Voordat aan de bouw begonnen kan worden, moet er een risicoanalyse gemaakt worden. Deze is de basis van het borgingsplan. Wat is de rol van de gemeente hierbij? Een webinar met Esther van Kooten Niekerk (presentatie), Wico Ankersmit van de VBWTN en Erik Schot van PlanGarant.
Borgingsplan sjabloon
Q: Graag uitspraak OF de constructieve zaken extern (moeten)worden beoordeeld door de kwaliteitsborger als 4-ogen principe; (Gemeente Bernheze/ proefprojecten)
A: De kwaliteitsborger beoordeelt ook de constructie van het bouwwerk en ziet er tijdens de bouw op toe dat de constructie conform de bouwregelgeving wordt gebouwd.
De bevoegdheid om constructieve veiligheid te beoordelen en te keuren staat omschreven in bijvoorbeeld het KiK/BRL 5019 instrument. Alleen aantoonbaar deskundigen zijn bevoegd om constructieve veiligheid te beoordelen die in het bezit zijn van een geldig het BRL 5019 certificaat. Externe deskundigen bewaken dit voortdurend.
Een toetser dient ten minste een relevante hbo-opleiding en 5 jaar ervaring te hebben met het toetsen van bouwplannen aan constructieve veiligheid en aantoonbare kennis te hebben van de bouwregelgeving en daarin aangestuurde normeringen op het vlak van constructieve veiligheid. De kwaliteitsborger dient de constructieve veiligheid ook zorgvuldig te controleren. Er worden door de instrumenten hoge eisen gesteld aan verificatie en naspeurbaarheid. Voor alles wat aan het zicht is onttrokken, dient robuuste bewijsvoering te zijn. Daar wordt bij de periodieke audits door de certificatie instellingen ook goed naar gekeken. Naast de opzet van constructie worden de berekeningen uiteraard gecontroleerd op uitgangspunten en samenhang.
Q: Op basis van welke stukken beoordeeld bevoegd gezag of ingrijpen tijdens uitvoeringsfase noodzakelijk is?
A: De gemeente beoordeelt of het volgens haar noodzakelijk is om op basis van de risicobeoordeling die bij de bouwmelding wordt geleverd, alert te zijn (Controlemomenten op te leggen) en kan dan ingrijpen mocht op basis van deze interventies overtredingen zijn ontstaan.
Q: Wat als de aanvrager een particulier is?
A: Als de aanvrager particulier is, gelden dezelfde regels als voor een andere initiatiefnemer. Ook dan is een toegelaten externe kwaliteitsborger die werkt met een toegelaten instrument, verplicht. In de praktijk zal hier ook de kwaliteitsborger intensiever en duurder worden aangezien een particulier veelal minder gegevens weet te overleggen die aantonen dat er wordt gebouwd volgens de bouwtechnische regels.
Q: Wat is straks - na invoering van de Omgevingswet en het meldingenstelsel - de manier waarop de huidige hoofdstukken 7 en 8 van het Bouwbesluit worden uitgevoerd?
A: De kwaliteitsborger gaat na inwerkingtreding van de Omgevingswet uitsluitend over de bouwtechnische eisen uit hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl. Voor alle andere aspecten die bij het bouwen aan de orde zijn, blijft dit bij het bevoegd gezag. Deze aspecten zullen vooral via het omgevingsplan, en de omgevingsplanactiviteit worden geborgd. Zo wordt momenteel de
Landelijke richtlijn Bouw- en Sloopveiligheid omgebouwd tot een beleidsdocument dat één op één in het Omgevingsplan kan worden opgenomen.
Q: Blijft de gemeente wel verantwoordelijk voor de controle op het uitzetwerk (rooilijnen en peilmaten) of doet de kwaliteitsborger dat ook?
A: Ja. Het uitzetten van een bouwwerk wordt via de bruidsschat opgenomen in het Omgevingsplan, en is daarmee vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet geborgd als omgevingsplanactiviteit.
Q: In hoeverre kan en mag de kwaliteitsborger de start bouw uitstellen zolang er niet voldoende vertrouwen is dat aan H7 en 8 Bouwbesluit wordt voldaan, bijvoorbeeld als het bemalingsplan er niet is of niet OK is?
A: Door de knip in de activiteit bouwen is het aan de gemeente om het voldoen aan hoofdstuk 7 en 8 van het Bouwbesluit (straks hoofdstuk 6 en 7 Bbl) te borgen en daarop toe te zien. Met de bouw mag pas worden begonnen als aan deze aspecten wordt voldaan. De door u genoemde aspecten worden straks geregeld via het omgevingsplan en omgevingsplanactiviteiten.
Q: Kan een architectenbureau van hun plan ook als kwaliteitsborger aangewezen worden?
A: Een architectenbureau zal om als kwaliteitsborger te kunnen functioneren toegelaten moeten worden door de Toelatingsorganisatie, maar mag daarbij nooit kwaliteitsborger zijn van een door hem zelf ontworpen project. Ook hier geldt de onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger.
Q: Wie toetst het borgingsplan en de risicobeoordeling? Doet dat vergunningverlening of toezicht en handhaving?
A: Allereerst zal bij aanvragen die onder kwaliteitsborging vallen, de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving vervagen, al is het maar omdat er geen vergunning wordt verleend en de gemeente geen technisch toezicht houdt zoals in het huidige stelsel. De taak van de gemeente voor zowel V als TH zullen wijzigen en deze zullen meer worden ingericht op omgevingsplanactiviteiten. De gemeente gaat niet inhoudelijk over het borgingsplan. Het borgingsplan moet voldoen aan de in het instrument bepaalde voorwaarden die gebaseerd zijn op de eisen aan het borgingsplan zoals in de AMvB opgenomen. Het is de instrumentaanbieder en daarboven de toelatingsorganisatie die hierover gaan. Borgingsplannen zullen dus wel steekproefsgewijs worden gecontroleerd door de instrumentaanbieders. De gemeente heeft wel invloed op de risicobeoordeling. Specifieke door de gemeente aangegeven risico’s kunnen er wel toe leiden dat de kwaliteitsborger zijn borgingsplan hierop dient aan te passen aangezien deze specifieke risico’s om borging vragen.
Q: In de vorige presentatie is aangegeven dat bevoegd gezag geen nadere controlepunten mocht toevoegen aan die van de kwaliteitsborger. Of mag dat nu wel?
A: De AMvB die in voorhang is gebracht, wordt hier nu op aangepast waardoor de gemeente wel invloed krijgt op de risicobeoordeling, en zij indien zij dit nodig acht ook controle en informatiemomenten en - zo nodig - op basis van de handhavende bevoegdheid in de Awb ook stopmomenten kan opleggen.
Q: De risicobeoordeling van het bouwplan valt toch onder de omgevingswet/BBL de Risicomatrix. Of wordt deze Risicomatrix ook onderdeel van de Wkb?
A: De risicobeoordeling onder de WKb is iets anders dan de risicobeoordeling Bouw- en Sloopveiligheid. Deze laatste wordt inderdaad onder de Omgevingswet in het omgevingsplan geborgd. In de risicobeoordeling Wkb wordt aangegeven welke risico’s er bij dit specifieke bouwproject aanwezig zijn in relatie tot de bouwtechnische uitvoering van dit project.
Q: Hoe wordt er omgegaan met constructieve gelijkwaardigheden?
A: Constructieve gelijkwaardigheden vallen buiten de scope van Gevolgklasse 1, en als deze van toepassing zijn betreft het dus een aanvraag die nog als vergunningaanvraag dient te worden getoetst door het bevoegd gezag.
Q: De voorwaarden omgevingsplan mbt locatie zouden toch in het kavelpaspoort moeten worden opgenomen?
A: Dat kan, maar in de basis is dit geregeld in het Omgevingsplan. Voorwaarden, toetsing, en besluitvorming vindt dan plaats via een omgevingsplanactiviteit.
Q: Hoe kunnen we als BWT verantwoordelijk blijven voor de omgevingsveiligheid als vooraf al alles is bepaald?
A: Omgevingsveiligheid wordt geborgd in het Omgevingsplan, en daarvoor is het de gemeente die beslist of de bouwactiviteit aan deze voorschriften voldoet. Dit staat los van de kwaliteitsborger die toeziet op de naleving van de bouwtechnische eisen van het bouwwerk geregeld in hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl.
Q: We hebben het steeds over bouwwerken die nog moet worden gebouwd, maar waar juist de risico's liggen zijn bij de zogenoemde 'legaliserende vergunningen'. Iets is al gebouwd, bevoegd gezag treedt handhavend op, vergunning wordt verleend. Wie houdt dan toezicht op het reeds uitgevoerde en hoe gaat de toezicht in zijn werk als van geen enkele brandscheiding meer te zien is of deze voldoet aan de minimale eisen? Of bijvoorbeeld de controle van een fundering of constructieve vloer die al is gestort?
A: Legalisering is handhaving, en handhaving blijft bij het bevoegd gezag. De interventie om via een legalisering een bestaand bouwwerk vergund te krijgen is geheel aan het bevoegd gezag, en daar is geen kwaliteitsborger bij betrokken. Met andere woorden hier verandert niets ten opzichte van het huidige stelsel, waar dit ook een zelfde uitdaging is om deze toetsing nog uit te voeren als iets al is gerealiseerd.
Q: De borger controleert deze constructieve gegevens niet geeft hij aan!
A: De bevoegdheid om constructieve veiligheid te beoordelen en te keuren staat omschreven in bijvoorbeeld het KiK/BRL 5019 instrument. Alleen aantoonbaar deskundigen zijn bevoegd om constructieve veiligheid te beoordelen die in het bezit zijn van een geldig het BRL 5019 certificaat. Externe deskundigen bewaken dit voortdurend. Een toetser dient ten minste een relevante hbo-opleiding en 5 jaar ervaring te hebben met het toetsen van bouwplannen aan constructieve veiligheid en aantoonbare kennis te hebben van de bouwregelgeving en daarin aangestuurde normeringen op het vlak van constructieve veiligheid. De kwaliteitsborger dient de constructieve veiligheid ook zorgvuldig te controleren. Er worden door de instrumenten hoge eisen gesteld aan verificatie en naspeurbaarheid. Voor alles wat aan het zicht is onttrokken, dient robuuste bewijsvoering te
zijn. Daar wordt bij de periodieke audits door de certificatie-instellingen ook goed naar gekeken. Naast de opzet van constructie worden de berekeningen uiteraard gecontroleerd op uitgangspunten en samenhang.
Q: Kan alleen in de melding bouwactiviteit dan worden gewezen op locatiespecifieke risico’s of kan dit ook bijvoorbeeld als voorwaarde opnemen in de omgevingsplanactivieit?
A: De kwaliteitsborger heeft alleen te maken met locatiespecifieke risico’s die een relatie hebben met de bouwtechnische voorschriften uit hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl. Andere locatie specifieke risico’s zoals omgevingsveiligheid, activiteiten binnen een beschermd gezicht, het aantasten van een monument etc. zijn allemaal omgevingsplanactiviteiten.
Q: Ik heb begrepen dat grote brandcompartimenten volgens de NEN6079/6060 niet meer onder gevolgklasse 1 vallen zoals in de BBL staat vermeld. Klopt dat, en op welke termijn kunnen we de definitieve BBL tegemoet zien?
A: Een bouwwerk valt buiten gevolgklasse 1 zodra er sprake is van een gelijkwaardige oplossing. Een brandcompartiment dat valt binnen de voorschriften van het Bbl, valt binnen gevolgklasse 1. Inderdaad worden - naast gelijkwaardige oplossingen brand - ook oplossingen op basis van NEN6060/6079 uitgesloten van gevolgklasse 1.
Q: We hebben nu risico's als gemeente vastgelegd. Hoe borgen we dat dit niveau minimaal wordt gehaald?
A: Het is straks de kwaliteitsborger die op basis van een instrument zelf risico-gestuurde borging toepast op de bouwtechnische voorschriften. Pas als vanuit de risicobeoordeling specifieke aanwezige plaatsgebonden risico’s naar het oordeel van het bevoegd gezag onvoldoende zijn erkend, kan het bevoegd gezag hierop aanvullende borging vragen.
Q: Per 1 jan 2022 wordt het Bouwbesluit vervangen door de BBL.
A: Ja dat klopt, maar bij huidige proefprojecten wordt uiteraard nog gewerkt met het Bouwbesluit. Vanaf inwerkingtreding Omgevingswet wordt deze vervangen door het Bbl.
Q: Worden 3D-modellen ook onderdeel van opleverdossier?
A: De indieningsgegevens van het dossier bevoegd gezag (gereedmelding bouwwerk) zijn opgenomen in de AMvB (ontwerpbesluit artikel 2.15quinquis).
Q: Kavel/gemeentespecifieke voorwaarden kunnen consequenties hebben voor het ontwerp, om die reden is het wenselijk om het via het kavelpaspoort te regelen (voor iedereen toegankelijk). Bij een voorwaarde op een omgevingsvergunning is het ontwerp al gereed waardoor je technische wensen van een gemeente lastig in te passen zijn.
A: In de praktijk zal eerst de omgevingsplanactiviteit worden aangevraagd en beoordeeld voordat de melding activiteit bouwen wordt ingediend. In de omgevingsplanactiviteit zullen genoemd aspecten in het kavelpaspoort aan de orde komen.
Q: Is er al een format en termijn vastgesteld voor het beoordelen van borgingsplannen en hoe diepgaand is die toetsing (volledigheid en/of) inhoud)?
A: Er komt een format voor de risicobeoordeling vanuit BZK/VNG/VBWTN. Het borgingsplan zal vormvrij blijven, maar op basis van het format risicobeoordeling moet men wel kunnen terugvinden hoe de risico’s in het borgingsplan zijn verwerkt
Het borgingsplan is een onderdeel van de melding. Als de melding is gedaan mag na vier weken na het doen van de melding worden gestart met de bouw tenzij de gemeente aangeeft dat de melding niet is gedaan omdat bijvoorbeeld het borgingsplan niet voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de AMvB.
Q: Hoe kan je je kwalificeren als kwaliteitsborger?
A: Om je als kwaliteitsborger te kwalificeren is een goedkeuring (toelating) nodig van de Toelatingsorganisatie. Deze kan de toelating ook intrekken als daar reden toe is.
Q: Vraag over de inhoud van het borgingsplan. En de volledigheidstoets. Hoe ver gaat dat?
A: De inhoud van het borgingsplan, en daarmee de minimaal in te dienen gegevens is geregeld in de AMvB
Q: Wat is de rol van de raad van accreditatie in het proefproject?
A: Die heeft geen rol binnen een proefproject. De RvA is alleen 'in de verte' betrokken als het kwaliteitsborgingsinstrument een vorm van certificering onder accreditatie is. De Wkb schrijft dat niet voor. Alleen kan de RvA letten op de rol van Kiwa, SKW en SKG-Ikob (BRL5019) binnen het instrument KiK van KOMO.
Q: Is het niet raadzaam om de gemeenteraad te betrekken, omdat deze daarmee kunnen meedenken met de onafhankelijkheid.
A: Het is uiteraard raadzaam om de gemeenteraad te betrekken bij de wijzigingen die door de Wkb en de Omgevingswet op de gemeente afkomen. Hierbij kan de raad ook worden geïnformeerd hoe de onafhankelijkheid in het private stelsel is geregeld.
Q: Hoe kun je als gemeente in een omgevingsplan de factoren vastleggen die van belang zijn voor de omgevingsveiligheid? Nu wordt dat per bouwplan, meestal vlak voor de uitvoering, beoordeeld.
A: Hiervoor verwijzen wij naar de Landelijke richtlijn bouw- en sloopveiligheid. Deze wordt momenteel geheel aangepast en herschreven naar de Omgevingswet en kan straks worden vastgesteld als onderdeel in het Omgevingsplan.
Q: Op grond waarvan mag je voorwaarden (bijv. als je e.e.a. mist in risicobeoordeling) stellen bij acceptatie melding?
A: De gemeente kan de risicobeoordeling inhoudelijk beoordelen en als naar haar inzicht er bepaalde risico’s niet of onvoldoende zijn erkend, dan kan zij dit aangeven en zal de risicobeoordeling hierop moeten worden aangevuld. De AMvB zal hierop nog worden aangepast en verduidelijkt.
Q: Geen risicobeoordeling is geen vergunning?
A: Geen risicobeoordeling is een incomplete bouwmelding, de melding is dan formeel niet gedaan en er mag dan niet worden gebouwd.
Q: Op welke wijze zijn de brandweer/veiligheidsregio (en eventuele andere adviseurs/toetsers van de gemeente) aangehaakt door de casemanager van de gemeente?
A: Dat is aan de organisatie binnen de gemeente. De brandweer/veiligheidsregio is een adviseur van het bevoegd gezag en wordt straks net als nu ingeschakeld, als dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is.
Q: Wat zijn de risico's van geen consumentendossier?
A: Het risico is hierbij dat de eigenaar/gebruiker onvoldoende gegevens heeft over het bouwwerk en het goed gebruiken van dit bouwwerk.
Q: Hoe kan de Wkb worden ingevoerd als er onvoldoende proefprojecten zijn?
A: Het uitvoeren van voldoende proefprojecten is een van de voorwaarden om de Wkb verantwoord in werking te laten treden. Daarnaast zijn er ook meer voorwaarden afgesproken in het bestuursakkoord. Met elkaar moeten we er nu voor zorgen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Q: Gemeente Zaanstad wil graag proefprojecten draaien voor bijv. funderingsherstel, woningsplitsing en kleine fabrieksgebouwen. De gemeente heeft ook een regeling.
A: Daar zijn we bij de VNG blij mee.
Q: Borgingsplan bevat de maatregelen op onderkende risico's. Maar worden ALLE bouwtechnische zaken ingeschat met risico laag midden en hoog? Zichtbaar?
A: De kwaliteitsborging wordt uitgevoerd op basis van het borgingsplan. In dit borgingsplan staat beschreven op welke wijze, op welke momenten en met welke intensiteit de kwaliteitsborger zijn taak uitvoert. Dit zal ook risicogestuurd zijn, maar zal ook per instrument verschillend kunnen zijn.
Q: Als punten later worden aangeleverd en eventueel worden toegevoegd aan borgingsplan, is dat dan aanvulling op de melding?
A: In de AMvB is ook opgenomen dat in het borgingsplan moet worden beschreven in welke gevallen en op welke momenten het borgingsplan wordt geactualiseerd.
Q: Jullie plan is toch een plan die getoetst is door de toelatingsorganisatie? De basis is toch goed dan?
A: De Toelatingsorganisatie (TO) laat kwaliteitsborgers toe en ziet toe op het stelsel. De TO beoordeelt geen plannen.
Q: Is er geen overgangsrecht vastgesteld?
A: Bouwaanvragen die voor inwerkingtreding van de Wkb worden aangevraagd, worden nog behandeld, verleend, en toegezien volgens het huidige stelsel. Dit houdt in dat het eerste jaar na invoering van de Wkb er nog heel veel plannen in uitvoering zijn waar nog toezicht op wordt gehouden volgens het huidige stelsel.
Q: Waarom moet de gemeente nadenken over wat te doen als het niet voldoet aan het bouwbesluit? Is het niet zo dat er ook nog een krachtenveld is in de vorm van hypotheekverstrekkers en verzekeringsmaatschappijen?
A: Het bevoegd gezag blijft ook onder de Omgevingswet de taak houden om toe te zien op de naleving van de wet- en regelgeving. Als het private krachtenveld mee werkt aan een
betere naleving zal dit leiden tot minder overtredingen, maar ontslaat het het bevoegd gezag niet van zijn taak.
Q: Kan er dan een bouwstop worden opgelegd wanneer de aanvullingen niet zouden komen of niet correct zijn?
A: Ja, de gemeente kan in gevallen waar zij haar handhavende taak uitvoert een bouwstop opleggen.
Q: Hoe toetst de borger de constructieve veiligheid als hij geen kennis heeft van de lokale situatie?
A: De kwaliteitsborger zal zich voldoende van de lokale situatie op de hoogte moeten stellen om de constructieve veiligheid te kunnen borgen. De bevoegdheid om constructieve veiligheid te beoordelen en te keuren staat omschreven in bijvoorbeeld het KiK/BRL 5019 instrument. Alleen aantoonbaar deskundigen zijn bevoegd om constructieve veiligheid te beoordelen die in het bezit zijn van een geldig het BRL 5019 certificaat. Externe deskundigen bewaken dit voortdurend. Een toetser dient ten minste een relevante hbo-opleiding en 5 jaar ervaring te hebben met het toetsen van bouwplannen aan constructieve veiligheid en aantoonbare kennis te hebben van de bouwregelgeving en daarin aangestuurde normeringen op het vlak van constructieve veiligheid. De kwaliteitsborger dient de constructieve veiligheid ook zorgvuldig te controleren. Er worden door de instrumenten hoge eisen gesteld aan verificatie en naspeurbaarheid. Voor alles wat aan het zicht is onttrokken, dient robuuste bewijsvoering te zijn. Daar wordt bij de periodieke audits door de certificatie-instellingen ook goed naar gekeken. Naast de opzet van constructie worden de berekeningen uiteraard gecontroleerd op uitgangspunten en samenhang.
Q: Het zou fijn zijn een beter beeld te hebben van het borgingsplan. Nu wordt er per casus getoetst en straks moet de gemeente van tevoren op onderdelen gebiedsgericht het borgingsplan checken?
A: De gemeente gaat niet over het borgingsplan, maar heeft wel invloed op de risicobeoordeling. Specifieke door de gemeente aangegeven risico’s kunnen er wel toe leiden dat de kwaliteitsborger zijn borgingsplan hierop dient aan te passen aangezien deze specifieke risico’s om borging vragen. Waaraan een borgingsplan moet voldoen, is opgenomen in de AMvB.
Q: Gaat lokale kennis verdwijnen door het opheffen van de inhoudelijke toets van de gemeenten?
A: Lokale kennis zal afnemen aangezien een deel van de taken bij het bevoegd gezag verdwijnen. Maar het bevoegd gezag blijft op heel veel aspecten, ook bouwtechnische zijn rol behouden. Bijvoorbeeld voor de handhaving. Omgevingsplanactiviteiten, bestaande voorraad.
Q: Wordt er een toetsingskader vastgelegd tussen de gemeente, aannemer, opdrachtgever en kwaliteitsborger, die minimaal leidend kan zijn voor een goed begin?
A: Voor de proefprojecten zijn spelregels opgesteld die zijn gebaseerd op hoe het stelsel straks in de wet en AMvB worden geregeld. Het besluit kwaliteitsborging kan worden gezien als dit toetsingskader.
LET OP : Over het hoofd geziene risico's dienen opnieuw in aangepast borgingsplan als nieuwe melding te worden gedaan.
Q: Is de RvA betrokken bij de proefprojecten en onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger?
A: De Toelatingsorganisatie heeft als taak de onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger te bewaken. De RVA is alleen 'in de verte' betrokken als het kwaliteitsborgingsinstrument een vorm van certificering onder accreditatie is. De Wkb schrijft dat niet voor.
Alleen kan de RvA letten op de rol van Kiwa, SKW en SKG-Ikob (BRL5019) binnen het instrument KiK van KOMO.
Q: Hebben de instrumentaanbieders voorbeelden van een borgingsplan?
A: Ja die zijn er, en kunnen bij het starten van een proefproject uiteraard worden opgevraagd om ook hier kennis van op te doen.
Q: Zijn de proefprojecten en de bijbehorende borgingsplannen ergens in te zien?
A: De borgingsplannen van de proefprojecten worden niet op een centrale plek bewaard om in te zien. Bij een projectleider van een gemeente kan een borgingsplan in te zien van een bepaald proefproject opgevraagd worden.
Q: Is de AMvB al bekend?
A: Ja. Als wordt gegoogled op “voorhangversie besluit kwaliteitsborging” is deze te Akkoord VNG en BZK over Wet kwaliteitsborging bouwen | VNG.
Q: Als je kijkt naar op welke punten een gemeente gaat handhaven en welke diepgang, kunnen we dat ook een beetje onderling afstemmen als gemeenten of komt er een soort format of gaan we dat allemaal zelf per gemeente het ei uitvinden of ons eigen sausje over gieten?
A: De VNG ontwikkelt diverse ondersteunende hulpmiddelen richting implementatie van de Wkb, maar ook in de Ambassadeursnetwerken waar gemeenten al samen aan de slag gaan worden voorbeelden ontwikkeld die ook door andere gemeenten kunnen worden gebruikt.
Q: Is de RvA betrokken bij de proefprojecten en onafhankelijkheid van de kwaliteitsborger? Het is te adviseren omdat wanneer zij te laat worden gevraagd mee te kijken, er enorme vertragingen kunnen ontstaan omdat bedrijven anders niet me gecertificeerd kunnen worden en alles tot een harde stop komt.
A: De RvA heeft geen rol binnen een proefproject. De RvA is alleen 'in de verte' betrokken als het kwaliteitsborgingsinstrument een vorm van certificering onder accreditatie is. De Wkb schrijft dat niet voor. Alleen kan de RvA letten op de rol van Kiwa, SKW en SKG-IKOB (BRL 5019) binnen het instrument KIK van KOMO.
Q: Wat als een bouwwerk achteraf gelegaliseerd wordt middels een vergunning? Hoe werkt het dan met de Wkb??
A: Legalisering is handhaving, en handhaving blijft bij het bevoegd gezag. De interventie om via een legalisering een bestaand bouwwerk vergund te krijgen is geheel aan het bevoegd gezag, en daar is geen kwaliteitsborger bij betrokken. Met andere woorden hier verandert niets ten opzichte van het huidige stelsel, waar dit ook een zelfde uitdaging is om deze toetsing nog uit te voeren als iets al is gerealiseerd.
Q: Dus als legalisering achteraf plaats vindt, dan toetst de gemeente wel weer bouwtechnisch? Volgens mij kan dat dan niet meer toch?
A: Legalisering is handhaving, en handhaving blijft bij het bevoegd gezag. De interventie om via een legalisering een bestaand bouwwerk vergund te krijgen is geheel aan het bevoegd gezag, en daar is geen kwaliteitsborger bij betrokken. Met andere woorden hier veranderd niets ten opzichte van het huidige stelsel, waar dit ook een zelfde uitdaging is om deze toetsing nog uit te voeren als iets al is gerealiseerd.
Q: Goed moment om weer eens te informeren naar het format Projectplan voor proefprojecten, is dat al beschikbaar?
A: Dit staat op https://vng.nl/artikelen/startpakket-proefprojecten-wkb