VNG Magazine nummer 15, 13 oktober 2023
Tekst: Leo Mudde | Beeld: Jiri Büller
Het Netwerk Kennissteden Nederland opereerde lang in betrekkelijke anonimiteit. Dat is de afgelopen jaren veranderd. Het rijk moet de kennissteden koesteren, zegt voorzitter Marja van Bijsterveldt.
Sinds de start in 2009, op initiatief van de toenmalige Leidse burgemeester Henri Lenferink, was het Netwerk Kennissteden Nederland (NKN) vooral een informeel treffen waar burgemeesters van de dertien kennissteden, de universiteiten en hogescholen en de studentenhuisvesters zaken op elkaar afstemden. Een enkele keer was er contact met de ministeries van BZK, OCW en EZK.
Door het toenemend aantal studenten en de groeiende economische bedrijvigheid in de periferie van universiteiten werd de impact op de kennissteden – de twaalf steden met een universiteit en een hogeschool – groter. Er ontstonden ecosystemen van onderzoek, onderwijs, start-ups en scale-ups die, volgens de kennissteden, belangrijk zijn voor het hele land.
Talent en innovatieve bedrijvigheid dreigen te vertrekken naar het buitenland
Dat besef is nog niet overal doorgedrongen bij het rijk. Daarom werd de praatclub een echte samenwerkings- en lobbyclub die recent een ‘Oproep tot verbindingsagenda’ presenteerde. Een appel om de brede welvaart te versterken door in te zetten op al dat moois wat in die ecosystemen in en rond de kennissteden groeit en bloeit.
‘Zo’n ecosysteem is ontzettend belangrijk’, zegt Marja van Bijsterveldt, burgemeester van Delft en voorzitter van het netwerk. ‘Voor de aanpak van de grote uitdagingen waar we voor staan, zoals klimaatverandering, digitalisering, veiligheid en de zorg, is innovatie keihard nodig. Al die innovatiekracht die rond universiteiten ontstaat, is cruciaal. En daarmee worden de kennissteden cruciaal, zowel voor de Nederlandse economie als voor het tegemoet treden en oplossen van die uitdagingen, nationaal en internationaal.’
De steden willen die ecosystemen graag koesteren en doen dat ook, maar lopen nu op tegen de grenzen van hun mogelijkheden. Zoals het in de oproep voor een verbindingsagenda staat: ‘We missen de capaciteit en de middelen om de randvoorwaarden op orde te stellen. Talent en innovatieve bedrijvigheid dreigen daardoor te vertrekken naar het buitenland.’
Wat wilt u van het rijk?
‘We hebben in dit land geweldige kennisinstellingen met daaromheen prachtige ecosystemen. Wij zeggen tegen het rijk: verbind je daarmee, kijk hoe je die kunt ondersteunen want van die ecosystemen moeten we het voor een belangrijk deel in Nederland hebben. Internationaal ook trouwens. Op de campus van de TU Delft zit bijvoorbeeld Deltares, een onafhankelijk kennisinstituut dat werkt aan innovatieve oplossingen op het gebied van water en ondergrond. Daaromheen zitten veel start-ups en living labs die onder meer werken aan oplossingen voor de stijging van het waterpeil. Dat is een mondiaal probleem. Kennis en valorisatie, het geschikt maken van die kennis voor toepassingen buiten de universiteit, zijn in deze tijd belangrijker dan ooit.’
Kennissteden hebben veel meer lasten dan andere steden
Steden koesteren hun universiteiten, ze ontlenen er voor een deel hun identiteit en status aan. Is het dan ook niet logisch dat zij die ontwikkelingen steunen, in plaats van het rijk?
‘Samen met het ministerie van BZK brengen we nu in kaart wat het betekent om een kennisstad te zijn. We zien nu al dat kennissteden veel meer lasten hebben dan andere steden, maar daar worden we niet voor gecompenseerd. Neem de investeringen in startende bedrijfjes. We hebben hier YES!Delft, dat zit in de wereldtop van incubators (organisaties die start-ups helpen hun bedrijf te ontwikkelen, red.). Daar hebben we als stad al veel in geïnvesteerd en dat doen we nog steeds. Of neem het fietsenprobleem. Die moeten we ergens kwijt en in compacte steden als Delft en Leiden is dat lastig. We hebben Haskoning laten berekenen wat ons de fietsen de komende jaren gaan kosten: miljoenen. Maar ook de investeringen in bijvoorbeeld loketten voor expats, in het internationaal primair en voortgezet onderwijs, de bouw van duizenden studentenwoningen, de bereikbaarheid en versterking van de campus. We investeren op al deze terreinen, omdat we dat ecosysteem willen versterken.’
Zegt de gemeenteraad nooit: waarom moeten we hierin blijven investeren als we er niets voor terugkrijgen?
‘Ja, dat geeft zeker discussie, maar altijd is er weer een meerderheid die zich verantwoordelijk voelt voor de universiteit, onze studenten en een sterk kennisecosysteem. Dat moet ook wel, want uit onderzoek blijkt dat de ecosystemen in de kennissteden nu onvoldoende tot hun recht komen. We hebben in de kennissteden de sleutel in handen om betekenisvol te zijn voor de Nederlandse economie en de brede welvaart. Zet ons dan ook in onze kracht om daar invulling aan te geven. Want dat blijkt ook uit hetzelfde onderzoek: er moet een sterkere facilitering zijn. We moeten ervoor zorgen dat mensen hiernaartoe komen en vervolgens is het de uitdaging de goede mensen te behouden. Die jonge onderzoekers zul je iets moeten bieden: huisvesting, cultuur, een groene omgeving, kortom een aantrekkelijk vestigingsklimaat.’
Universiteitssteden hebben ook hun eigen belangen. Bijt zo’n gezamenlijk optrekken die niet?
‘Ten eerste zijn we een netwerk om van elkaar te leren. Als samenwerking of lobby richting het rijk zinvol is, tillen we het onderwerp boven het lokale uit. We kijken vanuit een nationale optiek naar wat nodig is om sterke innovatie- en kenniskracht te hebben. We zien dat universiteiten en hogescholen economische bedrijvigheid aantrekken. Zou dat niet zo zijn, dan hadden we geen toepassing van de kennis en technologie in het dagelijks leven van mensen. Overigens hebben we meer gedeelde zorgen, zoals het studentenwelzijn. Pas hadden we in Leiden nog een bijeenkomst over studenten en #MeToo, stress, burn-outs en alcoholgebruik. Per thema kijken we naar een gezamenlijk belang en hoe we samen iets kunnen aanpakken.’
Hier liggen grote kansen, maar het gaat niet vanzelf
De kennissteden zijn niet de enige gemeentelijke lobby die bij het rijk aankloppen voor geld. VNG, G4, P10, M50… het worden er steeds meer. Daar komt er nu weer een bij.
‘Dat klopt, maar dat doet niets af aan de relevantie van de reële vraag, die overstijgt het lokale. Het gaat niet om Nijmegen, Leiden of Wageningen. Die doen al heel veel, maar het is niet genoeg en het gaat ten koste van gemeentefondsmiddelen die eigenlijk bestemd zijn voor andere doelen. Je doet jezelf als land tekort als je deze geweldige innovatiemogelijkheden, deze broedplaatsen van oplossingen voor de toekomst, onvoldoende benut. Dan kom je jezelf tegen. China investeert wél, heel veel. Amerika ook. Europa moet koesteren wat belangrijk is. Hier liggen grote kansen, maar het gaat niet vanzelf.’
U was staatssecretaris en minister. Werd in een kabinet nooit eens verzucht: wéér die gemeenten die meer geld willen?
‘Ja, en dat is heel verwerpelijk. Men weet vaak niet goed genoeg wat er in gemeenten gebeurt en hoe relevant ze zijn voor het voorkomen van veel problemen op nationaal niveau. Nederland moet goed nadenken over de vragen: waar verdienen we ons geld en waar vinden we de oplossingen voor de grote uitdagingen van morgen en overmorgen? Soms is dat een universiteitsstad, soms zijn het de boeren die de slag willen maken naar de productie van duurzame, biologische, verantwoorde voeding. De ene lobby is niet per se belangrijker dan de andere. Waar wij nu om vragen, is aandacht. Want wat geen aandacht krijgt, groeit niet. Dus we moeten ons geluid laten horen.’
Moeten steden zonder universiteit blij zijn met de lobby van de kennissteden?
‘Het gaat zeker niet alleen over de universiteitssteden. Ga maar eens kijken in het ziekenhuis van Gouda, dat gebruikt dagelijks technologie die hier wordt ontwikkeld. We kunnen niet zonder die kennis. Kennis is macht, en onze belangrijkste grondstof nu de gaskraan in Groningen is dichtgedraaid. We hebben het nodig, we hebben het in handen en we moeten het koesteren.’
Wie is...
Marja van Bijsterveldt is burgemeester van Delft en voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland. Ze was raadslid en wethouder in Almere, burgemeester van Schipluiden en staatssecretaris en minister van OCW.