VNG Magazine nummer 11, 23 juni 2023

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Jelke Rinders

Rijk en gemeenten, maar ook de gemeenten onderling, moeten op zoek naar een nieuwe balans als het gaat om het bieden van bestaanszekerheid.
 

Godfried Engbersen

Volgens Godfried Engbersen, hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van de commissie die in opdracht van het kabinet onderzoek doet naar het sociaal minimum, zit er spanning op het huidige stelsel. Dat zei hij vorige week op de eerste dag van het VNG Jaarcongres. 
Sinds het rijk meer taken door gemeenten liet uitvoeren, is de balans zoek. ‘Moeten gemeenten wel een gemeentepolis ontwikkelen als aanvullende ziektekostenverzekering? Of is dat een rijkstaak? Hetzelfde geldt voor kwijtschelding van belastingen.’

Uniformering

Maar ook gemeenten onderling zouden naar een zekere uniformering van de kaders moeten komen waarbinnen zij minimabeleid kunnen voeren. De verschillen zijn nu groot, zei Engbersen. ‘Zowel wat betreft toelatingseisen voor lokaal minimabeleid als het beleid zelf. Sommige gemeenten hanteren een grens van 100 procent van het sociaal minimum, andere 150 procent. Sommige hebben heel uitgebreide pakketten, andere helemaal niet. Dit moet een belangrijke discussie worden tussen gemeenten’, hield hij de bestuurders voor. 
Hij verwees daarbij naar het VNG-essay Bestaanszekerheid als belofte. ‘Als je dat belooft, zijn gemeenten ook verplicht om de onderlinge verschillen te verklaren.’
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is er al sprake van bestaansonzekerheid, volgens Engbersen die in die tijd zijn eerste boek over armoede in Nederland schreef. De situatie van nu is wel anders. Waren veertig jaar geleden armen nog volledig afhankelijk van de overheid, nu treft armoede ook mensen met een baan. Daarnaast is de armoede ‘gedemocratiseerd’: ook middengroepen hebben er nu (tijdelijk) mee te maken, en het aantal voedselbanken is enorm toegenomen – het zijn er inmiddels 172. ‘Je kunt stellen dat het vangnet te los verknoopt is geraakt. Mensen vallen er nu doorheen.’
Volgens Engbersen zou een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum drie doelen moeten hebben: inkomensbescherming, sociale participatie (mee kunnen doen) en arbeidsdeelname en activering. Waarbij ervoor moet worden gewaakt dat het ene doel niet ten koste gaat van het andere. ‘De afgelopen jaren hebben we wel heel erg het accent gelegd op activering, met allerlei prikkels, en dat ging ten koste van inkomensbescherming.’

Kleine persoon

Een ding is sinds eind vorige eeuw niet veranderd: het zelfbeeld van de ‘kleine persoon’. ‘Den Haag laat ons altijd in de steek, als er ergens op bezuinigd moet worden dan is het op ons soort mensen, ze willen bij de mindere man het laatste weghalen als ze er de kans voor krijgen. Het zijn citaten uit mijn boek Moderne armoede waarvoor ik met Romke van der Veen in 1987 onderzoek deed onder 120 Rotterdamse huishoudens. Vandaag de dag horen we in het discours over armoede nog precies hetzelfde. Dat toont aan dat we iets moeten doen.’