VNG Magazine nummer 19, 2 december 2022

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Jiri Büller

Tijdens de ledenvergadering van de VNG in Utrecht maakt vicevoorzitter Hubert Bruls na acht jaar plaats voor Sharon Dijksma. Binnenkort stopt hij ook als voorzitter van het Veiligheidsberaad en dan is hij weer ‘gewoon’ burgemeester van Nijmegen.
 

Hubert Bruls

Acht jaar geleden begon Hubert Bruls als vicevoorzitter van de VNG. Het was een heftig jaar, 2014. De gesprekken met het kabinet over de decentralisaties van het sociaal domein en de jeugdzorg, in 2015 verliepen stormachtig. ‘Het is een van de weinige dingen waarvan ik nu, terugkijkend, zeg: dan zit je acht jaar in het bestuur van de VNG en we zitten nog steeds met de naweeën van die decentralisaties. Het was een stevige operatie en je moet er goed over nadenken of je zoiets nog wel een keer wil doormaken.’

Nog altijd steggelen gemeenten hierover met het rijk.
‘Toen dit kabinet aantrad, hadden we goede hoop dat er eindelijk iets aan die tekorten bij gemeenten zou worden gedaan. Er lag een duidelijk, onafhankelijk advies waar ze niet omheen konden. Maar na lezing van het coalitieakkoord keken we elkaar in het VNG-bestuur echt verbijsterd aan: wat staat hier nou, hoe kan dit? Dan ligt er zo’n advies waarvan iedereen zei: dat klopt, en dan lever je als rijk nóg niet. Die discussie is nog steeds niet afgerond. Ik sta nog helemaal achter die operatie, maar de koppeling met de bezuiniging was gewoon niet de juiste keuze. Die les hebben we wel geleerd.’

Er komt nog heel wat op gemeenten af. De energietransitie bijvoorbeeld.
‘Je ziet dat we als VNG nu veel strakker in die discussie zitten. Voor wij iets met een positief advies aan de leden gaan voorleggen, moet er duidelijkheid zijn over de taken die naar ons toe komen en het geld om die uit te voeren.’ 

Het is jammer dat het altijd over geld gaat

Gingen er aan de bestuurstafel van de VNG weleens krachttermen over de tafel, als het rijk weer niet leverde?
‘Niet in de zin van vloeken of zo. Ik vind dat het in het bestuur over de strategische koers van de VNG moet gaan, een bestuur moet niet te veel in de uitvoering worden betrokken. Over die strategische discussies ben ik heel tevreden, die konden ook alleen maar goed verlopen met steun van de directie en het professionele VNG-apparaat. Misschien was ik het niet altijd eens met de uitkomst van debatten, maar als bestuur zijn we er altijd uit gekomen. Als we niet meer op dat strategische niveau zaten, was er altijd wel iemand, en ik deed daar zelf ook graag aan mee, die zei: hee, we moeten misschien een niveautje hoger gaan zitten.’

Wat opviel: het ging de afgelopen jaren altijd over geld…
‘Dat vind ik wel jammer, ik had een heel andere hoop toen ik acht jaar geleden begon in het bestuur. Er was echt wel de intentie, ook bij toenmalige bewindspersonen, om het meer over de inhoud te hebben. Maar dat is niet gelukt. Dat valt de VNG niet te verwijten, daarvoor moet het rijk echt naar zichzelf kijken. Maar het straalt wel op ons af dat het bij de VNG altijd over geld gaat. Dat is spijtig, want al die gemeentebestuurders willen niets anders dan iets op de inhoud betekenen voor de samenleving. Ik zie dat wel als een opgave voor het nieuwe bestuur, dat het niet alleen over geld gaat maar over gezamenlijke ambities die je als overheid presenteert aan de burgers. Die hebben er niets aan als gemeenten en rijk het met elkaar oneens zijn. Twisten zijn op lange termijn gewoon schadelijk voor ons als overheid en dus voor de samenleving.’

Hoe relevant is de VNG nog als lobbyorganisatie?
‘In Nijmegen hoor ik weleens: we zien jou overal. Wat gewoon niet waar is, dat kan helemaal niet. Blijkbaar ben ik voelbaar aanwezig. Iemand heeft ook eens gezegd dat je niet overal zichtbaar hoeft te zijn, maar je kunt wel voelbaar zijn. Dat geldt ook voor de VNG, dat de leden het idee hebben: die VNG, die doet ertoe. Ze moeten het gevoel hebben dat we, ook al zitten ze niet zelf aan de onderhandelingstafel met de minister, voor hen bezig zijn. Ze moeten zich vertegenwoordigd voelen, ook al zijn ze het niet altijd met alles eens.’

Er is nog steeds een enorme neiging om gelijk een wet of een regel te bedenken

Er is veel kritiek dat Den Haag onvoldoende rekening houdt met de uitvoerbaarheid van wetten op lokaal niveau. Als Haags beleid straks wel uitvoerbaar blijkt, is dan de inbreng van de VNG ‘voelbaar’?
‘Ik weet zeker dat dit punt ook ambtelijk en bestuurlijk in Den Haag steeds belangrijker wordt gevonden. Daar zal onze inbreng zeker een rol in hebben gespeeld. Maar ik moet het nog zien. Er is nog steeds een enorme neiging om, als er iets aan de hand is, gelijk een wet of een regel te bedenken, ook als dat misschien maatschappelijk niet de meest voor de hand liggende oplossing is. En die regel moet dan ook nog heel precies zijn, en dan komt vaak de rechtspraak er ook nog overheen met allerlei aanvullende eisen. Dus de echte teruggang in regelgeving waardoor de uitvoerbaarheid gemakkelijker wordt… Laat ik voorzichtig zijn: dat moet zich in de toekomst nog bewijzen.
‘Maar let wel: we doen het zelf als gemeenten ook, wij stellen ook regels, beleidsregels en verordeningen op. Dat zit ook wel in de aard van Nederland om formeel op netjes geprotocolleerde dingen te zitten. Dit is ook een land waar je op iedere fout wordt afgerekend. Ja, soms gaan dingen niet goed en dan probeer je dat op te lossen.’

Wat hier kan helpen is dilemmalogica

Die regelgeving, die niet altijd even begrijpelijk is, frustreert de samenleving ook.
‘Enerzijds krijgt de overheid kritiek omdat er te veel regels zijn, of omdat de uitvoering niet goed loopt. Anderzijds wordt gelijk, als er iets misgaat, geroepen: overheid, los het op. Wat hier kan helpen is dilemmalogica. Een deel van de oplossing zou kunnen zijn dat je je inwoners tegemoet treedt en zegt: kijk, we hebben een probleem en dit is een oplossing, maar die heeft dit voordeel en dit nadeel. Dus er is sprake van een dilemma. Uit onderzoek blijkt dat als je dat uitlegt, veel mensen zich in een uiteindelijke oplossing kunnen vinden omdat ze in het dilemma zijn meegenomen en merken dat er afwegingen worden gemaakt.’

De VNG-top is straks compleet nieuw, want voorzitter Jan van Zanen stopt over een halfjaar. Hoe was het om met hem samen te werken?
‘Een genot. Wat hij ontzettend goed kan, is zijn charme tactisch inzetten. Je denkt dat hij zo’n vrolijke en rustige burgemeester is, maar ondertussen is hij altijd aan het schakelen. We begrepen elkaar ook goed. Als voorzitter en vicevoorzitter moet je naar buiten toe op één lijn zitten, dat disciplineert je omgeving, die voelt dat. En als het persoonlijk goed klikt, dan helpt dat natuurlijk.’

U stopt straks, als de asielcrisis voorbij is, ook als voorzitter van het Veiligheidsberaad. Nijmegen zal wel blij zijn, het krijgt eindelijk z’n fulltime burgemeester terug.
‘Ik geloof niet dat Nijmegen het ooit een probleem vond dat ik vicevoorzitter van de VNG was. Het leverde ook een goed netwerk op. Ik zat daar natuurlijk niet voor Nijmegen, maar er komen wel thema’s langs waarvan je in je achterhoofd denkt: hoe valt dat bij mij in de stad, of in de regio? Dus nee, hier zal niet de vlag uit gaan omdat de burgemeester terug is. Wat hier meer pijn doet, is dat in de nieuwe governance van de VNG, dus in alle commissies, helemaal niemand uit de regio Nijmegen zit. Dat is wel een smetje op mijn afscheid.’

Het voorzitterschap van het Veiligheidsberaad was waarschijnlijker intensiever dan het werk voor de VNG. Sinds de uitbraak van de coronacrisis was u ineens een Bekende Nederlander.
‘Ik heb daar niet voor gekozen, ik was ook maar toevallig voorzitter op dat moment. Het was geen groot ding, het kostte me de eerste jaren misschien twee dagdelen per maand. De meeste mensen hadden nog nooit van een veiligheidsregio gehoord, laat staan van het Veiligheidsberaad. Het kreeg pas een gezicht toen corona een paar weken aan de gang was.
‘Ik zag mezelf niet ineens als een BN’er, daar ben ik te nuchter voor. Ik had wel veel petten op, maar dat hoort er ook een beetje bij. Als burgemeester ben je al voorzitter van de raad, voorzitter van het college en je bent zelf ook nog eens een bestuursorgaan. Ik kijk met een goed gevoel op die crisis terug. De samenwerking met de verantwoordelijke departementen, Volksgezondheid en Justitie en Veiligheid, verliep respectvol. Natuurlijk zaten we niet altijd op één lijn, maar we zijn ook niet uit elkaar gedreven. Ik vind dat we goede dingen hebben gedaan. We hebben heel veel mensen uit het ziekenhuis gehouden en ook het leven gered. Daar moeten we het ook over hebben, niet alleen over wat er fout is gegaan.’

We hebben heel veel mensen uit het ziekenhuis gehouden en ook het leven gered

De crisis ging ook gepaard met randzaken, zoals gedoe rond de handhaving van de anderhalvemeterregel en de avondklok.
‘Met alle respect, maar dat is klein leed vergeleken met wat had kunnen gebeuren als we echt op verschillende golflengten hadden gezeten. We waren niet voorbereid, de laatste vergelijkbare crisis was de Spaanse griep van honderd jaar geleden, die kan niemand zich meer herinneren. We moesten praktisch handelen. Dat is ook het wezen van een crisis hè: als het huis brandt, gaat de brandweer gelijk blussen en niet eerst met de buurt overleggen waar de slangen uitgerold kunnen worden.’

Is Nederland klaar voor een nieuwe uitbraak, of moet het wiel steeds opnieuw worden uitgevonden?
‘Als corona weer oplaait, kunnen we daar natuurlijk vrij snel op handelen. Maar wat is klaar? Als er een nieuw virus komt, wat doet dat dan, wie raakt dat het hardst? Met de draaiboeken die we hebben kunnen we een paar dingen goed oppakken, maar ik moet altijd glimlachen als mensen zeggen: je had dit toch kunnen zien aankomen en beter voorbereid zijn? Ik kan op mijn kamer een kastje van drie meter vullen met handboeken met crisisprotocollen, maar een crisis is altijd anders dan het handboek voorschrijft. Wat je kunt voorbereiden, moet je voorbereiden. Maar je moet niet de illusie hebben dat je de volgende crisis helemaal kunt uittekenen. Ik geloof er wel in dat je mensen goed moet selecteren op hun vermogen om een crisis tegemoet te treden.’

Geldt dat ook voor de selectie van burgemeesters?
‘Ja, ik denk het wel. Toen ik in 2005 burgemeester werd in Venlo, had ik nul ervaring met veiligheidsbeleid. Eigenlijk zou je van een burgemeester mogen verwachten dat hij of zij iets weet van crisismanagement. Als we medewerkers binnenhalen die niet helemaal over de juiste opleiding of competentie beschikt, laat je hem een opleiding doen, in zijn proeftijd bijvoorbeeld. Een burgemeester heeft geen proeftijd, maar ik vind het best redelijk om na zijn benoeming te zeggen: op sommige aspecten van het vak moet je je nog even laten bijscholen, daarna kun je pas echt beginnen.’

Wie is...

Hubert Bruls is sinds 2012 burgemeester van Nijmegen. Daarvoor was hij burgemeester van Venlo. Tot 2 december 2022 was hij vicevoorzitter van de VNG. Sinds 2016 is hij voorzitter van het Veiligheidsberaad, het overleg van voorzitters van de 25 veiligheidsregio's.