VNG Magazine nummer 9, 29 mei 2020

Auteur: Marten Muskee | Beeld: gemeente Emmen

Stadswerk bestaat honderd jaar, En niet zonder verdienste. De Nederlandse openbare ruimte behoort kwalitatief tot de wereldtop. De vereniging is uitgegroeid tot een open netwerkvereniging.
 

Raadhuisplein Emmen

Vereniging Stadswerk Nederland, met 3.500 voornamelijk gemeentelijke leden, wilde het eeuwfeest op 15 april vieren. Maar vanwege de coronacrisis ging dat niet door. Het maakt de trots op wat is bereikt er niet minder om. Sterker nog, de vereniging heeft het predicaat Koninklijk aangevraagd. Voorzitter Gerdo van Grootheest, tevens burgemeester van Culemborg, en verenigingslid Marika Kerstens zien een blijvende rol weggelegd voor Stadswerk om gemeenten te ondersteunen bij de inrichting van een toekomstbestendige fysieke leefomgeving.

Het initiatief voor de vereniging werd honderd jaar geleden genomen door een aantal directeuren Gemeentewerken, volgens Van Grootheest vanuit de gedachte dat iedereen in de openbare ruimte voor dezelfde beheervraagstukken staat. ‘Die functie van kennisuitwisseling is eigenlijk in honderd jaar niet veranderd, de manier waarop dat gebeurt is dat wel.’

Stadswerk is een oude vereniging die past in een Nederlandse traditie. ‘Gemeenten kennen een lange traditie als het gaat om het planmatige en beleidsmatige beheer van de openbare ruimte en hun visie daarop. Op het resultaat mogen we trots zijn. Kijkend naar de kwaliteit van de openbare ruimte in vergelijking met andere landen zitten wij aan de top. Alle inwoners profiteren daar dagelijks van.’

Naast dat tastbare resultaat is er, aldus Van Grootheest, bij Stadswerk en de gemeenten veel meer aandacht gekomen voor de rol van de professional: de medewerker in de buitendienst is, de beleidsmensen, de commerciële bureaus, de stedenbouwkundige. Het draait om aandacht voor de openbare ruimte in de volle breedte en voor de professional die eraan bijdraagt dat die ruimte er zo goed bij ligt.

Waardering

Ongeveer de helft van de gemeenten is lid van Stadswerk. Dat stelt de vereniging in staat een vakblad uit te geven en kennisuitwisseling te organiseren waarbij vakgenoten elkaar ontmoeten en dilemma’s bespreken. ‘De waardering voor Stadswerk en voor het magazine is ontzettend hoog. Op de bijeenkomsten komen ook niet-leden en bezoekers gaan naar huis met het gevoel echt iets aan de dag gehad te hebben.’ De gemiddelde gemeente heeft het belang van de openbare ruimte echt wel op het netvlies staan, stelt Van Grootheest. ‘Wel is er wat betreft integraliteit, hoe onderwerpen in de openbare ruimte met elkaar verbonden zijn, nog een wereld te winnen.’

Het belang van de openbare ruimte en alles wat daarmee samenhangt, wordt nog weleens onderschat, stelt de voorzitter. ‘Denk aan volksgezondheid en sociale cohesie. De openbare ruimte hoort ontmoeting en verbinding te stimuleren, daar komen veel thema’s samen. Men komt bij elkaar voor activiteiten op een mooi ingericht plein of in een aantrekkelijk park, niet op een plek waar je je niet prettig voelt. Stadswerk maakt de verbinding tussen verschillende thema’s inzichtelijk.’

Stadswerk merkt dat gemeenten in bezuinigingstijden zoals die nu ook weer dreigen, vaak als eerste beknibbelen op het beheer van de ruimte. ‘Dat levert op de korte termijn een besparing op, maar op de lange termijn is de kans groot dat je jezelf in de vingers snijdt, omdat de effecten op andere terreinen vele malen groter zijn’, zegt Van Grootheest.

Je moet goed weten wat bewoners willen

Het is volgens hem niet wijs de inrichting van de openbare ruimte volledig over te laten aan projectontwikkelaars. De publieke ruimte is immers collectief bezit en ‘enorm belangrijk’ voor het welzijn van inwoners. Er zijn gemeenten die het belang en de kwaliteit van de openbare ruimte inzien en daarover onderhandelen, maar sec kijkend naar projectontwikkeling vormt het nog weleens een sluitpost. ‘Dat is heel raar. De ontwikkelde openbare ruimte wordt overgedragen aan de gemeente. De ontwikkelaar heeft zijn geld verdiend en is weg. De gemeente wordt vervolgens verantwoordelijk voor het beheer van deze erfenis.’

Nederland staat voor een aantal grote maatschappelijke opgaven zoals klimaatadaptatie, energietransitie, circulaire economie en digitalisering. De  oplossingen voor die thema’s liggen grotendeels in de openbare ruimte en daarmee wordt de druk steeds groter. Volgens Van Grootheest wordt dat een boeiend thema en een grote uitdaging voor de komende periode. ‘Zeker als we beseffen dat de druk ook toeneemt door allerlei grote evenementen en de mobiliteit. En daar komt nu de anderhalvemetersamenleving nog bij. Stadswerk verenigt de professionals die op zoek gaan naar concrete toepassingen om gemeenten te helpen de juiste beslissingen te nemen.’

Vroeger maakte de overheid een ontwerp voor de openbare ruimte en dat werd vervolgens zo uitgevoerd. Die tijd zijn we echt voorbij, zegt de voorzitter. ‘Dat accepteren inwoners niet meer. Die willen nauw betrokken worden bij de eigen leefomgeving en dat betekent echt een andere manier van werken voor de gemeente. Hoe betrek je de inwoners om te bepalen hoe de buitenruimte, als collectief bezit, eruit komt te zien? Dat is een heel grote verandering ten opzichte van honderd jaar geleden.’

Vraaggericht werken

Marika Kerstens kan dit volmonding beamen. Ze werkte van 1989 tot anderhalf jaar geleden voor zes verschillende gemeenten aan de openbare ruimte. Vroeger bepaalde de gemeente autonoom wat er gebeurde, na overleg om inwoners te informeren. Nu is het compleet omgedraaid en is de gemeente een van de spelers. ‘Vraaggericht werken is nu het sleutelwoord, je moet goed weten wat bewoners willen. Soms ligt het initiatief zelfs sterk bij inwoners terwijl de gemeente participeert met bijvoorbeeld kennis. Ik had een sterk netwerk en wist waar de mensen zaten met kennis over groen en bomen, die betrok ik ook bij planvorming.’

Kerstens geldt als ervaren professioneel beheerder en adviseur voor de fysieke leefomgeving, specifiek op de taakvelden groen, buiten spelen, sport, water en riolering. Momenteel werkt ze bij het hoogheemraadschap van Rijnland als assetmanager.

Initiatieven vanuit de samenleving bieden de nodige voordelen, zegt Kerstens. Ze vergroten de draagkracht en acceptatie van plannen. Met het oog op de toekomst leidt participatie tot duurzame oplossingen, omdat de plannen veel langer houdbaar zijn en participatie richting geeft aan de investeringen. ‘De overheid speelt daarbij een rol vanuit het langdurig duurzaam maatschappelijk effect. Ze moet de randvoorwaarden stellen en daaraan vasthouden. De Omgevingswet gaat daarbij helpen, want het gesprek vindt vroeg in het proces plaats. Eerst denken en dan doen, dat gaat wel wat opleveren.’

Open vereniging

Tot 25 jaar geleden waren de directeuren van stadsbeheer bij Stadswerk aangesloten, maar niet de medewerkers. Kerstens: ‘Gelukkig is Stadswerk omgevormd naar een vereniging die openstaat voor alle medewerkers, nu ben ik zelf individueel lid. Lokale overheden werken als organisatie heel regiegericht, daar past zo’n netwerkplatform goed bij.’

Na de afgelopen recessie bleek dat diverse gemeenten en organisaties om budgettaire reden hun lidmaatschap hadden opgezegd. Nu is er weer meer belangstelling voor het lidmaatschap. Dat heeft volgens Kerstens te maken met de wijze waarop de vereniging opereert. ‘Stadswerk bewijst zijn nut en is de afgelopen jaren verandert van een old boys network naar een open en levendige vereniging die kennis uitwisselt en bouwt aan netwerken. De vereniging heeft niet zozeer zelf de kennis in huis, maar zorgt voor de verbinding van de leden die die kennis wel hebben. Zij ondernemen allerlei activiteiten en ontmoeten elkaar.’

Inwoners ervaren de kwalitatieve openbare ruimte als vanzelfsprekend. Bij schaarste of verlies komt het waardebesef naar boven. Kerstens: ‘Afhankelijk van de politieke kleur zijn bestuurders zich in meer of mindere mate wel degelijk bewust van de waarde van de openbare ruimte. Steeds meer eigenlijk, dat heeft ook te maken met de schaarste. Bij de complexer wordende maatschappelijke vraagstukken biedt Stadswerk een omgeving waarin professionals op een laagdrempelige manier kennis kunnen uitwisselen, discussiëren en het debat voeren. We zullen met denkkracht, innovatie en kennis op deze vraagstukken moeten inspelen. Stadswerk is daar heel sterk in.’

Verenigingen van stand

Willem Hofkamp, directeur gemeentewerken Leeuwarden, schreef in 1898 een brief aan 24 collega’s om te komen tot een jaarlijkse gedachtewisseling over praktijkervaringen. Dit initiatief vormde de basis voor Stadswerk. Directeur van Stadswerk Maarten Loeffen vertelt dat het van 1898 tot 1920 om een informeel netwerk ging, zonder verenigingsstatus. ‘Maar ze kwamen wel regelmatig bij elkaar,’ zegt Loeffen. ‘Dat blijkt uit de notulen en andere documenten die bewaard zijn gebleven.’

In 1920 is de Vereniging van Bouwkundig Hoofdambtenaren opgericht, dat werd later het Nederlands Instituut Directeuren en Ingenieurs Gemeentewerken (NIDIG). Dat was in 1992 de grootste fusiepartner die in Vereniging Stadswerk Nederland opging. Tweede fusiepartner was de Vereniging Hoofden Beplantingen (VHB).

Die kent ook een rijke geschiedenis. In 1909 opgericht als Vereniging van Deskundige Hoofden van Beplantingen, werd VHB een vereniging van leidinggevenden in groen- en cultuurtechniek die zich na de fusie manifesteerde als vakgroep Groen Natuur en Landschap. Zowel NIDIG als VHB was tot ver in de twintigste eeuw een vereniging van stand. Slechts na een groot aantal dienstjaren kwamen professionals, na ballotage, in aanmerking voor het lidmaatschap.