Om de rechtmatigheid binnen de Wmo en de Jeugdwet te controleren en onderzoeken, hebben de gemeenten een toezichthouder nodig. Binnen de Wmo is dit verplicht, binnen de Jeugdwet wordt dit sterk aangeraden. Hoe gaan gemeenten hiermee om? Hoe richten ze het in? Waar lopen ze tegenaan? En wat komen ze tegen? Team Zorg van VNG Naleving legt deze en andere vragen ook dit jaar voor aan toezichthouders van verschillende gemeenten en samenwerkingsorganisaties.

Portret Zoetermeer 3 collega's

Gerrie van Gent (sinds 2015), Raèfen Passage (sinds 2018) en Rashiel Abdoel Gafoer (sinds 2019) houden gezamenlijk toezicht op de rechtmatigheid van de Wmo en de Jeugdwet in Zoetermeer. Bij Gerrie en Raèfen ligt de nadruk op de Wmo, bij Rashiel op de Jeugdwet. Gerrie was eerder onder meer actief als sociaal rechercheur voor de P-wet, Raèfen heeft gewerkt als Wmo-consulent en pgb-medewerker. Met hun ervaringen vullen ze elkaar goed aan. Rashiel komt uit de wereld van de zorg- en woonoverlast. Zijn focus ligt nu op het vormgeven van vooral preventief toezicht voor de Jeugdwet. De Wmo-ervaring van zijn collega’s komt hem daarbij goed van pas.

Hoe zijn toezicht en handhaving voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet in Zoetermeer georganiseerd?

Wij zijn met z’n drieën verantwoordelijk voor het rechtmatigheidstoezicht binnen de Wmo en de Jeugdwet. Ons werk bestrijkt het hele veld. Van onderzoek doen tot het beëindigen van pgb’s en van terugvorderen tot beschikkingen maken. Maar het is veel. We moeten dan ook elke dag opnieuw prioriteiten stellen.

Gelukkig werpen onze initiatieven om de Wmo-consulenten fraude-alerter te maken hun vruchten af aan de preventieve kant. Naast regelmatige sessies rond fraude-alertheid en een aandachtspuntenlijst, koppelen we ze ook terug wat hun signalen hebben opgeleverd. Dat versterkt de alertheid.

Voor ZIN binnen de Wmo doen we wel het toezicht, maar zijn onze 2 contractmanagers verantwoordelijk voor de handhaving. Met hen hebben we intensief contact en voeren ook gezamenlijk onderzoeken uit. Bij ZIN in de Jeugdwet is de relatie met de netwerkregisseurs en contractmanagers vergelijkbaar.  

Onze focus ligt wel op preventie. Naast de nauwe samenwerking met onze Wmo- en Jeugdconsulenten betekent dat bijvoorbeeld dat we nieuwe zorgaanbieders grondig onder de loep nemen.

Welke casussen hebben op jullie de meeste indruk gemaakt en waarom?

Een aanbieder van jeugdhulp groeide in 2 jaar tijd van 3 naar 30 pgb-cliënten. Het eerste signaal dat er iets niet pluis was, betrof het declaratiegedrag. Bedragen op de facturen kwamen niet overeen met de beschikking. Voor leerplichtige kinderen rekende hij 6 uur per dag voor groepsbegeleiding en 4 uur voor individuele begeleiding. En dan moesten deze kwetsbare kinderen ook nog naar school. Dat kan in werkelijkheid natuurlijk helemaal niet. Het blijft verbazingwekkend dat dergelijke fraudes kunnen gebeuren.

Een ander voorbeeld is dat van een aanbieder die verspreid over verschillende pensions in de regio huisvesting bood aan kwetsbare mensen. Een aantal van hen kreeg zorg vanuit een Wmo-pgb. Mensen met behoorlijke psychiatrische problematiek woonden in kleine, vieze ruimtes en werden geïntimideerd. Hun bankpas was in beheer van de zorgverlener en de mensen kregen zakgeld. Verder werd de pgb-zorg gedeclareerd, maar niet geleverd en betaalden de cliënten een hoge huur. We waren blij dat we – met hulp van in- en externe collega’s – de mensen daar konden weghalen en elders konden onderbrengen.

In tegenstelling tot het vaak negatieve imago van toezicht en handhaving, blijkt uit deze en vergelijkbare casussen wel dat toezichthouders echt een ‘zorghart’ hebben. We komen op voor mensen die soms helemaal niemand meer hebben en onwijs kwetsbaar zijn en zorgen dat ze de zorg krijgen die ze nodig hebben.

Waar zijn jullie het meest trots op? En wat kan er in jullie ogen nog beter?

We zijn er trots op dat toezicht in Zoetermeer echt onderdeel is van het hele proces. Alle betrokkenen dragen hun steentje eraan bij. Natuurlijk zijn er altijd zaken die beter kunnen. Kijken we naar onze toegang, dan kunnen we aandachtiger kijken naar de pgb-vaardigheid van de cliënt én de rol van zijn vertegenwoordiger.

Verder zouden we als regio wat meer eenduidig kunnen opereren. Pleegt een zorgaanbieder fraude, dan moeten alle gemeenten hem de toegang ontzeggen. Wij initieerden in onze regio de samenwerking en zien die wel groeien. Momenteel komen we elke 3 weken met toezichthouders rechtmatigheid van 11 gemeenten samen voor casusbespreking en het gezamenlijk oppakken van casussen.

Kijk je naar het toezicht op de kwaliteit van de Wmo, dan is dat regionaal belegd bij de GGD. Het rechtmatigheidstoezicht zou ook regionaal belegd kunnen worden. Onafhankelijk toezicht waarbij gemeenten wel zelf de handhaving voor hun rekening nemen. Dat lijkt ons vanuit onze ervaring in de praktijk ideaal.

Hoe staat het met het samenspel tussen kwaliteit en rechtmatigheid in Zoetermeer?

Je kunt kwaliteit en rechtmatigheid domweg niet los van elkaar zien. Omdat de GGD in zijn onderzoeken naar hele andere dingen kijkt dan wij, kunnen we elkaar goed aanvullen. In de ideale situatie trek je samen op en voorzie je elkaar van input. Daar valt nog wat te winnen voor ons. We beseffen dat het belangrijk is en het staat dan ook hoog op onze agenda.

Ook hier investeren we overigens wel veel in preventie. Bijvoorbeeld door het geven van voorlichting over zorgfraude, voorbespreking van en eventueel meegaan met huisbezoeken, onderzoek naar nieuwe zorgverleners/aanbieders, etc. Onze Wmo- en Jeugdconsulenten geven de indicaties af. Zij kunnen bij een aanvraag vragen stellen ter beoordeling van de kwaliteit. En bij een herindicatie of –onderzoek kunnen zij de geleverde zorg evalueren.

Voor de Jeugdwet hebben we contact met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, waar we informatie mee uitwisselen. Ook hebben we sinds kort een kwaliteitsmedewerker Jeugdwet die adviseert over de inrichting van het indiceren.

Is Zoetermeer ook aangesloten bij het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) en zo ja, wat levert het jullie op?

In 2017 sloten we ons als een van de eerste gemeenten aan en het begint ons steeds meer op te leveren. Dat komt doordat steeds meer gemeenten zich aansluiten én signalen inbrengen. In dat opzicht is het IKZ een ecosysteem dat iedereen nodig heeft. Alleen wanneer alle aangesloten gemeenten en overige ketenpartners signalen inbrengen, functioneert het systeem optimaal. Op dit moment krijgen we via het IKZ bijvoorbeeld informatie van een zorgkantoor of een andere gemeente dat er iets speelt bij een aanbieder. Daar kunnen wij ons voordeel mee doen.

Zoetermeer doet ook mee aan de proeftuin ‘Versterken samenwerking gemeenten en IKZ(-partners), voor en na verrijking van signalen’. In deze pilot brengt het IKZ partijen samen om gezamenlijk de meest effectieve aanpak vast te stellen en uit te voeren. Het doel is altijd dat de fraude stopt. De meest doeltreffende methode hiervoor kan bijvoorbeeld beslaglegging door de Belastingdienst zijn. Het IKZ fungeert daarbij als knooppunt waar alles samenkomt. Tijdens het congres Handhaving en Naleving van 3 oktober a.s. worden de eerste resultaten van de proeftuin gepresenteerd.

Welke tips willen jullie je collega’s in het land graag meegeven?

  • Zorg voor een goede informatiepositie. Dat betekent dat je zowel intern als extern vindbaar bent en toegang moet hebben tot een netwerk waar je informatie kunt halen en delen.
  • Blijf je verbazen. Alles is mogelijk dus kun je maar beter openstaan voor alle mogelijkheden. Ook dat er geen sprake is van fraude terwijl alle signalen daarop wijzen.

Wat zijn jullie grootste uitdagingen voor het komende jaar?

Dat is in ieder geval de proeftuin IKZ. We willen gemeenten op basis van de ervaringen die we nu opdoen een handreiking bieden die ze eenvoudig wegwijs maakt in de aanpak van zorgfraude samen met de IKZ-partners.

Verder streven we ernaar dat de regionale samenwerking eind dit jaar een goed geoliede machine is en dat ook de samenwerking met de GGD een geheel gaat vormen.

Ook gaan we het toezicht op de Jeugdwet verder vormgeven. Rashiel zal veel fysiek aanwezig zijn tussen de consulenten om het vertrouwen verder uit te bouwen, ervaringen uit te wisselen en op te treden als ‘preventie-adviseur’ en vraagbaak.

Ten slotte zullen we ons – naast preventie – ook optimaal blijven inzetten om de ‘rotte appels’ die nog wel actief zijn, aan te pakken.