Om de rechtmatigheid binnen de Wmo en de Jeugdwet te controleren en onderzoeken, hebben gemeenten een toezichthouder nodig. Binnen de Wmo is dit verplicht, binnen de Jeugdwet wordt het sterk aangeraden. Hoe gaan de gemeenten hier mee om? Hoe richten ze het in? Waar lopen ze tegenaan? En wat komen ze tegen? Team Zorg van VNG Naleving legt deze en andere vragen voor aan toezichthouders van verschillende gemeenten.

Portret Chantal van Geffen

Chantal van Geffen, sinds mei 2016 toezichthouder Wmo in de regio Brabant Noordoost-Oost. Deze regio bestaat uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Landerd, Oss, Sint-Anthonis, Uden, Cuijk, Grave en Mill.

Hoe is het toezicht op en handhaving van de Wmo 2015 en de Jeugdwet georganiseerd in Oss?

De gemeente Oss voert namens de gemeente in de regio Brabant Noordoost-Oost (BNO-O) het toezicht Wmo 2015 uit. Binnen de regio is toezicht op 2 manieren belegd. Toezichthouder GGD Hart voor Brabant voor toezicht bij calamiteiten en geweldsincidenten. 2. de toezichthoudend ambtenaar Wmo (namens alle regio-gemeenten) voor algemeen Wmo toezicht (proactief en signaalgericht) op kwaliteit en rechtmatigheid bij gecontracteerde, gesubsidieerde en pgb-aanbieders. Voor deze laatste vorm van toezicht is er binnen de regio BNO-O een meldpunt ingericht. Bij het meldpunt werken contractmanagers en de toezichthouder Wmo nauwgezet samen. Hier vindt afstemming plaats over signalen maar ook bijvoorbeeld over verbeterafspraken die bij kwartaalgesprekken tussen contractmanagers en aanbieder zijn gemaakt. Vervolgens wordt beoordeeld wat de eventuele vervolgstappen zullen zijn.

Was er een directe aanleiding om het zo te organiseren of zijn jullie hier direct op 1 januari 2015 mee van start gegaan?

In mei 2016 ben ik door de Gemeente Oss als toezichthouder Wmo aangesteld. De regio BNO-O heeft vanaf het begin (2015) besloten om op bovengenoemde wijze invulling te geven aan toezicht Wmo. Ik merk hierbij wel op dat we in 2016 begonnen zijn met signaalgericht toezicht op de kwaliteit van zorgaanbieder welke een contract hebben, de zogenaamde ZIN aanbieders. Al snel kwamen we tot de conclusie dat hierbij de pgb-aanbieder aan toegevoegd moest worden. Vervolgens is de functie nog uitgebreid met proactief toezicht en uiteindelijk ook toezicht op de rechtmatigheid. Noem het voortschrijdend inzicht!

Wat vind je zelf de belangrijkste voorwaarden om fouten en fraude goed te kunnen voorkomen en bestrijden?

Dat is wat ons betreft een keten-brede aanpak. Een gezamenlijke aanpak door de gehele keten staat daarbij centraal, van het zoveel mogelijk voorkomen dat onrechtmatigheden zich voordoen, tot het tijdig signaleren en corrigeren van onrechtmatigheden bij controles en een effectieve en passende maatregel/sanctie bij overtredingen. Binnen de regio BNO-O hebben we een werkgroep geformeerd om deze integrale doorontwikkeling vorm te geven. Als basis hanteren we hiervoor de cirkel van naleving die bestaat uit 4 thema’s: communicatie, dienstverlening, controleren en sanctioneren. Daarnaast is samenwerken in de breedste zin van het woord een must. Het gaat hierbij om interne maar zeker ook externe partners. Het delen van kennis en signalen maakt dat we sterker staan in het voorkomen en bestrijden van fouten.

Met welke gemeenten/ketenpartners werken jullie allemaal samen en kun je een aantal samenwerkingen toelichten?

Zoals een aantal van mijn voorgangers ook al benoemd hebben, is samenwerken in ons vak essentieel. Alleen kun je niets. Samenwerking kan op vele verschillende manieren tot stand komen; om de meest voorkomende te noemen: de regionale zorgkantoren, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), VNG en Team Zorg van VNG Naleving, Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ), Politie, Belastingdienst, Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC), Wmo Toezicht GGD, Sociale Verzekeringsbank (SVB). Betreffende samenwerking met gemeenten zou ik willen zeggen dat samenwerken met álle gemeenten in Nederland plaats zou kunnen/moeten vinden. We zien immers steeds vaker dat een aanbieder zich in een andere regio probeert te vestigen als het in de vorige regio is “fout” gegaan.

2 voorbeelden van samenwerking wil ik hieronder kort beschrijven. De aanbieder welke in het vorige interview is beschreven heeft zich ook in onze regio proberen te vestigen. Door samen te werken hebben we in erger kunnen voorkomen. Het volgende voorbeeld heeft zich afgelopen jaar voorgedaan. Zowel bij het IGJ (destijds nog IGZ en IJZ) als bij ons kwamen signalen binnen van een aanbieder welke cliënten ondersteunt met een Wmo-, Wlz- en Jeugd-indicatie (zoals vele aanbieders). In onderling overleg is besloten een gezamenlijk toezichtbezoek af te leggen. Vervolgens zijn we ook met 1 gezamenlijk rapport naar buiten gekomen en heeft ook de opvolging gezamenlijk plaatsgevonden. Dit gaf ons, maar zeker ook de aanbieder duidelijkheid.

Welke fraudecases hebben de meeste indruk op je gemaakt?

Binnen onze regio is er op dit moment nog geen grote fraudecasus aan het licht gekomen. Daarom kan ik er zo niet direct 1 benoemen. Elke casus staat op zich en ik blijf me verbazen hoe “creatief” (zin/pgb)-aanbieders soms zijn. Zo hebben we onlangs een casus gehad waarbij 1 persoon verschillende niet verenigbare rollen had en de cliënt niet op de hoogte is van een indicatie welke in het verleden is afgegeven. Voor mijn gevoel komt een fraudesignaal op dit moment nog vaak per toeval aan het licht. We zijn nu dan ook aan het investeren in de fraudealertheid van medewerkers.

Met welke argumenten overtuig je sceptici van het belang van het tegengaan van fraude?

Dat lijkt me niet zo moeilijk. Toezicht is wat mij betreft gericht op de juiste zorg bij de juiste cliënt. Aangezien we hier te maken hebben met maatschappelijk geld, waar we allemaal ons steentje aan bijdragen, dienen we hier zorgvuldig mee om te gaan. Het opsporen van fraude/oneigenlijk gebruik is wat mij betreft dan ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Uiteraard moeten we uitgaan van vertrouwen, want zonder vertrouwen is er geen basis, maar dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor hetgeen wat niet goed gaat. Dit laatste met name ook om de vaak kwetsbare doelgroep te beschermen tegen de malafide zorgaanbieder.

Wat zijn de resultaten van de aanpak binnen jouw gemeente tot nu toe?

Ik ben trots als ik zie dat er in binnen onze regio steeds meer bewustwording ontstaat. De regionale werkgroep kwaliteit en rechtmatigheid, waar ik hierboven al kort over heb gesproken, is daar een mooi voorbeeld van. Hierbij kijken we gezamenlijk wat eenieder op zijn eigen vakgebied kan betekenen in de kwaliteit/rechtmatigheid met 1 gezamenlijk doel: “juiste zorg bij de juiste cliënt!”.

Hebben jullie ook al met in- en/of terugvordering te maken gehad?

Nee, tot op heden hebben we hier nog niet mee te maken gehad. Terugvordering is in de Wmo 2015 geregeld in artikel 2.4.1. Volgens dit artikel kan de gemeente een verstrekte voorziening terugvorderen wanneer: een verstrekte maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld pgb is ingetrokken op grond van artikel 2.3.10 onderdeel a Wmo 2015, dus wanneer de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; én de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de gevallen waarin kan worden teruggevorderd erg beperkt zijn. De “winst” zit hem nu met name in het stoppen van de indicatie en de cliënt begeleiden naar een aanbieder welke de juist ondersteuning kan bieden.

Wat is de gouden tip voor gemeenten die toezicht en handhaving nog moeten gaan inrichten?

Zorg voor:

  • Voldoende draagvlak
  • Kwaliteitsbewustzijn en fraudealertheid in de gehele keten
  • Samenwerken met alle medewerkers binnen de Wmo
  • Preventie boven repressie