VNG Magazine nummer 19, 8 december 2023
Tekst: Leo Mudde
Het netwerk van grote plattelandsgemeenten, De P10, bestaat vijftien jaar. In die tijd is het uitgegroeid tot een vaste waarde in het bestuurlijk landschap.
In vijftien jaar heeft de P10 zijn bestaansrecht wel bewezen, zegt voorzitter Ellen Nauta, de burgemeester van Hof van Twente. ‘Men wil bij ons horen. We hebben nu 31 leden en er komen nog steeds nieuwe aanvragen binnen, dat is een goed teken. Ook van gemeenten die weten dat ze eigenlijk niet in aanmerking komen omdat ze niet aan de criteria voldoen.’
Om lid van het netwerk te kunnen worden, moet een gemeente een grote oppervlakte hebben (meer dan 20.000 hectare) en een lage bevolkingsdichtheid, er mag geen grote, dragende kern met meer dan 15.000 inwoners zijn en de gemeente moet meer dan tien kernen omvatten. Afgaande op die criteria komen maximaal 39 gemeenten voor het lidmaatschap in aanmerking. Dat zal wel gehaald worden, want het platteland staat op de kaart. Niet in de laatste plaats dankzij de P10.
Nauta: ‘Niet alleen in Den Haag, ook in Brussel is de P10 inmiddels een begrip. Als daar over het platteland wordt gesproken, heeft men toch zoiets van: even aan die P10 vragen hoe het precies zit. Dus ja, dat hebben onze voorgangers in het bestuur heel knap gedaan.’
Aandacht
Ook tijdens de afgelopen campagne voor de verkiezingen van de Tweede Kamer had het platteland over aandacht niet te klagen. In de debatten werd het onderwerp nauwelijks aangeroerd, maar in de verkiezingsprogramma’s des te meer. Je zult Nauta niet horen zeggen dat dat dankzij de P10 is. ‘Wij zijn niet zo van het borstkloppen, we doen gewoon ons werk. Maar er kwam de afgelopen tijd wel een aantal dingen bij elkaar. De publicatie van het rapport Elke regio telt! natuurlijk, Groningen dat het met de aardbevingsschade en de asielopvang stevig voor de kiezen kreeg, en natuurlijk de opkomst van BBB. Wij doen niet aan politiek, maar een partij die Nederland eraan herinnert dat er ook zoiets is als een platteland, helpt wel.’
Toen de P10 vijftien jaar geleden van start ging, was ‘krimp’ het belangrijkste thema. Veel plattelandsgemeenten zagen hun inwoners vertrekken of vergrijzen. Andere werden gelabeld als ‘anticipeerregio’, wat zoveel betekende als: houd er maar rekening mee dat jullie gaan krimpen – waardoor ze ook geen woningen meer mochten bouwen en de voorspelling vanzelf bewaarheid werd.
Praten over een kloof is alleen maar negatieve energie
Geen krimp
Dat is veranderd. In Twente, bijvoorbeeld, krimpt geen enkele plattelandsgemeente meer, zegt Nauta. Zelfs van collega’s in de Achterhoek, waar krimp toch lang een serieuze zaak was, is op z’n minst sprake van stabilisatie. Maar de krimp heeft wel geleid tot vergrijzing. ‘Daarmee zitten we in een vicieuze cirkel: omdat er bij ons relatief weinig wordt gebouwd, kunnen we de jeugd minder goed vasthouden.’
Het plaatje laat zich vervolgens gemakkelijk tekenen. Vergrijzing betekent ook: een grotere vraag naar zorg. Niet voor niets is ‘betere en bereikbare eerste- en tweedelijnszorg’ een van de punten van de Agenda Platteland. Deze werd in 2021 vastgesteld, als reactie op de Agenda Stad die het rijk in samenwerking met de steden zes jaar eerder samen afspraken. De handreiking van de P10 aan Den Haag om samen die Agenda Platteland te maken, werd destijds door Den Haag niet opgepakt. Dus deden de gemeenten het maar zelf.
De Agenda Platteland was niet bedoeld om de steden dwars te zitten. Integendeel, stad en platteland kunnen niet zonder elkaar en dat wordt ook door beide kanten erkend. Nauta spreekt daarom liever niet over een ‘kloof’, maar over de verschillende belangen. ‘Want die zijn er gewoon.’
‘Praten over een kloof is alleen maar negatieve energie. We hebben elkaar heel hard nodig om alle problemen waar dit land voor staat, op te lossen. Een kloof veronderstelt dat er twee verschillende leefwerelden zijn, maar we zijn allemaal inwoners van Nederland en we willen allemaal het beste voor onze kinderen en onze omgeving. We hebben elkaar ook nodig, de stad het platteland voor de ruimte en wij de stad voor de voorzieningen. Dat maakt het samenspel juist nuttig. Dat zien we ook terug in onze gesprekken met de G40. De steden concentreerden zich voorheen toch op steden waar de groei zat, ik zie nu heel duidelijk een verschuiving en het besef dat zij ons nodig hebben. We groeien naar elkaar toe, dat vind ik winst.’
Kleurrijker
Dat het palet aan gemeentelijke netwerken steeds kleurrijker wordt, vindt Nauta geen probleem. De G4, G40, M50, K80 en P10, ze zijn niet voor niets ontstaan, zegt ze. ‘Blijkbaar wordt iets niet gehoord wat wel gehoord moet worden. Netwerken komen en gaan, laten we daar niet krampachtig over doen. Als zo’n netwerk de betrokkenheid van gemeenten bij de grote vraagstukken kan vergroten, dan is dat toch prima. Sprekend voor de P10: we zijn geen staat in een staat, absoluut niet. We zijn ontstaan omdat het platteland een aantal belangen heeft die het niet deelt met bijvoorbeeld steden, dat is gewoon een feit. We staan niet tegenover elkaar, we hebben veel contacten met de andere koepels.’
Ook binnen de VNG draait de P10 volwaardig mee, niet als concurrent in de lobby voor aandacht van Den Haag. ‘We werken binnen het kader van de VNG. Soms lopen de standpunten even uiteen ja. Als iets voor ons heel belangrijk is, dan gaan wij vooroplopen.’
We zijn te bescheiden om te delen wat hier gebeurt
Levensvatbaar
Gevraagd naar een top-4 van de belangrijkste thema’s voor de komende jaren komt Nauta uit op zorg, voorzieningen, bereikbaarheid en perspectief voor de landbouw. ‘Het hangt allemaal met elkaar samen, maar de nabijheid van goede zorg houdt de bewoners van het platteland het meest bezig. Wat betreft voorzieningen is de vraag: welk niveau heb je als dorp nodig om levensvatbaar te blijven? Wanneer iets heel eenvoudigs als een dorpshuis verdwijnt, dan gaat het dorp in een spiraal heel hard naar beneden. En als er geen openbaar vervoer is, dan heb je een auto nodig. Zo’n discussie over rekeningrijden is leuk bedacht, maar dat systeem slaat hier keihard neer omdat plattelanders veel kilometers móéten maken.’
Als het gaat om de transitie van de landbouw, ziet de P10 graag een gebiedsgerichte aanpak van ‘onderop’. Nauta: ‘Boeren zijn ook belangrijke terreinbeheerders en dragen bij aan de leefbaarheid. P10-gemeenten kennen hun agrariërs, zij hebben hier een rol in.’
Terugkijkend op vijftien jaar P10, constateert Nauta dat er veel stappen zijn gezet. Zelf blijft ze zich verbazen over de kracht van het platteland. ‘Echt, ik neem mijn petje af voor al die inwoners op het platteland die het toch elke keer maar zelf rooien. Dat ziet Den Haag niet, waarschijnlijk heeft het daarom ook zo lang geduurd voor er zo’n rapport kwam als Elke regio telt!, want het idee was dat we het hier toch zelf wel oplossen. We zijn te bescheiden om te delen wat hier gebeurt, daar schuilt ook het gevaar in dat Den Haag de problemen niet ziet.’