Om de rechtmatigheid binnen de Wmo en de Jeugdwet te controleren en onderzoeken, hebben de gemeenten een toezichthouder nodig. Binnen de Wmo is dit verplicht, binnen de Jeugdwet wordt dit sterk aangeraden. Hoe gaan gemeenten hiermee om? Hoe richten ze het in? Waar lopen ze tegenaan? En wat komen ze tegen? Team Zorg van VNG Naleving legt deze en andere vragen ook dit jaar voor aan toezichthouders van verschillende gemeenten.

Portret Peter van Doorn

Peter van Doorn werkt bijna 5 jaar binnen toezicht en handhaving in het sociaal domein. In 2014 begon hij als – onder meer – toezichthouder Participatiewet. In 2016 startte hij in de functie Adviseur Uitvoering, een coördinerende functie en aanspreekpunt voor meer complexe uitvoering, processen, et cetera. Binnen deze functie is Peter ook toezichthouder Participatiewet, Wmo en Jeugdwet. Naast zijn functie als verbinder en zijn rol in de positionering van toezicht in de gehele keten, doet hij ook nog graag onderzoeken. Dat zijn tegenwoordig vooral de complexere onderzoeken naar zorgaanbieders.                

Hoe is het toezicht op en handhaving van de Wmo 2015 en de Jeugdwet georganiseerd in Zaanstad?

Wij hebben het toezicht op de kwaliteit (Wmo) en rechtmatigheid (Wmo en Jeugdwet) belegd in onze eigen organisatie, op 1 plek, in verschillende functies. Voor de kwaliteit hebben we een kwaliteitsfunctionaris in dienst genomen. Rechtmatigheidsonderzoeken worden uitgevoerd door omgeschoolde toezichthouders Participatiewet. Het betreft verschillende expertises, maar ze werken nauw met elkaar samen en zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

Was er – naast de verplichting vanuit de decentralisaties – een aanleiding om ermee aan de slag te gaan?

Ja, in de loop van 2016 was er aanleiding een grote zorgverlener te onderzoeken. Dit werd een grote zaak en bracht de ontwikkeling van de toezichttaak in een stroomversnelling.

Kun je vanuit jouw ervaring de ideale plek van toezicht en handhaving schetsen, ook als je kijkt naar kosten en baten?

De ideale plek is overal. Toezicht en handhaving moeten wat mij betreft onderdeel zijn van de gehele dienstverlening. Dit begint al op het moment dat een inwoner het sociaal wijkteam binnenloopt. Alertheid aan de poort is essentieel. In een zo vroeg mogelijk stadium signaleren. Hiermee voorkom je juist (zoveel mogelijk) dat we moeten doen wat we liever niet doen, namelijk repressief handhaven.

Welke fraudecasus binnen de Wmo 2015 is je het meest bijgebleven?

Onze allereerste casus die zich begin 2016 aandiende. Die betrof een zorgaanbieder voor beschermd wonen met alleen cliënten met een pgb (Wmo en Wlz). Erg kwetsbare inwoners, verschillende problematiek, veelal ook met een huisvestingsprobleem. Alles werd voor ze 'geregeld'. Ze moesten daarvoor wel hun DigiD-codes afgeven, net als bankpassen en pgb-administraties. Hoge indicaties waren hier de norm en de directie oefende invloed uit op indicaties. Inwoners hadden geen idee wat ze met een pgb moesten en waren totaal niet vaardig om het te beheren. Bewindvoerders deden alleen de financiën en niemand keek om naar de regie op de zorg, juist daar waar de inwoners het meest kwetsbaar zijn. De zorgaanbieder was de enige die belang had bij een pgb. Contactmomenten met cliënten waren minimaal. Wij hebben alle cliënten ‘weggehaald’ en met behulp van betrouwbare zorgpartners alternatieve ondersteuning kunnen vinden. Uiteindelijk is de zaak ook opgepakt door de recherche ISZW en zijn er verdachten aangehouden.

En binnen de Jeugdwet?

Een zorgaanbieder die een ZiN-contract had voor de Wmo (voornamelijk huishoudelijke hulp) met expansiedrift. Ineens hadden ze de beschikking over een paar panden waar ze wel even beschermd wonen voor jeugdigen gingen organiseren. Jongeren hadden ze ook ineens. Jongeren met diverse problematiek, maar vooral ook weer met een huisvestingsprobleem. Veel overlast rondom panden (drugsgebruik, geluidsoverlast, et cetera), intimidatie van indicatiestellers. Deze zaak loopt nog, maar het is schrijnend om te zien hoe makkelijk een dergelijk initiatief vorm kan krijgen over de rug van onze meest kwetsbare inwoners. De Jeugdzorg is ook een meer gesloten wereld dan de Wmo en sommige aanbieders lijken dat niet erg te vinden.

Wat zijn de 3 'gouden' tips die je collega-toezichthouders kunt geven op het gebied van samenwerking intern en met ketenpartners?

  • Neem initiatief. Anders gebeurt er helemaal niets.
  • Wees standvastig. Anders gebeurt er helemaal niets.
  • Zorg voor draagvlak. Anders gebeurt er helemaal niets.

Waar heb je zelf veel van geleerd?

Door te doen, te durven en fouten te maken. In de uitvoering werden we geconfronteerd met signalen die actie vereisten, terwijl er niets was uitgedacht of vastgelegd in beleid. Ik heb geleerd dat je met gezond verstand en lef heel ver kunt komen. Ik voelde daarin bijvoorbeeld wel steun van de wethouder en dat hielp ontzettend. Daarnaast hebben wij Team Zorg van VNG Naleving geraadpleegd, zijn we ter lering betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek en hebben we fraudetrainingen gevolgd bij VNG Naleving. Elk onderdeel draagt weer bij aan ons leertraject.

Wat zijn de meest in het oog springende resultaten die Zaanstad al boekte met toezicht en handhaving?

Vooral dat we constant bezig zijn om toezicht en handhaving naar een hoger plan te tillen. Concreet is het mooiste resultaat is dat we 25 pgb-budgethouders hebben weggehaald bij de al genoemde aanbieder, maar dat we ook steeds meer budgethouders 'omzetten' naar ZiN. Niet omdat wij dat willen, maar omdat dit in elk individueel geval beter is voor de inwoner. Een ander resultaat is dat we door een goede interne samenwerking tijdens een aanbestedingsprocedure (Wmo) een aantal aanbieders buiten de deur hebben weten te houden. Dit kan nog veel beter, maar een belangrijke stap is wel weer gezet.

En hebben jullie ook al ervaring met terugvordering?

Bijna. Inmiddels is het terugvorderingsproces klaar en kan het geïmplementeerd worden. De eerste casussen liggen klaar om terug te vorderen.

Wat zijn de grootste uitdagingen voor de komende tijd?

Wij streven naar een volwaardige plek voor toezicht en handhaving in de totale dienstverlening in het sociaal domein, van preventie tot repressie. Daarnaast blijft het lastig om voldoende structurele capaciteit in te zetten. Zeker met de tekorten die we hebben in het sociaal domein. Overtuigen van het belang van toezicht (alertheid aan de poort, nakomen van afspraken, naleven van regels, handhaven wanneer nodig) blijft een aandachtspunt. Ik ben er wel van overtuigd dat wij in Zaanstad de neuzen dezelfde kant op hebben en dat er draagvlak is om dit doel na te streven.