VNG Magazine nummer 8, 15 mei 2020

Auteur: Ana Karadarevic  | Beeld: Shutterstock

Waarom presteert de ene zorgaanbieder beter dan de andere? in een pilot wordt uitgezocht hoe data over de jeugdzorg gebruikt kunnen worden om de effectiviteit van de zorg in kaart te brengen.
 

Kind

Gemeenten zijn bijna 5,5 jaar verantwoordelijk voor de jeugdzorg en hebben een enorme hoeveelheid data opgebouwd in het berichtenverkeer met zorgaanbieders. Deze informatie kan worden gebruikt om de effectiviteit van de zorgverlening in kaart te brengen, zodat gemeenten de kwaliteit van de jeugdzorg kunnen verbeteren. VNG Realisatie heeft een aanzet hiertoe gedaan in een pilot met vijf gemeenten, gefinancierd uit het Fonds Gezamenlijke Gemeentelijke Uitvoering (GGU).
De vraag die zich opdringt, is: waarom pas na ruim vijf jaar beginnen met het meten van kwaliteit? Omdat gemeenten het de eerste vijf jaar druk hadden met het draaiende houden van de zorg. ‘In eerste instantie waren we vooral bezig met het overnemen en inregelen van de zorg’, zegt Marjon Dirksen, informatiemanager bij de gemeente Lelystad. Nu die fase achter de rug is, denken steeds meer gemeenten na over het verbeteren van de kwaliteit van de zorgverlening. Maar hoe meet je die kwaliteit?

Het antwoord bevindt zich voor de neus van de betrokken ambtenaren, in het berichtenverkeer tussen gemeenten en zorgaanbieders. Hierin staan bijvoorbeeld verwijzingen van huisartsen, en meldingen dat een behandeltraject is begonnen, of juist is beëindigd. Op basis van het berichtenverkeer kan worden vastgesteld welke route, of zorgpad, een individuele cliënt aflegt in de jeugdzorg.
Gemeenten bezitten een schat aan informatie, die een sleutelrol kan spelen bij het meten van de kwaliteit van de geleverde jeugdzorg. Bij VNG Realisatie vroeg men zich af: hoe kunnen we ambtenaren die zich bezighouden met jeugdzorg helpen om de spreekwoordelijke speld in de hooiberg aan data te zoeken? Het antwoord: met algoritmes.

Datagedreven werken
Projectleider Eelco de Winter van VNG Realisatie tuigde een pilotproject op, waarin beleidsmedewerkers en data scientists samenwerkten om een eenvoudig informatie-instrument te ontwikkelen voor uitvoerende professionals. Dit instrument moet inzicht bieden in de zorgpaden die cliënten in de jeugdzorg bewandelen, en de effectiviteit daarvan. Om de zoektocht naar de speld in de hooiberg te vereenvoudigen, is het de bedoeling dat dit instrument zoekt naar afwijkende patronen in de grote databerg van het berichtenverkeer.
Vijf gemeenten vonden elkaar in de zomer van 2019: Midden-Drenthe, Lelystad, Roermond, ’s-Hertogenbosch en de Regio Twente. Samen bogen zij zich over de vraag: kunnen gemeenten effectiever opereren en het jeugdzorgstelsel samen met verwijzers en aanbieders van jeugdzorg verbeteren? Deze vraag was het uitgangspunt voor de gemeenten en VNG Realisatie. Aan de pilot van afgelopen voorjaar deden ambtenaren mee die zich bezighouden met beleid, contractmanagement en uitvoering.

Eén van de deelnemers was Mark van der Straten, technisch consultant informatisering van de gemeente Midden-Drenthe. Hij noemt de pilot heel leerzaam. ‘Midden-Drenthe is nog bezig om het datagedreven werken binnen de eigen organisatie op te tuigen. Dit was één van de redenen om met dit project mee te doen. Zo konden wij kennis opdoen van andere gemeenten en onze positieve inbreng leveren aan een interessant project en eindproduct.’
Volgens Van der Straten hebben gemeenten veel data maar wordt daar nog te weinig mee gedaan. In de pilot is een generiek en open source instrument ontwikkeld dat alle gemeenten kunnen gebruiken, om inzicht te krijgen in hun beschikbare data over de jeugdzorg. ‘Hiermee kan gerichter op kwaliteit en type zorg worden gestuurd, en het kan mogelijk kosten besparen.’

Effectiviteit van interventies
In relatief korte tijd is een ‘mooie proof of concept neergezet’, aldus Van der Straten. Het doel is om dit instrument gebruikersvriendelijker te maken. Hierdoor wordt het nog eenvoudiger voor andere gemeenten om de tool op hun eigen data in te zetten. Het instrument zoals dat in eerste instantie is opgetuigd, is nog behoorlijk technisch, zegt hij.
Projectleider De Winter erkent dit en benadrukt dat het de bedoeling is dat het eindproduct begrijpelijk is voor de ambtenaren die ermee gaan werken. Als het aan hem ligt, worden zij goed begeleid en gecoacht om datagedreven te werken.
Datagedreven werken is niet per se populair onder mensen op de werkvloer. Maar dat professionals er veel mee kunnen en dat datagedreven werken nuttig is, staat voor De Winter buiten kijf. Hij wijst erop dat gemeenten onvoldoende weten wat de effectiviteit is van interventies in de jeugdzorg. ‘Dankzij de data die straks beschikbaar komen, krijgen onder anderen contractmanagers bij gemeenten de kans om veel gerichtere gesprekken te voeren met zorgaanbieders.’

Vergelijken
Zoals gezegd bevat het berichtenverkeer een schat aan informatie. Er staan geanonimiseerde meldingen in, waarin te lezen valt dat bijvoorbeeld een jongere wordt doorverwezen naar een jeugdzorginstelling en vervolgens bepaalde hulp krijgt. Ook staat er hoelang die hulp duurt. Maar, zo vroeg bijvoorbeeld Marjon Dirksen van de gemeente Lelystad zich af: ‘Hoe kun je zien wat goed gaat en wat niet?’ Dat is straks inzichtelijk.
Vergelijken wordt ook mogelijk. Ambtenaren die zich bezighouden met jeugdzorg kunnen straks bijvoorbeeld zien dat twee cliënten met vergelijkbare problematiek niet dezelfde behandeling krijgen bij een zorgaanbieder. Dan zijn er cliënten die ondanks meerdere doorlopen behandeltrajecten, toch in de problemen belanden. Of een huisarts verwijst altijd naar dezelfde zorgaanbieder, om onduidelijke redenen.

Gemeenten bezitten een schat aan informatie

Voor dit soort informatie is de term ‘alarmbellen’ gemunt. Zodra daar sprake van is, moet een ambtenaar zich afvragen wat er aan de hand is. Met de gegevens in de hand, kan een contractmanager het gesprek aangaan met een zorgaanbieder. Wat is er aan de hand? Wat gaat er niet goed in traject x? En waarom presteert de ene zorgaanbieder beter dan de andere? Door vast te stellen welke zorgaanbieders hun zaken op orde hebben, kunnen gemeenten beter beargumenteerde keuzes maken voor bepaalde zorgaanbieders.

Belang van goede registratie
Wat in de pilot opviel, is met hoeveel mensen een cliënt contact heeft als hij eenmaal in de hulpverleningsmolen is beland. Het is niet uitzonderlijk dat een willekeurige cliënt met maar liefst zeven zorgaanbieders contact heeft, volgens projectleider De Winter. Ook komt het nogal eens voor dat de zorgaanbieders niet afweten van elkaars betrokkenheid. Opmerkelijk, aangezien er al jaren kritiek is op het feit dat legertjes hulpverleners betrokken zijn bij mensen en gezinnen die met problemen kampen.
Wat de pilot heeft aangetoond, is het belang van goede registratie van gegevens. Van der Straten van Midden-Drenthe noemt het belangrijk dat gemeenteambtenaren zo secuur en volledig mogelijk registreren. ‘Bij het gebruik van de tool en het analyseren van de data zie je wel dat dit niet altijd volledig of correct gebeurt. Door de uitkomsten van de metingen met de medewerkers te delen kun je laten zien hoe belangrijk het goed en volledig invoeren van deze gegevens is.’

Inzichten in de zorgpaden
‘We focussen met dit instrument op de vraag: wat doen zorginstellingen? En wat gaat goed en wat gaat niet goed?’ zegt Marjon Dirksen van Lelystad. Zij kijkt alvast vooruit en wil graag dat de data meer bieden dan inzicht in de zorgpaden. ‘Op basis van de gegevens wil je kunnen zeggen hoe een traject voor een jongere in de jeugdzorg gaat verlopen en hoeveel dat gaat kosten. Maar ik weet niet of dat op korte termijn haalbaar is.’
Ook wat projectleider De Winter betreft, wordt er meer mogelijk met data. VNG Realisatie is in gesprek met het Inlichtingenbureau, dat de digitale uitwisseling van gegevens tussen gemeenten en zorgaanbieders mogelijk maakt. De Winter: ‘We vragen het Inlichtingenbureau om de gegevens landelijk af te tappen, rekening houdend met privacywetgeving, zodat we meer inzicht krijgen in de kwaliteit van jeugdzorg. Dit zou gemeenten ook inzicht kunnen geven in wachtlijsten, en voor welke vormen van zorg die er zijn op landelijk niveau.’

Maar eerst wordt het net ontwikkelde prototype bij de pilotgemeenten getest. Vervolgens wordt dit jaar nog bij het Inlichtingenbureau gestart met de bouw van het definitieve instrument, als het aan projectleider De Winter ligt. Hij rekent erop dat de benodigde financiële middelen beschikbaar komen, ongeacht of het van de VNG komt, van het ministerie van VWS of van Binnenlandse Zaken. Gemeenten zitten volgens hem op zo’n oplossing te wachten.
 

Fonds GGU

Dit is het derde  van vier artikelen over het Fonds GGU. De artikelen zijn ook te lezen op vng.nl/VNGMagazineGGU.