VNG Magazine nummer 1, 24 januari 2020

Auteur: Jaap Pop

Het boek Bevlogen bestuurders bundelt de herinneringen van veertig jaar Rotterdamse bestuurders. De boekpresentatie had een hoog reüniekarakter: bijna alle nog levende ex-wethouders en voormalig burgemeesters waren er.
 

Bevlogen bestuurders

Het idee voor dit oral history-project kwam van oud-wethouder Sandra Korthuis, tussen 1998 en 2002 namens de VVD wethouder in de havenstad. Auteur Sjef van de Poel interviewde alle nog levende stadsbestuurder uit de periode 1966-2006. Bij deze vorm van geschiedschrijving is het de bedoeling dat alleen betrokkenen aan het woord komen en dat hun herinneringen zonder commentaar worden weergegeven. Een lofzang op het eigen optreden moet vermeden worden en ook mislukkingen horen erbij. In het boek is dit uitstekend gelukt. Je leest wat de verschillende wethouders en burgemeesters voor inbreng hadden, hoe de onderlinge verhoudingen lagen en welke gevoelens daarbij meespeelden. Eigen oordelen en analyses heeft Van de Poel bewust vermeden. Zo’n kijkje achter de schermen zie je zelden. En dan gaat het ook nog eens over een periode van veertig jaar, waarin er in Rotterdam veel is gebeurd.

De 96-jarige oud-wethouder Jan Reehorst (PvdA) is het enige nog levende lid van het college 1966-1970. Trots is hij op de aanleg van Europoort en jammer vindt hij het dat de metro in Rotterdam-Zuid bovengronds is aangelegd, ‘langs de ramen van de mensen’. Net als andere oud-wethouders memoreert hij de prettige sfeer in het college. Reehorst spreekt van ‘een warme huiskamer’. Vaak lag de loyaliteit eerder bij het college dan bij de fractie in de raad. En alhoewel de verhoudingen in de loop der jaren scherper werden, leidden ze nooit tot grote crises.

We zien hoe burgemeester Wim Thomassen (PvdA), wiens vrouw An – zo  werd gezegd – linkser was dan hijzelf, in 1970 de havenportefeuille aan een wethouder moest afstaan. In 1974 kwam er het eerste ‘rode college’ met alleen PvdA-wethouders. Wethouder Jan van der Ploeg wist op een voortvarende wijze oude stadswijken te renoveren. Dat kostte 150 miljoen gulden, maar het college had daar nooit een besluit over genomen.

Identiteit

Later, na de wederopbouwperiode, veranderde de identiteit van de stad. Er kwamen nieuwe aspecten bij zoals stedelijke en sociale vernieuwing en Rotterdam als cultuurstad. In de colleges leverde dat veel discussie op, maar de sfeer bleef in het algemeen goed. Toen de sociale vernieuwing, een Rotterdamse uitvinding, een keer in het college aan de orde was, bleek dat na een tijdje alleen burgemeester Bram Peper en wethouder Herman Meijer (GroenLinks) hierover nog samen in een diepe discussie waren. De rest was andere stukken gaan lezen.

Uit de vraaggesprekken bleek dat de rol van de burgemeesters in de verschillende perioden ook nogal verschillend was. Bram Peper, die zestien jaar burgemeester was, wist als oud-hoogleraar regelmatig diepgaande notities te schrijven over de langetermijnontwikkeling van Rotterdam. De collegevergaderingen duurden in die tijd ook lang. Wethouders als Hans Simons en Hans Kombrink (beiden PvdA) vroegen veel tijd. Enige irritatie daarover komt uit de herinneringen van oud-bestuurders naar boven.

En zo passeren op een overzichtelijke manier alle belangrijke bestuurlijke gebeurtenissen, geformuleerd door de oud-bestuurders zelf. Het boek is rijk geïllustreerd met foto’s van de betrokkenen en daarom een voorbeeld voor andere gemeenten. En een verrijking van de geschiedenis van Rotterdam.

Sjef van de Poel, Bevlogen bestuurders, Achter de schermen van het Rotterdamse Stadhuis, 1966-2006, Boom uitgevers Amsterdam, 2019, € 37,50.