VNG Magazine nummer 10, 17 juni 2022

Tekst: Marten Muskee | Beeld: Benno Ellerbroek

De wereld is in beweging, Met name in de steden verandert de bevolkingssamenstelling snel, maar ook sommige plattelandsgemeenten hebben ermee te maken. Hoorn en Opmeer zorgen er op hun eigen manier voor dat inwoners niet langs elkaar heen gaan leven.
 

Arbeidsmigranten Opmeer

Hoorn telt 74.000 inwoners, verdeeld over ongeveer 130 nationaliteiten. Dat is niet zo vreemd, stelt burgemeester Jan Nieuwenburg: steden hebben nu eenmaal aantrekkingskracht op migranten. Hij schetst de sociaal-geografische ontstaansgeschiedenis van Hoorn aan de hand van drie typerende oorsprongen.

De authentieke Horinezen die het oude stadscentrum en de haven bevolken staan aan de basis. In het licht van de handel en zeevaart hadden die in oorsprong hun eigen binding met de wereld. Eind jaren zeventig fuseerde Hoorn met de dorpen Blokker en Zwaag. Daarnaast kent de stad een vrij grote overloop vanuit Amsterdam, de gemeente kreeg in de jaren zeventig een groeitaak van het rijk. De toen in groten getale gebouwde eengezinswoningen verklaren de relatief grote Vietnamese gemeenschap, die in die jaren de Vietnamoorlog ontvluchtten en in de ruime nieuwbouwwoningen een plek vonden. De laatste tientallen jaren laten een grotere groei van arbeidsmigranten uit het Oostblok zien.

Jan Pieterszoon Coen
Hoorn herbergt inwoners uit alle windstreken. Dat levert een bijzondere dynamiek op, niet in het minst door de rellen twee jaar geleden rond het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, gouverneur van de VOC. Nieuwenburg: ‘Je kunt op verschillende manieren naar de tijd van de VOC kijken. Die tijd leeft in ieder geval nog in de gemeenschap, kijk alleen al naar de architectuur. De rellen deden ons afvragen hoe de inwoners met dit soort uitingen omgaan. Hoe kijken we naar elkaar en hoe tolerant is onze stad met inwoners met verschillende achtergronden?’

Hoorn voert stadsgesprekken. Rond inclusie, verscheidenheid en Coen is twaalf jaar geleden het laatste gesprek gevoerd. ‘Toen is afgesproken dat het beeld bleef staan, maar wel met een nadrukkelijke duiding daarbij waarom hij op die sokkel staat. De maatschappij verandert. Het kan best dat nu blijkt dat het beeld op een andere plek beter tot zijn recht komt.’  

Actief burgerschap
Hoe mensen met elkaar omgaan, is een maatschappelijke vraag die vooral in de steden speelt. Acceptatie is daarbij volgens Nieuwenburg een randvoorwaarde om fatsoenlijk en vreedzaam met elkaar samen te leven. ‘In mijn bijzondere rol als burgemeester faciliteer ik het gesprek daarover.’



Kijk over de landsgrenzen heen, dat leidt tot meer begrip voor elkaar

Tijdens de maandelijkse naturalisatiebijeenkomst vertelt de burgemeester borg te staan voor de veiligheid en de grondrechten van nieuwe inwoners. ‘Ik sta er voor dat mensen zich geaccepteerd en gastvrij ontvangen voelen. Die traditie hebben we hier, maar ik verwacht er ook iets voor terug: actief burgerschap en meedoen in de samenleving. Nieuwe inwoners die daar niet bij helpen, moeten niet verbaasd zijn dat ze niet geaccepteerd worden door de omgeving. Leer de taal spreken zodat je spontaan wordt uitgenodigd om iets te vertellen over je oorsprong. Ik vind het belangrijk dat mensen die dialoog met elkaar aangaan. Dat brengt interculturele rijkdom mee.’

Nieuwenburg probeert de nieuwsgierigheid te bevorderen tussen mensen. Gebeurt dat vanuit de burgemeestersrol, dan kijken mensen wat hem betreft net wat verder dan hun neus lang is. ‘Frictie ontstaat door een gebrek aan begrip. Kijk over de landsgrenzen heen, dat leidt tot meer begrip voor elkaar. De gemeente pakt de regie, maar iedereen heeft een rol om te enthousiasmeren en entameren. Een doelgroepenbenadering heeft daarbij iets beperkends, we moeten het samen doen. Niemand is in een malletje te gieten. Hoeveel ruimte bied je aan diversiteit om je stad te kleuren?’

Is er vanwege de woningnood nog wel ruimte voor diversiteit? Nieuwenburg zegt de discussie daarover zeer goed te begrijpen. Er bestond al best wat onrust in de samenleving, doordat arbeidsmigranten vanwege slechte huisvesting hun toevlucht tot eengezinswoningen zoeken. Die huizen zijn niet altijd geschikt, omdat het vaak om hotelmatige bewoning gaat. Door de opvang van statushouders krijgt het woningtekort een extra actuele lading.

Nieuwenburg vertelt dat de zestien gemeenten in Noord-Holland Noord collectief de verantwoordelijkheid nemen voor de versnelde opvang van statushouders. ‘We kunnen ze misschien niet gelijk onder ideale omstandigheden opvangen met een huis en tuin, maar wel vroeg starten met de integratie. In allerlei sectoren zien we hier tekorten ontstaan aan arbeidskrachten. Dus mensen die wat kunnen, zien we graag komen. Die helpen de samenleving draaiende houden. Denk daarom in kansen, niet in bedreigingen.’

Zelfbewoonplicht
De gemeente Opmeer telt 12.000 inwoners, van wie 9,2 procent een migratieachtergrond heeft. Van dat vrij hoge cijfer bestaat een substantieel deel  uit arbeidsmigranten, die er onder meer werken in de agrarische sector. Ook wethouder Robert Tesselaar (CDA) ervaart de maatschappelijke spanning die ontstaat doordat arbeidsmigranten zich in de woonwijken vestigen, terwijl er woningnood heerst.



Hoe tolerant is onze stad met inwoners met verschillende achtergronden?

Daarom ook is vorig jaar in de gemeenteraad een motie aangenomen voor zelfbewoningsplicht bij nieuwbouw. Intussen is daar ook wetgeving voor gekomen. Tesselaar: ‘Voorheen ging het bij arbeidsmigranten meestal om jonge mensen die hier kortdurend verbleven. Met het verdiende salaris keerden ze terug naar het land van herkomst om daar een bestaan op te bouwen. Nu zien we ook dat arbeidsmigranten zich met hun gezin hier blijvend willen vestigen. Die komen voornamelijk in de particuliere huursector terecht en zijn zo in ieder geval op een fatsoenlijke manier gehuisvest.’

Voor de opvang van seizoensarbeiders is in Opmeer voormalig hotel ’t Slothuys ingericht als woongroep voor honderdzestig met name Poolse bewoners, met in totaal tachtig tweepersoonskamers met eigen sanitair. Koken gebeurt in de gemeenschappelijke keuken. Het pand kent een grote tuin en enkele gemeenschappelijke ruimtes waar de bewoners na het werk zinvol hun tijd kunnen besteden. Er is een activiteitenprogramma met taallessen, uitjes, deelname aan de plaatselijke voetbalclub en de katholieke parochie. De arbeidsmigranten draaien hierdoor mee in de lokale gemeenschap. ‘De woonvoorziening voor tijdelijke arbeidsmigranten begon als pilot en bestaat inmiddels al zes jaar,’ zegt Tesselaar.

De maatschappelijke begeleiding van nieuwkomers door de gemeente richt zich volgens Tesselaar vooral op het verbeteren van het taalniveau. ‘Het leren van de Nederlandse taal is één van de belangrijkste punten om ervoor te zorgen dat iemand niet alleen aantrekkelijk wordt voor de arbeidsmarkt, maar dat hij of zij kan participeren in de samenleving en deel kan nemen aan het verenigingsleven.’ De gemeente kent in één van haar wijksteunpunten een taalcafé waarbij een vrijwilliger als taalmaatje wordt gekoppeld aan de nieuwkomer. Die maakt zo op een laagdrempelige manier kennis met de Nederlandse taal.

De gemeente focust zich daarnaast met name op het creëren van fatsoenlijke huisvesting voor arbeidsmigranten. Voor Tesselaar is het duidelijk dat verbinding tussen mensen de basis is voor inclusiviteit. Die verbinding is er, zegt Tesselaar. ‘We willen voorkomen dat ze onder druk komt te staan vanwege de woningtekorten waardoor starters niet aan een huis komen.’

Verbinding
Opmeer onderzoekt de behoeften van de arbeidsmigranten. Tesselaar laat zich daarover ook informeren door de werkgevers. ‘Ik zie dat mensen op illegale wijze gehuisvest worden op een recreatiepark. Daar maak ik me zorgen over. De gemeente heeft daar niet altijd zicht op en deze mensen verdienen een betere plek.’ Dat maakt dat de regio Westfriesland hard werkt aan het huisvestingsvraagstuk rond arbeidsmigranten. Dat gebeurt in nauw contact met de Westfriese Bedrijvengroep (WBG). ‘Huisvesting bij de agrariër zelf staan we in beperkte mate toe, maar daar hebben mensen na de werkdag geen mogelijkheden tot ontspanning.’

De verbinding in verscheidenheid zit volgens Tesselaar in Opmeer voornamelijk in het verenigingsleven. Naast de sportverenigingen is ook Stichting Jeugd en Jongerenwerk Opmeer heel actief. ‘Met name via de kinderen kun je de verbinding leggen. De mensen die zich hier langer vestigen met bijvoorbeeld kinderen op de basisschool, die zien we ook bij sportverenigingen terug. Er zijn clubs met compleet Poolse teams. Ook is er regelmatig een Poolse kerkmis.’ Vanuit de samenleving zelf worden allerlei activiteiten ontplooid, daar hoeft de gemeente niet veel aan te doen. Door de oorlog in Oekraïne ziet Tesselaar ook dwarsverbanden ontstaan in de hulpacties. ‘De grote Poolse minderheid voelt zich heel betrokken bij wat er in Oekraïne gebeurt en ontplooit in samenhang met de autochtone bevolking activiteiten. Dat is mooi om te zien.’