VNG Magazine nummer 12, 28 augustus 2020

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Inge van Mill/COA

Om een fors tekort aan opvangplekken voor asielzoekers in de toekomst te voorkomen, hebben gemeenten, provincies en Rijk nieuwe afspraken gemaakt. Het aantal bedden wordt niet meer zo snel afgebouwd bij een lagere instroom.

 

COA

Het jaar 2015 is het schrikbeeld voor gemeenten en het COA, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. In dat jaar deden ruim 43.000 mensen een asielverzoek in Nederland. Dat waren er twee keer zoveel als een jaar eerder. Op het hoogtepunt, in september van dat jaar, deden 4000 migranten per week aan aanvraag. Het waren vooral vluchtelingen uit Syrië en Eritrea, maar ook Irakezen, Afghanen en Albanezen meldden zich in groten getale. Het COA en de gemeenten waren er niet op voorbereid, met een groot tekort aan opvangplekken tot gevolg. Sportzalen werden als noodopvang ingericht, er kwam een groot tentenkamp in Heumen. Maar de komst van extra asielzoekerscentra zorgde op meerdere plekken in het land voor onrust.

De nieuwe afspraken met onder meer het COA moeten dergelijke problemen in de toekomst voorkomen, zegt burgemeester Theo Weterings van Tilburg. Hij is voorzitter van de VNG-commissie Bestuur en Veiligheid en onderhandelde namens de gemeenten mee over de nieuwe deal. ‘We willen niet meer voor zo’n onverwachte groei komen te staan’, zegt hij. ‘In 2015 moesten we op stel en sprong met allerlei spoedprocedures tijdelijke ruimtes beschikbaar maken voor de opvang. Maar dat is niet wenselijk in de verhouding tussen het gemeentebestuur en de inwoners. We willen nu zorgen dat we altijd voldoende ruimte beschikbaar hebben.’

Stabielere relatie
Zo wordt voorkomen dat er weer haastig nieuwe locaties moeten worden gevonden, met soms forse maatschappelijke onrust als gevolg. Tegelijkertijd, zegt bestuursvoorzitter Milo Schoenmaker van het COA, kun je met een meer permanente opvanglocatie een ‘veel stabielere relatie met de omgeving aangaan’. ‘Asielzoekers raken gesetteld in de omgeving, de kinderen gaan er naar school en buurtbewoners doen er vrijwilligerswerk. En we denken dat een azc dat er langer is, ook kan bijdragen aan het voorzieningenniveau in een wijk. Je zou heel goed afspraken kunnen maken over activiteiten waarvan buurtbewoners ook gebruik kunnen maken, zoals een filmavond.’

Bij een lage bezetting kunnen andere doelgroepen straks woonruimte krijgen op het azc. Studenten bijvoorbeeld, arbeidsmigranten of anderen die met spoed een woning nodig hebben; die keuze is afhankelijk van de wensen van de gemeente waar het azc is gevestigd. ‘Maatwerk is mogelijk,’ zegt Schoenmaker, tot begin vorig jaar nog burgemeester van Gouda. ‘Een studentenstad kan dan kiezen voor ruimte voor studenten.’ Zowel de student als de asielzoeker kan daar profijt van hebben. ‘Je zou als gemeente bijvoorbeeld kunnen afspreken dat studenten voor een zacht prijsje op een azc mogen wonen, als ze ook meehelpen met de inburgering.’ 
Aan de provinciale regietafels maken gemeenten samen met de provincie afspraken over de uitwerking van de afspraken, zegt Weterings: ‘Wie heeft ruimte voor een azc, en hoe wordt het aantal bedden op peil gehouden als een locatie dichtgaat? Dat moet je regionaal bekijken.’

Gemeenten krijgen inburgeraars al vroeg in beeld

Nieuwe Inburgeringswet
De nieuwe afspraken zijn niet alleen een reactie op de asielcrisis uit 2015, er wordt ook geanticipeerd op de komst van de nieuwe Inburgeringswet die op 1 juli 2021 wordt ingevoerd. Door die stelselwijziging krijgen gemeenten meer taken en verantwoordelijkheden bij de inburgering van asielzoekers met een verblijfsvergunning. 
Het nieuwe systeem gaat uit van drie locatietypes. Allereerst de gezamenlijke vreemdelingenlocatie: grote opvangcentra waar iedereen terechtkan, zoals Ter Apel. Daar wordt heel snel bepaald of een asielaanvraag kansrijk is of niet. Bij mensen die geen kans maken op asiel, wordt snel en gericht gewerkt aan terugkeer. Mensen van wie niet meteen duidelijk is hoe kansrijk de aanvraag is, stromen door naar een satellietlocatie. Aanvragers die wel een grote kans hebben op een asielvergunning, zoals vluchtelingen uit Jemen, stromen door naar een regiolocatie. Het gaat dan gemiddeld om zo’n 40 procent van de aanvragen. Die regiolocaties worden beter verspreid over het land, zegt Schoenmaker. ‘In sommige provincies, zoals in Utrecht en in Noord- en Zuid-Holland, moet het been nog wel worden bijgetrokken.’

Sneller integreren
Het is de bedoeling dat asielzoekers worden geplaatst in een regio waar ze, als ze eenmaal een verblijfsstatus hebben, ook een woning aangewezen krijgen. De kansen op de arbeidsmarkt zijn bij die toewijzing mede bepalend, zegt Weterings. ‘Iemand uit Syrië met een technische achtergrond kun je bijvoorbeeld goed plaatsen in de buurt van Eindhoven.’

In die regionale opvangcentra kan al vroeg worden begonnen met de inburgering, terwijl dat nu vaak pas gebeurt wanneer iemand al een status heeft. ‘Zo hebben gemeenten inburgeraars al vroeg in beeld, en kunnen ze sneller gaan werken aan de integratie’, zegt Schoenmaker.