 1-1-2024 treedt heel Gevolgklasse 1 zonder uitsplitsing in werking?
A: De geschiedenis heeft inmiddels wel uitgewezen dat het verstandig is om met beide scenario’s rekening te houden om comfortabel te blijven werken aan de inwerkingtreding. Het is voor gemeenten zeer relevant om in de transitiefase naar het jaar 2030, waarin alles ‘gereed’ dient te zijn voor zowel de Omgevingswet als de Wkb, dat men goed gaat nadenken over monitoring. Monitoring is cruciaal om gemaakte (beleids)keuzes te volgen en waar noodzakelijk of wenselijk bij te sturen. Een nieuw stelsel kent nieuwe situaties, ervaringen en jurisprudentie, waar gemeenten ‘oog’ voor moeten houden om het leveren van diensten en producten continu te kunnen blijven garanderen.
Q: Wat is de reden dat men mogelijk kiest om verbouw later in te voeren in plaats van daarmee te starten? Als verbouw wegvalt, dan valt bijna alles weg en heeft het dan nog wel zin?
A: Er moeten de komende jaren 900.000 woningen worden gebouwd in Nederland waarvan een groot deel ook Gevolgklasse 1 zal zijn. Met de Wkb kan dat proces mogelijk worden versneld.
Q: Inhakend op de vorige vraag: Zonder verdere duidelijkheid over de gefaseerde oplevering kiest de VNG uit voorzorg voor de strengste variant.
A: Uitgangspunt is dat een gefaseerde oplevering een beleidskeuze is. Zie factsheet op IBK website
Q: Ik maak me met betrekking tot de kosten vooral zorgen om het naleefgedrag bij verbouwingen. Zonder goed toezicht wordt het wel erg aantrekkelijk om net de doen of je niet weet dat de Wkb bestaat bij kleine meldingsplichtige verbouwingen.
A: Dat is inderdaad mogelijk. Eerst nog geen hoofdstuk 5 onder Gevolgsklasse 1. Dit is een punt voor een half jaar later. Ook hier zal als dit type bouwwerken onder het stelsel komen te vallen, de gemeente scherp moeten kijken naar het handhavingsbeleid/ weigeringsgronden voor een technische vergunning voor de bouwactiviteit etc.
Q: Waar kunnen onze evaluatie-uitkomsten van de proefprojecten gemeld worden zodat deze ook landelijk als resultaten meegenomen worden?
A: In het plan van aanpak ‘Intensivering Proefprojecten’ zal hier aandacht voor zijn.
Q: Kan deze subsidie ook gebruikt worden voor Gevolgklasse 2 of 3 projecten? Met name omdat je ook met deze projecten ook veel ervaring kunt opdoen op andere onderdelen, aansluiten op de keten of onderdelen die nog ontwikkeld moeten worden. Ter verbetering van de dienstverlening.
A: Een dergelijk project zal op individuele basis moeten worden bekeken of het inderdaad een meerwaarde kent voor een bredere groep. Of de tegemoetkoming dan vanuit de STIPP zal plaatsvinden of dat er een andere financiering kan zijn, is dan vraag 2.
Q: Ik maak me ernstig zorgen over de gevolgen voor de gemiddelde burger ten aanzien van aanvragen van omgevingsvergunning. De gemiddelde burger vindt dat in de huidige situatie al ingewikkeld.
A: In het kader van inrichten Serviceketen (landelijk en lokaal) wordt hier aandacht aan besteed. Zo worden er kennissessies georganiseerd voor frontoffice-medewerkers. Op de website van de VNG wordt hier tijdig informatie over verstrekt.
Q: 850 proefprojecten Gevolgklasse 1? En van kop tot staart integraal zoals Mieke van Gemeente Zaanstad al aangaf? Gevolgklasse 2 en 3 zijn lastig, zonder goede spelregels, ze zijn toch van een andere orde. Dit leidt tot een duaal stelsel in de komende 5 jaar? Lage betrokkenheid tot dusver laat nog geen goede kwaliteit zien. Niet alleen het aantal kwaliteitsborgers maar ook de kwaliteit daarvan is bepalend.
A: Dit punt heeft doorlopend de aandacht ook in zaken als de monitoring op de werking van het stelsel (na inwerkingtreding en tot die tijd van het aanjaagteam proefprojecten).
Q: Wat als het project zowel bestaat uit een combinatie van Gevolgklasse 1 en 2.
A: Daar zijn vooraf afspraken over te maken, met ondersteuning vanuit beleidskeuzes, met de initiatiefnemer evenals het project gefaseerd opleveren.
Q: Gelijkwaardige oplossingen zie je ook niet altijd bij de ruimtelijke omgevingsplanactiviteit. Hoe kunnen we dat vooraf überhaupt beoordelen?
A: Vooraf is niet mogelijk maar wel als iemand oneigenlijk een gelijkwaardigheid introduceert om geen bouwmelding te hoeven doen maar een technische vergunning aanvraagt. Gemeenten zullen hier beleid op moeten maken en jurisprudentie moet uitwijzen wanneer men een gelijkwaardigheid ook echt als gelijkwaardigheid moet zien (niet zoals nu vaak het geval is, dat reeds geteste en geaccepteerde oplossingen soms zelfs al in registers zijn opgenomen.)
Q: Ook bij de Wkb-melding is de toe te passen gelijkwaardigheid wellicht niet duidelijk. Hoe hiermee om te gaan?
A: In dat geval zal als hier niet aan kan worden voldaan, een informatieplicht Strijdigheid moeten worden ingevuld voor de KB in het DSO.
Q: Wat als het project (in voorbereiding en vergunningsaanvraag) uit de combinatie uit gevolgklasse 1 (EGW) en gevolgsklasse 2 (MGW) bestaat. Dan 2 vergunningen of het project geheel als basis van gevolgklasse 2? Dit maakt het voor de ontwikkelaar nu onduidelijk hoe hiermee om te gaan.
A: Voor de Omgevingsplanactiviteit kan het 1 vergunning zijn met voor de Bouwactiviteit een technische vergunning voor de GK2 of 3 bouwwerken en voor de GK1 een Bouwmelding. Wordt er geen keuze besproken/gemaakt dan zal de wijze van aanvragen leidend zijn. Dus dan alles GK2 of in het voortraject net als over gefaseerd opleveren, hierover afspraken maken.
Q: Algemene technische vraag vanuit de organisatie. Blijft de toetsing en het toezicht op ruimtelijke bouwregels (uit de bruidsschat) als taak bij de gemeente? Of is het afhankelijk van de bouw onder een bepaalde gevolgklasse of de kwaliteitsborger doet dit?
A: Dat blijft een taak voor het BG.
Verzoek: Graag delen van het lijstje met gelijkwaardige oplossingen.
A: Dit is een actie waar Wico Ankersmidt mee bezig is en ongetwijfeld hierover zal berichten als er nieuws is.
Voor het bouwen van deze gebouwen wordt volstaan met een melding. Start bouw en de kwaliteitsborger moet beoordelen of het plan in overeenstemming wordt ontworpen volgens het BBL. In onze bestemmingsplannen is niet voor elke locatie vastgesteld wat de (daadwerkelijke) gevelbelasting met geluid door verkeer, spoorverkeer en industrie bedraagt. De architect en/of kwaliteitsborger raadplegen daarvoor het omgevingsplan. Zoals gezegd zijn de geluidsbelastingen niet voor elke locatie vastgelegd in onze bestemmingsplannen maar een hogere geluidsbelasting vindt al snel plaats bij wegen waar harder dan 30 km/uur mag worden gereden en/of op klinkerbestrating. De kwaliteitsborger zal vanuit zijn professie niet steeds vragen om een akoestische rapportage bij bijv. de bouw voor een woning en zal in elk ontwerp worden uitgegaan van een karakteristieke geluidwering van de gevel van 20 dB. Na oplevering stelt de gemeente op grond van het dossier bevoegd gezag vast dat, bij een hogere geluidbelasting van de gevel, het geluidniveau in de woning te hoog is en dat de woning in strijd is met afdeling 3.1 van het Bouwbesluit ( Afdeling 4.3 Bbl). We hebben (ook) geen paraplubestemmingsplan waarin voor elke locatie de geluidsbelasting kenbaar wordt gemaakt.
Q: Op welke manier zorgen gemeenten ervoor dat er bij het uitwerken van bouwplannen rekening wordt gehouden met de geluidsisolatie van gevels, indien dit in het Omgevingsplan niet wordt geïnitieerd?
A: Gemeenten kunnen met het kenbaar maken van de Geluidsgegevens als zijnde Bijzondere lokale omstandigheden ervoor zorgen dat in de risicobeoordeling en daarmee in het borgingsplan van de Kwaliteitsborger rekening wordt gehouden met ‘Geluid’. Zie overigens ook terug de VTH netwerksessie over omgevingsplan en geluid.
Q: Hoe wordt het stikstofbeleid in de OPA straks opgenomen?
A: Dit punt is onlangs toegevoegd aan de Bouwmelding als indieningsvereiste evenals de risico-matrix voor Bouw- en Sloopveiligheid.
Q: Dit geldt dan ook voor bouwwerken binnen het werkingsgebied externe veiligheid (woningen langs spoorlijn), hetgeen nu via Veiligheidsregio wordt opgepakt. Is dan de bedoeling dat de ontwerpende partij dit op voorhand met Veiligheidsregio afstemt?
A: De bijzondere lokale omstandigheden zijn al kenbaar gemaakt (lees afgestemd met veiligheidsregio, OD, GGD, etc.). In het geval dat het BG de OPA-vergunning toetst zullen relevante ketenpartners kunnen worden gevraagd om advies met of zonder instemming. ‘Lokale Omstandigheden’ die volgen uit een advies zijn kenbaar te maken, waarna de Kwaliteitsborger de juistheid van de risicobeoordeling kan checken.
De beheersmaatregelen op een omstandigheid zal voor een ontvankelijke Gereedmelding moeten worden aangeleverd in het dossier BG.
A: De regels voor externe veiligheid vallen buiten de Wkb.
A: Klopt, dit blijft dus een zaak van bevoegd gezag met (verplicht) advies brandweer. In de vorm van wat nu de regels voor plasbrandaandachtsgebieden zijn.
A: Veel onderwerpen vanuit het Register Externe Veiligheid zijn er wel van invloed op en moet je dus wel kenbaar maken. Bijvoorbeeld dat een gebalanceerd ventilatiesysteem handmatig moet kunnen worden uitgeschakeld in geval van een (chemische) calamiteit of ramp.