Voor deze handreiking spraken we Lies Rubingh, communicatieadviseur en Rik Meijer, beleidsadviseur bij de gemeente Enschede, over GroenBlauw Enschede.

Kunnen jullie meer vertellen over GroenBlauw Enschede? 

GroenBlauw Enschede is een ‘merk’ dat alle projecten en campagnes omvat die met klimaatadaptatie te maken hebben. Het is een paraplu waaronder naar inwoners en particuliere partijen gecommuniceerd wordt en biedt handvatten waarmee zij zelf aan de slag kunnen. De website is een middel van GroenBlauw Enschede waarop inwoners kunnen zien wat er al gedaan wordt in de gemeente, wat ze zelf kunnen doen en waarbij ze ondersteuning van de gemeente kunnen krijgen.

Wat was de aanleiding voor het implementeren van GroenBlauw Enschede?

De gemeente nam al langer maatregelen voor klimaatadaptatie, maar een groot deel van de grond van de gemeente is in particuliere handen, dus kon de gemeente hierop vooral inzetten op informeren van inwoners. Om over het klimaatadaptief maken van de particuliere grond te communiceren, werd de website GroenBlauw Enschede gemaakt. Deze website en communicatie werd steeds professioneler en gestructureerder.

Toen de gemeente steeds meer ging doen op het gebied van klimaatadaptatie, is ervoor gekozen om met de naam van de communicatie hiervoor aan te sluiten op de al bestaande website. Het steeds breder en groter worden van GroenBlauw Enschede is dus organisch gegaan en in de toekomst kan GroenBlauw Enschede ook worden ingezet voor nieuwe projecten en campagnes op het gebied van klimaatadaptatie, ook als de koers van de gemeente hierin verandert. 

De keuze voor een ‘merk’ waarmee Enschede communiceert over klimaatadaptatie was een marketingkeuze. Door te kiezen voor een merk, blijft dit langere tijd in de lucht en zullen inwoners ook bekend raken met de term. 

Wat zijn de resultaten van GroenBlauw Enschede?

De subsidies die onder GroenBlauw Enschede worden uitgegeven zijn het meest meetbaar. Vorig jaar werden er voor het eerst subsidies verleend en circa 400 inwoners hebben hiervan gebruik gemaakt. Als er aanpassingen in de openbare ruimte worden gedaan, krijgen de inwoners de mogelijkheid om af te koppelen, hieraan doet 80 tot 100% mee. Ook doet de gemeente mee aan het NK Tegelwippen (welke gemeente wipt het meeste tegels en vervangt ze voor planten) en biedt de gemeente een tegelservice (het gratis ophalen van de verwijderde tegels). In 2021 werd de Tegelservice ruim 300 keer gebruikt, in 2022 was dit ruim 200 keer. Meer er werden in 2022 10.000 tegels meer opgehaald dan in 2021. 

Ook binnen de gemeentelijke organisatie heeft GroenBlauw Enschede effect. GroenBlauw is een soort keurmerk geworden en projecten willen graag een groenblauw project worden. Bij nieuwe projecten moet altijd voldaan worden aan een programma van eisen, waarin klimaatadaptatie wordt meegenomen. Ook wordt er bij de stadsdelen gekeken hoe klimaatadaptatie bij nieuwe projecten een plek krijgt in het programma van eisen. Bij nieuwbouwprojecten moet een waterbergingsopgave gerealiseerd worden op basis van het verharde oppervlak. Als er renovatie in de bestaande situatie plaatsvindt, wordt er altijd gekeken hoe klimaatadaptatie kan worden meegenomen.

Op dit moment kiest de gemeente ervoor om private partijen te informeren over klimaatadaptatie en te verleiden om maatregelen te nemen. Als dit te weinig effect heeft, kunnen we in de toekomst eventueel nog overgaan tot reguleren. Dus de inwoners die van GroenBlauw Enschede en klimaatadaptatie afweten, nemen klimaatadaptatie eerder mee in hun plannen. Door de grotere aandacht voor klimaatverandering in de media, zal de aandacht voor klimaatadaptatie in de toekomst steeds verder toenemen.

Ook organisaties zoals sportverenigingen en woningcorporaties zijn met klimaatadaptatie bezig en zoeken steeds meer het contact met de gemeente voor samenwerkingen. Corporaties proberen bewoners mee te krijgen (bijvoorbeeld met het klimaatadaptief inrichten van hun tuin). De gemeente werkt nauw samen met woningcorporaties en onderzoekt op welke manier deze samenwerking tot het beste resultaat leidt. 

Zijn er tips voor andere gemeenten die ook met klimaatadaptatie aan de slag willen?

  • Zie het niet als een campagne, maar zie het als een merk. Een campagne is kort en daarna is het klaar en start er weer iets nieuws, terwijl je met een merk tijd neemt om dit op te bouwen. Het kost tijd voordat inwoners bekend zijn met het merk (ga uit van 10-20-30 jaar, tot 2050). Onder het merk kunnen verschillende campagnes draaien. Houd dus vast en zet in op de naamsbekendheid. 
  • De gemeente Enschede heeft de keuze gemaakt om een communicatieadviseur voor dit project in te zetten. Door het vrijmaken van capaciteit kunnen meters gemaakt worden. 
  • Zorg ervoor dat het niet blijft bij zenden, maar zorg dat de gemeente ook iets kan bieden aan inwoners (zoals tuincoaches en afkoppelen). 
  • Geef zelf het goede voorbeeld als gemeente, dus neem zelf ook maatregelen voor klimaatadaptatie en communiceer wat je als gemeente doet, en zorg dat dit te zien is op verschillende eigen en externe kanalen. 

Voor deze handreiking spraken we Ingrid Bolhuis, programmamanager Leefkwaliteit, en Tamara Ekamper, duurzaam ontwerper Atelier Stadsbouwmeester bij de gemeente Groningen, over de ontwerpleidraad leefkwaliteit openbare ruimte.

Wat was de aanleiding voor de ontwerpleidraad leefkwaliteit openbare ruimte?

De ontwerpleidraad is gemaakt naar aanleiding van het thema ‘herwinnen openbare ruimte’ en ook verwerkt in het vorige coalitieakkoord van de gemeente Groningen. De ruimte voor lopen en bewegen in de gemeente is namelijk steeds beperkter en ons college wilde daar actie op zetten. Daarom is de leidraad gemaakt, als een soort hulpmiddel om de ruimte anders in te kunnen richten. Het komen tot de leidraad was een zoektocht, omdat er goed afgebakend moest worden wat de leidraad moest omvatten en welke vraag in de leidraad beantwoord zou worden.

Wat houdt de leidraad precies in

De ontwerpleidraad is een inspiratieboek en gaat uit van 10 dimensies voor de inrichting van straten, naast ruimte voor mobiliteit gaat dat ook om groen, klimaatadaptatie, ontmoeting etc. De leidraad geeft voorbeeldinrichting voor alle straten naar model van 14 verschillende straattypologieën, maar is geen blauwdruk voor de inrichting van de openbare ruimte. Binnen de gemeente moet de ontwerpleidraad worden gebruikt als er ingrepen gedaan worden in de openbare ruimte. De ontwerpleidraad wordt gebruikt bij het maken van ontwerpen, maar is ook heel geschikt om het gesprek met bewoners aan te gaan. Als de gemeente aan de slag gaat met een ingreep in de openbare ruimte dan wordt de ontwerpleidraad als uitgangspunt genomen. De modellen van de straten in de leidraad kunnen als voorbeeld worden genomen voor de toekomstige inrichting. Daarom is de leidraad goed te gebruiken in het gesprek met bewoners, als inspiratie voor hoe een straat eruit kan komen te zien. Er zijn ook op buurtniveau uitwerkingen gemaakt, zogenoemde buurtraamwerken, die ervoor moeten zorgen dat de opgaven niet steeds een straat opschuiven. Hiermee wordt voorkomen, dat bijvoorbeeld het aantal parkeerplaatsen in een straat wordt verminderd om meer ruimte te creëren voor groen, maar dat daarmee de parkeerdruk in de straten erna juist wordt vergroot. Het werken met de ontwerpleidraad heeft opgeleverd dat er behoefte is aan koppelkansenkaarten. Hierin kunnen allerlei verschillende thema’s over elkaar gelegd worden om zo te zien welke koppelkansen er in een gebied zijn. Als er een aanpassing aan de openbare ruimte wordt gedaan, kan op deze manier binnen de gemeente worden gekeken of er nog andere aandachtspunten of kansen zijn die gezamenlijk uitgevoerd worden.

Waar/op welke manier is het instrument vastgelegd? 

De leidraad is in de raad vastgesteld eind 2022, samen met de nieuwe mobiliteitsvisie van de gemeente. Er is namelijk een grote link met Mobiliteit; waar mobiliteit in intensiteit vermindert, kan de leefkwaliteit van straten worden verbeterd. Op dit moment worden bijvoorbeeld de plannen voor de aanpak van straten gemaakt die van 50 km per uur naar 30 km per uur worden omgezet, waarbij er ruimte ontstaat en de leidraad nadrukkelijk het uitgangspunt is.

Hoe verliep de samenwerking tussen verschillende domeinen?

Voor de leidraad hadden we een kleine projectgroep ingericht, die kon snel handelen. Verder was een klankbordgroep betrokken bestaand uit afgevaardigden van meerdere afdelingen van de gemeente (DMO, stadsbeheer, et cetera), die concepten te zien kregen en daarop konden reageren. Het betrekken van andere afdelingen en domeinen draagt bij aan het document, ook herkennen collega’s zich zo in het stuk.

Hoe verliep het implementeren?

Het implementeren loopt nog. De eerste reacties van collega’s binnen de gemeente, maar ook van daarbuiten, zijn positief. Het is de vraag welke handvatten er nog nodig zijn om de leidraad breder in de praktijk toe te gaan passen. Ook zijn er bij het aanpakken van de straten financiële afwegingen te maken door de gemeente, want (extra) ingrepen kosten natuurlijk geld. Er is al een aantal pilotprojecten gedaan, bijvoorbeeld in de Schildersbuurt. Uit deze pilots blijkt dat we echt op een andere manier kijken naar de inrichting van de openbare ruimte. “Inwoners zijn enthousiast, er waren ook inwoners die de leidraad kenden en deze mee hadden genomen naar een bijeenkomst van de gemeente.”

Wat zijn de resultaten van het instrument? 

Het is pas net vastgesteld, maar in de pilots is duidelijk geworden dat je zo vroeg mogelijk aan tafel moet zien te komen bij projecten, zodat de ontwerpleidraad zo goed mogelijk kan worden ingezet, wanneer de inrichting van de straat nog zo veel mogelijk open ligt. De ontwerpleidraad ziet er grafisch heel mooi uit, maar het werkt ook heel duidelijk, zowel voor onze medewerkers als voor onze inwoners.

Zijn er verbeterpunten aan te wijzen mochten andere gemeenten dit instrument ook willen implementeren?

De leidraad is geen losstaand document, maar moet toegepast worden op projecten en ingrepen in de openbare ruimte. De leidraad is ook geen plan, maar een instrument dat moet worden gebruikt bij de aanpak van de openbare ruimte. De link met de mobiliteitsvisie is ook heel belangrijk. Mobiliteit is heel bepalend voor de inrichting van een straat en als dat anders kan, levert dat veel leefkwaliteit op. Binnen onze gemeente komen sociaal en fysiek domein elkaar weinig tegen, terwijl deze samenwerking wel belangrijk is. We hebben heel bewust wel de samenwerking gezocht bij het maken van de leidraad. Tot slot zijn we nu bezig om ontwerpers te ondersteunen in de uitvoering met het maken van buurtraamwerken en een aanvulling op de leidraad voor bijvoorbeeld materialen en onderhoudseisen.

Voor deze handreiking spraken we Ellen Poolman, beleidsadviseur Food van de gemeente Ede, over de City deal Gezonde en duurzame voedselomgeving. 

Werken aan een gezonde voedselomgeving in Ede

Je herkent het vast. Van die plekken in uw gemeente waar alleen een paar snackbars zitten. Of supermarkten dichtbij een school waar studenten massaal afkomen op deals die ze verleiden tot ongezonde keuzes. Of scholen en bedrijfskantines waar elke dag de frituurpan overuren draait.

De helft van de Nederlanders heeft overgewicht en dat is nog niet zo gek. De weg naar ongezonde voeding is vaak de makkelijkste, meest voor de hand liggende, veel geadverteerde en goedkope optie. Gemeente Ede wilde daar wat aan doen, door ervoor te zorgen dat gezonde en duurzame voeding makkelijker verkrijgbaar wordt voor iedereen die gezond wil eten. En door te werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor ondernemers en kennisinstellingen die zich bezighouden met gezonde voeding. Sinds 2015 werkt Ede daaraan met een voedselbeleid en heeft dit extra kracht bijgezet door eerst aan te sluiten bij de City Deal ‘'Voedsel op de stedelijke agenda” en nu bij de huidige City Deal “Gezonde en duurzame voedselomgeving”.

Wat houdt de City Deal in Ede precies in?

Binnen de City Deal werken gemeenten samen met andere overheidsorganisaties, kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties aan een gezondere en duurzamere voedselomgeving. En dan met name in kwetsbare wijken, rond scholen en in openbare gebouwen. Dit doen de City Deal-partners onder andere door ervaringen uit te wisselen en samen aan projecten te werken. Op dit moment werkt Ede binnen de City Deal aan twee pilotprojecten op en rond het station Ede-Wageningen.

Station Ede-Wageningen wordt verbouwd, heeft dit effect op de proeftuinen?

Een van die projecten is gericht op het station Ede-Wageningen. Een plek waar veel Edenaren dagelijks komen. Samen met partijen zoals de NS, het Voedingscentrum, NS Retail en Wageningen University & Research onderneemt de gemeente acties om het aanbod in de stationsomgeving gezonder te maken. Zo vonden ze in 2022 een ondernemer die regionale, gezonde voeding wilde aanbieden in een onbemande pop-up store in een lege ruimte op het station. Bezoekers hadden door middel van een app 24 uur per dag toegang tot de winkel. Helaas liepen de bezoekersaantallen wat achter, onder andere omdat de plek op het station geen plek was waar veel reizigers langskomen. Daar hebben ze van geleerd, en op dit moment bekijkt de gemeente met de NS of er ruimte is voor een voedselinitiatief op het nieuwe station Ede-Wageningen dat opent in 2024.

Een andere pilot richt zich op ondernemers in een populair winkelgebied in Ede. Daar vroeg de gemeente aan horecaondernemers of ze interesse hadden om hun aanbod gezonder te maken, en wat voor belemmeringen ze daarbij tegenkwamen. Vervolgens bood de gemeente gratis ondersteuning aan om de ondernemers daarbij te helpen. Zo werd een ondernemer die benieuwd is of zijn klanten wel behoefte hadden aan gezondere opties geholpen met een klantonderzoek. Een andere ondernemer was benieuwd naar mogelijkheden voor gezonde vegetarische burgers. Voor deze ondernemer werd een kookclinic georganiseerd waarbij verschillende vegaburgers werden uitgeprobeerd. Uit dit project zijn al mooie resultaten voortgekomen. Zo heeft een ondernemer de hoeveelheid vlees in gerechten verkleint en de hoeveelheden groenten vergroot. Een andere ondernemer heeft inmiddels een vegaburger op zijn menukaart staan na een kookclinic. In deze eerste pilot was ruimte voor vijf ondernemers, maar er was zoveel animo dat er een deel twee komt waarin meer ondernemers mee kunnen doen.

Als gemeente kan je bepaalde ondernemers of aanbod niet weren. Wat er via dit project wordt gedaan, is verkennen wat je als gemeente wel kan doen om stappen richting een gezonder aanbod te zetten.

Welke tips heeft u voor andere gemeenten die ook aan de slag willen met voedsel(beleid) in de gemeente?

De jongere generaties zijn er al helemaal klaar voor: er is al veel aandacht voor en behoefte aan een gezonde leefstijl. Nu is het aan ons om daar onze steen aan bij te dragen.

Erken allereerst het belang van gezond voedsel, voor de volksgezondheid, maar ook voor andere maatschappelijke doelen. Gezonde voeding vermindert veel gezondheidsproblemen; en kinderen die gezond eten zitten beter in hun vel en ontwikkelen zich beter. Maar voedsel kan ook bijdragen aan sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan een buurtmoestuin, die buurtbewoners niet alleen gezonde voeding oplevert, maar ook een plek om samen te komen.

Houd gezonde voeding hoog op de agenda, en blijf hierin investeren, met beleid, plannen voor de lange en korte termijn, door in te zetten op lobbyen en met wetgeving. Begin klein, probeer dingen uit en schaaf daarna je plannen bij. Zo blijf je steeds stappen zetten. En tot slot: werk samen, met partijen in het sociaal en fysiek domein, met het bedrijfsleven, het onderwijs, organisaties rondom openbare plekken. Alleen samen kun je gezonde voeding dichterbij de inwoner brengen.

Voor deze handreiking spraken we Jagoda Krzystanek, adviseur Duurzaamheid, Peter Richters, adviseur Stad en ontwikkeling, en Silvio Milia, beleidsregisseur, van de gemeente Amersfoort over het Hoefkwartier in Amersfoort.

Wat was de aanleiding voor het Hoefkwartier en het toepassen van het STOMP-principe hier? 

Voor het Hoefkwartier is een ontwikkelkader gemaakt, waaraan initiatieven voor de nieuwe wijk moeten voldoen. Dit ontwikkelkader is in 2019 vastgesteld en wordt gebruikt voor de ontwikkeling van het Hoefkwartier. In dit ontwikkelkader is veel aandacht besteed aan en kaders gesteld voor groen en bewegen. De uitgangspunten van het ontwikkelkader komen overeen met het STOMP-principe (stappen, trappen, ov, MaaS, privé-auto) en wordt gewerkt met een prioritering voor de wandelaar en de fietser, gevolgd door het ov, MaaS en de privé-auto krijgt de laagste prioritering volgens het STOMP-principe. Dit zorgt voor een gezondere en schonere wijk, maar ook gezondere inwoners.

Hoe verliep het implementeren? 

Het begon met het ontwikkelkader voor het Hoefkwartier, een bedrijventerrein dat een woonwijk wordt. In het ontwikkelkader zijn vijf ontwikkelprinicpes opgenomen: 

  1. Fijnmazig verbonden en benutten: benutten van de bestaande kwaliteiten, verbonden met de omgeving 
  2. Slim verkeers- en mobiliteitssysteem: Ruim baan voor fiets en voetganger, mobiliteit als dienst (MaaS) en een optimaal functionerend en aantrekkelijk OV-knooppunt.
  3. Levendig, groen en compact: Levendige, groene openbare ruimte en compacte ‘Hoefse’ architectuur
  4. Gemengd en inclusief: Een gemengde stadswijk waarin gewoond, gewerkt, geleerd en gerecreëerd wordt; een wijk voor iedereen 
  5. Duurzaam en gezond: CO2-neutrale, circulaire, klimaatadaptieve en gezonde leefomgeving

Vanuit dit ontwikkelkader moet de gemeente ook monitoren of doelen en eisen gehaald worden, zoals het oppervlak beweegvriendelijke ruimte. Voor andere eisen (bijvoorbeeld natuurinclusief bouwen) uit het ontwikkelkader zijn nog geen indicatoren voor monitoring opgesteld, omdat er nog verder bepaald moet worden welke meetbare indicatoren hiervoor gebruikt kunnen worden.

De gemeente Amersfoort heeft ook het convenant duurzaam bouwen geïmplementeerd, hierin staan eisen waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen.

STOMP

De structuur van het gebied maakt het toepassen van het STOMP-prinicpe mogelijk. Station Amersfoort Schothorst ligt in de wijk en er lopen een aantal belangrijke fietsroutes door het Hoefkwartier heen. De gemeente heeft weinig grondbezit in de wijk en verschillende percelen worden door verschillende ontwikkelaars ontwikkeld. De plannen van ontwikkelaars bevatten een te hoog aantal woningen, waardoor de verkeersdruk te hoog zou worden. Toen is er andersom geredeneerd en het aantal gewenste autobewegingen is teruggerekend naar het aantal auto’s en daarmee parkeerplaatsen in de wijk. De verkeersproductie van auto's in de wijk is gelimiteerd, en dit is gekoppeld aan het aantal parkeerplaatsen in de wijk. Doordat er veel verschillende eigenaars en ontwikkelaars zijn, regelen die allemaal zelf MaaS maatregelen, met bijvoorbeeld deelauto’s. Eigenlijk zou de gemeente een regisseur op dit gebied willen hebben die het totaal hieraan overziet en het zo efficiënt mogelijk maakt, maar dit is lastig omdat de gemeente weinig grondbezit heeft.

Waar/op welke manier is het instrument vastgelegd? 

In het ontwikkelkader werden eisen vastgelegd over groen, verkeersbewegingen et cetera.

Hoe verliep de samenwerking tussen verschillende domeinen?

Er is een heel breed projectteam, waarin verschillende teams en domeinen zijn aangehaakt. Deze waren integraal betrokken bij het opstellen van het ontwikkelkader. Hierdoor kon meegenomen worden hoe verschillende maatregelen en effecten elkaar kunnen versterken.

Wat ging er wel goed en wat ging er niet goed? 

Het is belangrijk om belangen en aandachtspunten vanuit jouw afdeling en expertise duidelijk aan te geven in projectgroepen, zodat deze onderwerpen in de aandacht blijven.

Er moet beleid zijn voordat je gaat samenwerken in de uitvoering. Voor de gezonde leefomgeving is van belang dat dit meteen bij het maken van het beleid wordt meegenomen.

Een ontwikkelkader is voor het Hoefkwartier in Amersfoort een heel goed document, omdat alle invalshoeken aan bod kwamen. Het geeft houvast voor ontwikkelingen.

Het monitoren kan lastig zijn, hoe kun je bepaalde indicatoren meten en beoordelen in welke mate doelen en eisen gehaald zijn? Er wordt een jaarlijkse monitoring per ontwikkelprincipe gemaakt. De eerste monitoring wordt op dit moment gedaan, waarvan de resultaten aan de gemeenteraad gepresenteerd worden. Het monitoren maakt bijsturen, indien nodig, mogelijk.