VNG Magazine nummer 10, 17 juni 2022

Tekst: Pieter van den Brand | Beeld: HWBP

Het versterken van de Markermeerdijken bleek een walhalla voor archeologen. Ook het nut van historisch onderzoek vooraf heeft zich weer bewezen. Tijdens het VNG-congres is een blik in de bouwkuip mogelijk.
 

Archeologisch onderzoek

Langs de 33 kilometer tellende Markermeerdijken tussen Hoorn en Durgerdam werkt Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in een alliantie met marktpartijen aan een omvangrijke dijkversterking. De dijk moet straks niet alleen voldoen aan de waterveiligheidsnormen, maar ook de ‘badkuipfunctie’ van het Markermeer in tijden van extreem weer hebben verbeterd. Bij een grote toevloed aan water vanuit de rivieren kan er dan vanuit de Westfriese polders, het laagste punt in het gebied, weer meer water naar het Markermeer stromen.
De versterkingsoperatie biedt ook kansen voor archeologen. De dijk is een provinciaal monument met een reeks beschermde dorpsgezichten en kent een lange geschiedenis. In de loop der eeuwen is er aan en op de dijk gewoond, en is de dijk regelmatig versterkt tegen het wassende water van de open Zuiderzee, vaak met weinig succes. In de ondergrond zijn grote keien terug te vinden die van elders in het land en Noord-Europa werden aangevoerd. Zo zijn veel Drentse hunebedden in de dijkversterking geëindigd. Ook is veel bouwpuin – vaak hele landhuizen met ornamenten – in de dijk verwerkt, toen de Hollandse steden in de achttiende eeuw tijdens een economische teloorgang werden gesloopt. ‘Voor ons was dit is een uitgelezen kans’, zegt Michiel Bartels van Archeologie West-Friesland, waarin tien Noord-Hollandse gemeenten samenwerken. Zelf werkt hij als archeoloog bij de gemeenten Hoorn en Texel. ‘Normaliter is het verboden in dijken te graven vanwege de waterveiligheid. Om de dijk te versterken, leggen de waterbouwers echter hele stukken bloot. Dat is nodig is om de stabiliteit ervan te achterhalen. Maar daardoor hebben wij ons flink uit kunnen leven.’

Resten van huizen
Van tevoren hadden Bartels en zijn collega’s aan de hand van historisch onderzoek de locaties in beeld gebracht, waar ze resten van huizen, boerderijen en oude waterwerken, zoals molens en sluizen, aan konden treffen. In overleg met de alliantie werden daar sleuven gegraven. “We hebben ontzettend veel terug kunnen vinden en vaak in goede staat. In Uitdam hebben onze Amsterdamse collega’s een huis uit de zeventiende eeuw opgegraven met prachtig metaal en glaswerk. Je treft ook heel gewone dingen aan, zoals drinkbekers en kruiken. In die tijd waren het schamele nederzettingen van eenvoudige arme mensen die daar wat visten en op jacht gingen. Tachtig procent van de bevolking had geen dure spullen.’
In de zestiende en zeventiende eeuw werden bij dijkdoorbraken de spoelgaten gerepareerd door er scheepswrakken in af te zinken. ‘Dat zijn plekken waar je als archeoloog graag wilt kijken, want zo kun je ook weer iets meer zeggen over de geschiedenis van de scheepsbouw. Maar helaas hebben we nog geen schepen teruggevonden.’ De topvondsten liggen sinds juni vorig jaar uitgestald in mini-museum De Waterwolf in Etersheim.

Bouwput
Tijdens het VNG Jaarcongres kunnen deelnemers proeven aan archeologisch onderzoek en een bezoek brengen aan een dijktracé bij de Galgenbocht in Hoorn. Daar vindt op dit moment waterbouwkundig werk plaats en is een interessante sleuf gegraven. ‘Aan de rand van de ontgraving is dan in de bouwput te zien hoe een dijk van binnen in elkaar steekt en dat is erg leerzaam’, zegt Bartels.

Normaliter is het verboden in dijken te graven

Scheepswrakken
Hij wil de rol benadrukken die de gemeentelijke archeologen vervullen bij dit soort ontwikkelingsprojecten. ‘Archeologie is een van de belangen waar je bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening mee moet houden. We kunnen hierover al in een vroeg stadium adviseren. Zo is het met de dijkversterking ook gegaan. We zagen het project al vele jaren terug aankomen. Met de aanleg van het stadsstrand in Hoorn wilde het college weten hoe het zat met eventueel erfgoed, zoals scheepswrakken. Moet je dat niet eerst onderzoeken, voordat de bouwers er zand gaan storten? Wij konden aan de hand van oude kaarten en sonaronderzoek van de waterbodem bepalen, dat er geen waardevolle elementen zouden liggen. Zo hebben we meteen groen licht voor het stadsstrand kunnen geven.’
Archeologisch onderzoek is ook waardevol vooraf, wil Bartels maar zeggen. ‘Je komt dan later in het proces niet voor verrassingen te staan. Te vaak komt het erfgoed als een duveltje uit een doosje te voorschijn en kunnen projecten flinke vertraging oplopen. Bij deze dijkversterking hebben we de archeologie vooraf in beeld kunnen brengen, zodat iedereen wist waar hij aan toe was en dat maakt de uitvoering soepel en prettig. Bij een aantal ontgravingen hebben we ook bewoners uitgenodigd. Soms kwam het halve dorp kijken wat we aan het doen waren. Omwonenden hebben vaak veel ongemakken van een dijkversterking. Alles gaat op de schop. Als we laten zien dat een stuk dijk heel slecht is, hebben ze meer begrip voor zo’n megaproject. Ons onderzoek kan dus voor draagvlak zorgen. Bovendien is het ook hun erfgoed dat daar ligt.’