Sommige mensen met verward gedrag hebben een verleden van agressie- en geweldincidenten. Professionals maken zich zorgen omdat zij inschatten dat er een hoog risico is op gevaarlijk gedrag voor mensen zelf, mensen om hen heen, of voor hulpverleners. Deze mensen kennen vaak een combinatie van verschillende problemen die hun gedrag veroorzaken, zoals psychiatrische stoornissen, een licht verstandelijke beperking, een verslaving, dakloosheid.
Zij zijn vaak eerder in aanraking geweest met de politie en zijn eerder vanwege agressieproblematiek veroordeeld. Vaak zijn ze opgenomen geweest in een kliniek. Hun problemen zijn moeilijk op te lossen. Professionals weten niet altijd wat de beste aanpak is en zien maar weinig mogelijkheden binnen het bestaande instrumentarium. Mensen zwerven daardoor door het systeem. Ze zitten soms in een kliniek, vaak thuis, soms in detentie en soms zelfs op straat.
In totaal zijn er ongeveer 2.000 tot 3.000 mensen (AEF, 2017) die voldoen aan bovenstaande beschrijving. Veiligheidshuizen hebben in toenemende mate zicht op deze groep. In verschillende regio’s wordt de zorg, begeleiding en het toezicht op deze mensen vanuit het Veiligheidshuis afgestemd met de verschillende partijen. Als er sprake is van een strafrechtelijke titel dan heeft de Reclassering toezicht. Zij kunnen ook indiceren en plaatsen voor zorg.
Meneer Peeters heeft een uitgebreide voorgeschiedenis in de GGZ en een justitieel verleden. Recent liep hij hersenletsel op en dat heeft zijn problemen verergerd. Na afloop van zijn ISD- traject wordt de heer Peeters, na uitgebreid overleg met verschillende instellingen, geplaatst in een beschermde woonvoorziening. Daar gaat het al snel mis. Hij bedreigt het personeel en medebewoners en richt vernielingen aan. Omdat er echter geen sprake is van een psychiatrische stoornis, is een IBS niet mogelijk. Hij komt op straat terecht en komt daar meerdere keren met de politie in aanraking. De GGD, gemeente en politie benaderen verschillende instellingen voor een oplossing maar allen geven aan geen plek te hebben. Ook wordt ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg ingeschakeld.
Uiteindelijk wordt de heer Peeters, na bemiddeling en tijdelijke financiering vanuit het forensisch plaatsingsloket, op een tijdelijke plek in een forensisch psychiatrisch centrum geplaatst. De gemeente spreekt met de regionale forensische aanbieder af dat meneer Peeters daar kan verblijven in afwachting van een definitieve plaatsing bij een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Dat lijkt, alles overwegende, de beste plek te zijn. De gemeente en beide instellingen maken hierover afspraken.
Bij de screening van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) blijkt echter vervolgens dat de heer Peeters niet voor een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg) in aanmerking komt. Hierdoor trekt de tweede aanbieder zich terug en raakt een goede oplossing voor de heer Peeters uit het zicht. De forensisch aanbieder geeft aan dat hij de heer Peeters niet te lang in de kliniek kan houden omdat de financiering hier niet in voorziet. De gemeente wordt gevraagd om financieel bij te springen.
Na bemiddeling vanuit het landelijke Schakelteam, komt naar voren dat de plaatsing van de heer Peeters ook vanuit de Zorgverzekeringswet gefinancierd kan worden omdat er sprake is van medisch noodzakelijk verblijf. Omdat zijn zorgverzekeraar echter geen zorg heeft ingekocht bij deze aanbieder wordt eerst met een tweetal andere instellingen overlegd die wel een contract hebben met de verzekeraar. Als blijkt dat daar geen adequate zorg geboden kan worden, maken de verzekeraar en de instelling afspraken over de financiering van de plaatsing van de heer Peeters.
Meneer Sanders heeft een persoonlijkheidsstoornis. Voor de delicten die hij vanuit deze stoornis heeft gepleegd heeft hij een langdurig tbs-traject doorlopen. Als dat traject afloopt komt hij vrij. Omdat het Openbaar Ministerie zich zorgen maakt wordt hij aangemeld bij het Veiligheidshuis.
Als hij vrij is, is hij niet meer welkom in zijn oude kraakpand en belandt in de nachtopvang. Daar loopt het al snel uit de hand. Eenmaal op het politiebureau escaleert de situatie verder en wordt er een IBS geregeld voor een opname bij een ggz instelling tot er een meer definitieve plaats gevonden is. Zover komt het niet, want al na vier dagen beëindigt de instelling de IBS vanwege het ontbreken van een psychiatrische stoornis. Binnen de instelling bedreigt hij het personeel. Daarvan wordt aangifte gedaan.
Meneer Fernandusse is een cliënt van een VG-instelling voor de behandeling en begeleiding aan mensen met een lichte verstandelijke beperking. Hij is al lange tijd in de stad bekend als veelpleger. Het is een ernstig verslaafde man met psychosespectrumsyndroom, die op basis van een ISD-maatregel bij deze instelling is geplaatst op de intensieve zorggroep. Aansluitend aan de ISD-maatregel is hij met een rechterlijke machtiging bij deze instelling gebleven. Deze machtiging is nodig, omdat zijn hang naar de straat heel groot is. Zonder dwingend kader gaat hij weer in de stad zwerven. Hij is in die situatie erg beïnvloedbaar door anderen. De instelling heeft al voor het aflopen van de ISD een indicatie aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Deze geeft echter géén indicatie voor langdurige zorg voor hem af. Het CIZ stelt dat bij de heer Fernandusse zijn psychiatrische problemen voorliggend zijn en dat hij vroeger op gemiddeld intelligentieniveau heeft gefunctioneerd en daarom niet voor indicatie in aanmerking komt.
De heer Fernandusse is eerder zes jaar onder behandeling geweest van een ggz-instelling. In de tijd dat hij in de stad zwierf, was hij onder zorg van het FACT-team. Deze ggz-instelling vindt echter dat meneer niet in de psychiatrie, maar in de verstandelijk gehandicaptenzorg thuishoort: hij functioneert nu op verstandelijk gehandicaptenniveau en gedijt goed in de instelling voor LVB-zorg. De ggz-instelling heeft zelfs een verklaring opgesteld ten behoeve van de indicatie. Ondanks dat verstrekt het CIZ geen indicatie voor langdurige zorg. Ook een bezwaarprocedure bij het CIZ heeft geen nieuw besluit opgeleverd. Deze procedure heeft ruim 6 maanden geduurd.
Vervolgens is contact gezocht met de gemeente, om te kijken naar de mogelijkheden vanuit de WMO. Dit is op niets uitgelopen. Dat betekent dat de heer Fernandusse al ruim 7 maanden zonder financiering bij de instelling verblijft als de casus wordt ingebracht bij het Schakelteam. Dat is niet langer houdbaar, waardoor de instelling zich genoodzaakt zal zien om hem binnenkort op straat te zetten.
Knelputen
Per knelpunt vindt u verschillende oplossingen:
- Bij overgangsmomenten van en naar zorginstellingen staat de continuïteit op andere levensgebieden onder druk (wonen, inkomen)
- U kunt geen geschikte woonplek vinden
- U kunt geen geschikte behandeling of opnameplek vinden wanneer dat nodig is
- In de ambulante setting zijn nog beperkte mogelijkheden voor intensieve behandeling
- Het is niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de hulp aan deze persoon
- Het is onduidelijk hoe structureel geleerd kan worden van knelpunten uit de praktijk
- Bureaucratische belemmeringen op het gebied van inschrijving, inkomen, schulden of wonen staan een goede oplossing in de weg
- Naasten en mensen zelf worden niet genoeg betrokken bij de aanpak
- Woningcorporaties, gemeentelijke loketten en buitenstaanders weten vaak niet goed wat ze met verward gedrag aan moeten
- Regelgeving op het gebied van informatiedeling staat een oplossing in de weg
- U kunt geen gedwongen opname realiseren omdat iemand niet aan de criteria voor een civielrechtelijke maatregel of ggz-behandeling voldoet
- Buiten de kliniek is onvoldoende forensische zorg beschikbaar