VNG Magazine nummer 12, 26 augustus 2022

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Shutterstock

Het ging er deze zomer vaak over: stikstof. Het rijk en de boeren staan lijnrecht tegenover elkaar. Provincies zitten, met verkiezingen voor de deur,  in een lastige positie. Gemeenten willen als volwaardige partners aan tafel zitten om een actieve bijdrage te leveren aan het gebiedsproces en het vertrouwen te herstellen.
 

Leuvenumse beek

De aanleiding voor alle commotie was het beruchte ‘stikstofkaartje’ van minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof) waarop per gebied staat hoeveel stikstofuitstoot er verminderd moet worden. Wat in de stroom berichten over de stikstofcrisis onvermeld bleef, was dat het kaartje centraal staat in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). De startnotitie hiervan stuurde de minister kort voor het zomerreces, in juni, naar de Tweede Kamer. Dat NPLG, schreef Van der Wal in haar begeleidende brief, is een ‘belangrijke drager’ voor de ‘integrale gebiedsgerichte aanpak’ die het kabinet voor ogen staat. Een aanpak die uiteindelijk moet leiden tot betere natuur, een robuuster watersysteem en een klimaatneutraal landelijk gebied, om daarmee te voldoen aan de – verplichte – Europese doelstellingen. Het NPLG is een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), de langetermijnvisie van het rijk op een toekomstige duurzame leefomgeving.
Gemeenten staan vooralsnog op enige afstand van de stikstofdiscussie. Zij hebben formeel geen rol. De provincies zijn aan zet, die moeten uiterlijk in juli 2023 voor elk gebied in kaart brengen wat de opgaven zijn voor de emissiereductie, het natuurherstel en de waterkwaliteit en hoe die opgaven worden gehaald.
Maar hoewel de VNG nog niet inhoudelijk over het NPLG heeft kunnen spreken, volgen burgemeesters en wethouders de discussie natuurlijk wel nauwlettend. Wanneer in een agrarische gemeente boerderijen moeten verdwijnen of fors krimpen, dan heeft dat z’n weerslag op de gemeenschap. En protestacties, variërend van omgekeerde vlaggen aan lantaarnpalen tot bekladding van gemeentehuizen en intimidaties van bestuurders en ambtenaren, vragen ook om aandacht van de gemeente vanuit haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid.

Wij kennen de mensen en de omstandigheden beter dan een onbekende ambtenaar van de provincie

Deurne

In Deurne en buurgemeenten ligt het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. Deurne heeft een forse veestapel van (in 2021) 2,4 miljoen dieren, waaronder een kleine 50.000 koeien. Met recht een agrarische gemeente dus, met een ambivalente houding tot de omringende natuur.  Wethouder Marinus Biemans (DOE!), onder meer verantwoordelijk voor de transitie van het landelijk gebied, kent de discussie. ‘Er is onrust in het land, en dus ook in onze gemeente.’
Nieuw is de discussie niet, zegt hij. De omvorming van het buitengebied staat al veel langer op de agenda. ‘Er is dus niet een wereld van vóór het stikstofkaartje en van daarná. Maar wat je wel ziet, is dat het rijk een nadrukkelijkere positie inneemt dan in het verleden.’
Volgens Biemans is het zaak dat gemeenten zich niet buitenspel laten zetten. Hij erkent dat de opgaven zo groot zijn dat die niet alleen door het lokaal bestuur kunnen worden opgepakt. ‘De internationale doelen ten aanzien van stikstof, water en klimaat zijn behoorlijk stevig. Ook als die uiteindelijk worden gehaald, is het belangrijk dat er een aantrekkelijk, leefbaar en krachtig buitengebied blijft bestaan. Dat lukt niet zonder gemeenten, onze betrokkenheid is randvoorwaardelijk om de grote opgaven voor elkaar te krijgen.’
Dat zal wat kosten. Het vraagt bijvoorbeeld nogal wat capaciteit van gemeenten om bij alle betrokkenen aan te schuiven aan de keukentafel, om te bespreken hoe individuele boeren een deel van de oplossing kunnen worden, in plaats van een probleem. ‘Wij kennen de mensen en de omstandigheden beter dan een onbekende ambtenaar van de provincie.’
Het heeft geen zin om aan die keukentafel om de hete brij heen te draaien. Biemans: ‘De rechter heeft gesproken en Europa heeft gesproken. Dat zijn de feiten, maar ik moet ook oog hebben voor het sentiment onder boeren. Alleen samen met de boeren kunnen we dit oplossen. De kunst is om draagvlak te creëren, dat kost tijd. Als snelheid je enige doel is, dan ga je iets forceren wat mogelijk meer kapotmaakt dan je lief is.’ Wat je vooral niet wilt, is dat er van bovenaf een generieke aanpak over het land wordt uitgerold. ‘De hoge zandgronden van Deurne vragen een andere aanpak dan de veenweidegebieden van Friesland of de lössgronden van Limburg.’

Gebiedsgerichte aanpak

Ook burgemeester Cornelis Visser van Katwijk benadrukt het belang van een gebiedsgerichte aanpak. Want alleen op dat niveau kunnen afwegingen worden gemaakt als: welke maatregelen zijn nodig, wat willen de boeren zelf, en als we deze maatregel nemen, wat betekent dat dan voor dat stukje natuur dat ernaast ligt?
Visser, net als Biemans lid van de VNG-commissie Ruimte, Wonen en Mobiliteit, vindt dat het debat nu te zeer is verengd tot de landbouw. Dat het kabinet in zijn startnotitie NPLG niet de andere grote stikstof­uitstoters, zoals de industrie en de luchtvaart, heeft meegenomen, is volgens hem een gemiste kans. ‘Je moet het veel integraler benaderen. Ik snap de kritiek uit Twente, Friesland, de Veluwe, de Achterhoek en de Peel dat het allemaal wel erg over hen gaat en dat eigenlijk heel Nederland z’n steentje moet bijdragen. We moeten het stikstofprobleem aanpakken, maar het moet dan óók gaan over de industrie. Het kabinet zegt: daar gaan we dit najaar wel op focussen. Dat is communicatief heel onhandig. Waarom niet drie maanden gewacht en dan gekomen met een integraal pakket waarin ook CO2, methaan, water, mineralen en de verdroging van de bodem aan de orde komen? Dan hadden de boeren niet het gevoel gekregen dat alleen zij het haasje zijn.’

Ik snap dat het vertrouwen weg is, maar niets doen is het slechtst mogelijke scenario

Nieuw probleem

Visser vraagt zich af of de natuur niet beter af zou zijn wanneer de discussie niet alleen over stikstof zou gaan. ‘Ik hoorde een dijkgraaf zeggen: als die melkveehouders bij mij nu stoppen, dan is het stikstofprobleem opgelost. Maar dan schakelen ze over op mais en andere gewassen en krijg ik er een fosfaatprobleem voor terug. En zo’n gewas heeft misschien ook veel water nodig, wat ook een steeds groter probleem wordt. Dus dan heb je één ding opgelost voor 2030 en dan weet je al dat je er een nieuw probleem bij krijgt. Daarom moeten we een stap terug zetten en kijken wat het beste is voor het gebied. Dat is een mix van maatregelen waar stikstof er één van is.’
Wat Visser ook niet begrijpt, is waarom het kabinet niet is aangesloten bij de provincies die al flink op weg waren met hun gebiedsgerichte aanpak, daartoe twee jaar geleden door het vorige kabinet aangespoord. ‘Gelderland, bijvoorbeeld, had een goedlopend programma voor de kalverhouderij in de Gelderse Vallei. De provincie had zelf een flink budget vrijgemaakt voor uitkoop en innovatie. En toen kwam minister Van der Wal dit voorjaar met haar grote pot geld. Daarna ging iedereen los op dat kaartje waardoor de boeren zeiden: wij gaan nu geen beslissingen nemen, we kijken de kat wel even uit de boom. Dus door de haast die het kabinet ineens aan de dag legde, is veel moois wat in provincies van de grond kwam stilgevallen. Dat is heel jammer.’
Hij snapt waarom het kabinet deze keuze maakte. ‘Er was grote druk vanuit de noodzaak om te investeren in woningen en infrastructuur. Door de stikstofuitspraak van de Raad van State werden veel projecten stilgelegd. Schiphol en KLM moesten ook inleveren. Vanuit alle kanten kwam de discussie onder druk te staan.’
En de gemeenten, staan die nu aan de kant? Visser: ‘Ik denk dat het goed is als wij samen met de provincies mee gaan denken over een goede, gebiedsgerichte aanpak en de inzet van het budget waarover provincies beschikken. Een aandachtspunt is wel dat de bestemmingsplannen moeten worden aangepast en op dat punt is er al veel druk bij gemeenten.’
Net als Biemans ziet Visser een rol voor gemeenten weggelegd bij het weer aan tafel krijgen van de boeren. ‘Ik snap dat het vertrouwen weg is, maar niets doen is het slechtste scenario. Dan verliezen we zo weer een jaar en dat zou heel zonde zijn.’