VNG Magazine nummer 19, 8 december 2023

Tekst: Marten Muskee | Beeld: Jiri Büller

De stimuleringsregeling klimaatadaptatie moet een permanent karakter krijgen, adviseert vertrekkend deltacommisssaris Peter Glas. Het is een krachtig instrument dat gemeenten verder helpt bij de uitvoering. Glas complimenteert gemeenten met hun inzet.
 

Deltacommissaris Peter Glas

Nederland is de veiligste delta ter wereld, dankzij de duinen, dijken, deltawerken, pompen en gemalen. Grofweg twee derde van Nederland, zeg ruim tweehonderd gemeenten, wordt beschermd door deze primaire keringen. Peter Glas, die deze maand afscheid nam als deltacommissaris: ‘Die keringen zijn op orde, maar vereisen permanent aandacht, investeringen en beheer en onderhoud. Van de 3500 kilometer primaire keringen voldoet zo’n 2000 kilometer niet aan de maatstaven voor 2050.’

Gemeenten verdienen een groot compliment voor hun inzet

Verder landinwaarts liggen nog zo’n honderd gemeenten. Die worden door hun hogere ligging niet bedreigd door de stijgende zeespiegel, maar hebben wel te maken met andere risico’s. Kijk bijvoorbeeld naar de overstromingen in Zuid-Limburg, in 2021. Glas: ‘Ook het hoge land vraagt om een enorme verbouwing tegen de grilligheid van het weer en uitputting van grondwatervoorraden. Dat is een enorme opgave waar we ons nog maar betrekkelijk kort van bewust zijn.’

Als we de veiligste delta zijn, waarom zijn we dan kwetsbaar?
‘Als het systeem niet doet wat het moet doen, kan een paar decimeter water al penibel worden. Kijk naar de regio Amsterdam. Het is een heel reëel scenario dat de zeespiegel eind deze eeuw veertig centimeter is gestegen. Dan kunnen we bij IJmuiden al niet meer onder vrij verval overtollig zoetwater spuien. Dat betekent dan permanent pompen, terwijl de marges in het gebied nu al uiterst smal zijn. Het water komt van alle kanten: van zee, van de grote rivieren en vanuit de lucht. Vergeet ook de verzilting niet, die als een sluipmoordenaar van onderen komt. Die bestrijden we met grote hoeveelheden zoet water. Nu blijkt dat de beschikbaarheid van zoet water niet oneindig is, er is veel concurrentie. Daarom zal er een nieuwe balans gevonden moeten worden tussen alle zoetwatergebruiksfuncties.’  

Het klimaat verandert. Welke investeringen moeten gemeenten dan doen?
‘Gemeenten verdienen een groot compliment voor hun inzet in de afgelopen jaren. Ze hebben vrijwillig klimaatstresstesten uitgevoerd. Dat leverde als het ware een foto op van de eigen kwetsbaarheid voor wateroverlast, hitte en droogte. Die foto vormt het begin van de risicodialogen met inwoners. Wat vinden we van deze situatie? Wat doen we eraan en wat kost dat de lokale samenleving? Wat kan het ook opleveren als bijvoorbeeld verbeterde leefbaarheid? Het rijk werkt met de tijdelijke Impulsregeling klimaatadaptatie, een krachtig instrument dat gemeenten helpt elke schop in de grond klimaatbestendig te maken. Daar kunnen alle gemeenten aanspraak op maken onder de voorwaarde van cofinanciering. De nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI laten zien dat de urgentie alleen maar toeneemt. Mijn aanbeveling is om die stimuleringsregeling structureel te maken, zodat gemeenten daar tot 2050 gebruik van kunnen maken. Gemeenten zijn al aan de slag met klimaatbestendig bouwen en groenvoorziening zonder het water meteen af te wentelen. Dat heeft een blijvend zetje nodig.’

Ik kan niet beloven dat het water nooit meer over de rand loopt

Is zo’n structurele financiering van de klimaatadaptatie opportuun?
‘Overheden moeten het samen willen. Daar begint het. Kijk als gemeente eerst wat je zelf in de aanbieding hebt. Met dat sterke verhaal heb je een betere ingang bij het rijk. In het fysieke domein heeft de gemeente ook wat te bieden. Denk bijvoorbeeld aan het rioolrecht. Daar zit rek in. Zorg ervoor dat het water niet met grote plonzen meteen in dat riool komt. Het verhaal naar de inwoners en gemeenteraad is daarbij duidelijk: het kost waarschijnlijk meer geld, maar het vermindert de kwetsbaarheid en bevordert de leefbaarheid. Het rijk hoort gemeenten in deze transitie terzijde te staan. Daarvoor is die structurele financiering nodig. Kijk daarom met een meer integrale blik naar de voorwaarden bij het structureel maken van die regeling.’

Water en bodem zijn leidend in de ruimtelijke opgaven. Tegelijkertijd nemen de lokale ambities alleen maar toe. Hoe moeten gemeenten daarmee omgaan?
‘Hoewel de deltacommissaris niet over de ruimtelijke ordening gaat, heb ik geagendeerd dat er wettelijke kaders moeten komen, om de sturende rol van water en bodem wettelijk te borgen. Dat kan via de bouwregels of via de vergunningverlening. Wethouders pleiten daarbij voor helderheid en bouwbedrijven voor een level playing field. Prima, maar mijn waarschuwing daarbij is om niet met zogeheten middelvoorschriften te werken, maar slimme doelen te formuleren. Een middelvoorschrift gaat over bijvoorbeeld het materiaalgebruik als pompen. Een doelvoorschrift geeft aan dat een gemeente in staat is om bijvoorbeeld veertien millimeter regen in een uur op te vangen. In het Limburgse Heuvelland is dat een andere opgave dan in de polder bij Gouda. Het gaat om maatwerk ter plekke. Een gemeente kan bijvoorbeeld bij de bouw van een nieuwe woonwijk heel transparant besluiten dat er vaker water op straat staat, maar dat het water door slimme inrichting niet het souterrain inloopt.’

In menig land wordt al op hogere palen gebouwd

Dan blijft het vraagstuk van ruimtegebrek.
‘Nogmaals, ik ga niet over ruimtelijke ordening. Wel probeer ik inzichtelijk te maken wat de mogelijke ruimtelijke consequenties zijn. Ik zeg niet waar je wel of niet kunt bouwen, wel adviseer ik niet langer buitendijks in overstroombare uiterwaarden te bouwen. Maar als je in een diepe polder met slappe bodem heipalen tot op het zand in de grond slaat, wat houdt je dan tegen om anderhalve meter boven het maaiveld de eerste woonlaag te plaatsen? In menig land wordt al op hogere palen gebouwd. Van belang is dat de primaire veiligheid op orde is en dat je van tevoren kijkt waar je een teveel aan water kunt opvangen.’

Hoe ervaart u de gemeentelijke uitvoeringskracht? 
‘Uitvoeringskracht is gekoppeld aan schaalgrootte. Kleinere gemeenten hebben als voordeel dat de lijnen kort zijn. Ik ken voorbeelden van ambtenaren en wethouders die samen heel creatief zijn. Nadeel is dat er weinig medewerkers met vakkennis rondlopen. Grotere gemeenten beschikken wel over die capaciteit, maar hebben met verkokering te maken. De verbouwing waar Nederland voor staat, vraagt echt om een investering in uitvoeringskracht in de hele keten. We hebben goed opgeleide mensen nodig in de techniek, economie en communicatie. Zowel gemeenten als het ministerie en uitvoerend bedrijfsleven geven aan dat het piept en kraakt in de uitvoering. Zorg voor voldoende opgeleide mensen met voldoende ervaring als de grote verbouwing straks echt momentum moet krijgen.’

Gemeenten nemen klimaatadaptatie mee bij gepland onderhoud. Is dat houdbaar, als je kijkt naar de urgentie?
‘Ik maak onderscheid tussen nieuwbouw en herstructurering met vervanging. Iedere keer als de straat opengaat, is het relevant om klimaatadaptieve maatregelen mee te nemen. Kijkend naar de klimaatscenario’s kan ik echter niet beloven dat het water nooit meer over de rand loopt. Ook bij een aanzienlijke verhoging van het budget lopen we tegen de capaciteitsvraag aan. Er zijn meer beperkingen dan alleen geld. Als die waterbom van Limburg de volgende keer komt, zijn waarschijnlijk diverse zaken opgelost, maar het blijft een verwoestende waterstroom. We proberen de scherpe kantjes eraf te halen. De primaire waterveiligheid en zoetwaterbeschikbaarheid moeten echt zijn geborgd. Daarnaast blijven we werken aan klimaatbestendigheid. Niets doen is geen optie. Leg het onderwerp telkens opnieuw op de tekentafel en bespreek het ook aan de bestuurs- en keukentafel.’

Wie is...

Peter Glas was tot 1 december 2023 regeringscommissaris voor het Deltaprogramma. Eerder was hij onder meer dijkgraaf van Waterschap De Dommel en voorzitter van de Unie van Waterschappen.