Op deze pagina vindt u meer informatie over:
- Begin, einde en hoogte bezoldiging
- Uitkering na overlijden
- Zwangerschap- en ouderschapsverlof
- Fiscale aspecten
De aanspraak op bezoldiging begint op de dag dat de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat. Wanneer een burgemeester overlijdt eindigt de aanspraak op bezoldiging met ingang van de dag volgend op die van overlijden.
Hoogte bezoldiging
De bezoldiging van de burgemeesters volgt de salarisontwikkeling van de ambtenaren in de sector Rijk. Voor de salariëring van burgemeesters zijn de gemeenten ingedeeld in inwonersklassen. In het Rechtspositiebesluit Decentrale politieke ambtsdragers is de klasseindeling opgenomen. Er zijn 9 gemeenteklassen.
Bij benoeming wordt bij de vaststelling van de bezoldiging geen rekening gehouden met het arbeidsverleden. De hoogte van de bezoldiging wordt afgeleid van de inwonersklasse waartoe de gemeente behoort op basis van de indeling in het Rechtspositiebesluit. Bij horizontale wisseling van gemeente (gemeenten in dezelfde grootteklasse) ontvangt de burgemeester een toelage op de bezoldiging.
Vakantie- en eindejaarsuitkering
De burgemeester heeft ook recht op een vakantie- en eindejaarsuitkering, die bedragen respectievelijk 8,3% en 9,8% van de bezoldiging. De vakantie-uitkering wordt uitbetaald in mei en de eindejaarsuitkering in november. Daarnaast heeft de burgemeester in november ook nog recht op een éénmalige uitkering van € 450,-.
Als het burgemeesterschap in de loop van het kalenderjaar eindigt, is de uitbetaling over de maanden van het jaar dat de burgemeester het ambt vervulde. Bij benoeming in de loop van een jaar is de opbouw en uitbetaling eveneens naar rato.
Gemeenten worden door het ministerie van BZK in december per circulaire geïnformeerd over wijzigingen in de rechtspositie en de hoogte van de bezoldiging en onkostenvergoedingen.
Bezoldiging bij vervulling ambt in twee gemeenten
Als een burgemeester tegelijk in twee gemeenten het ambt vervult, worden deze gemeenten voor de vaststelling van bezoldiging beschouwd als één gemeente. De som van de inwonertallen bepaalt dan de (fictieve) grootteklasse op basis waarvan de bezoldiging wordt vastgesteld. De salarislasten worden verhoudingsgewijs tot het inwonersaantal verdeeld tussen de beide gemeenten, waarbij wordt afgerond op een veelvoud van 100.
Mobiliteitstoelage
Een burgemeester die na tenminste twee ambtstermijnen in dezelfde gemeente benoemd wordt tot burgemeester van een andere gemeente, ontvangt, indien die andere gemeente in een gelijke inwonersklasse is ingedeeld, ten laste van die andere gemeente eenmalig een mobiliteitstoelage op de bezoldiging van € 11.486,86.
Vergoeding bij waarneming
Indien een raadslid of een wethouder meer dan dertig dagen onafgebroken het ambt van burgemeester waarneemt, dan ontvangt hij voor die periode de burgemeestersbezoldiging en bijkomende (onkosten)vergoedingen.
Overgang naar andere gemeenteklasse
Wanneer een gemeente door stijging van het aantal inwoners in een hogere gemeenteklasse terecht komt, dan wordt de bezoldiging daar op aangepast. Dat gebeurt met terugwerkende kracht wanneer het nieuwe inwoneraantal voor de tweede keer per 1 januari door het CBS officieel is vastgesteld.
Wanneer een gemeente in inwonertal daalt, heeft dat voor de zittende bestuurders geen gevolg. Aan de vóór de overgang naar de lagere klasse aangetreden politieke ambtsdragers moet de garantie worden geboden dat zij hun functie tegen gelijkblijvende beloning kunnen blijven uitoefenen.
Bestuurders die daarna worden benoemd, ontvangen wel de lagere bezoldiging.
Indien een gemeente grenscorrectie of herindeling heeft ondergaan of er is sprake van een nieuwe gemeente, vindt overgang naar de hogere klasse plaats met ingang van de datum van de grenscorrectie of de wijziging van de gemeentelijke herindeling. De politieke ambtsdragers ontvangen de nieuwe bezoldiging wanneer het nieuwe inwoneraantal door het CBS officieel is vastgesteld.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Gemeentewet (artikel 66)
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.1.12, 3.2, 3.2.1, 3.2.2, 3.2.5, 3.2.16, 3.3, 3.4)
Partner
Bij overlijden van een burgemeester wordt aan de officiële partner een extra uitkering uitgekeerd. Het begrip ‘partner’ word ruim uitgelegd: de weduwe of weduwnaar, geregistreerde partner of partner waarmee de overleden burgemeesters ongehuwd samenwoonde en een gezamenlijke huishouding mee voerde. Wanneer sprake was van ongehuwd samenwonen dient er wel een (notariële) registratie te zijn van de gezamenlijke huishouding.
De hoogte van de overlijdensuitkering bedraagt drie maanden salaris vermeerderd met de vakantie-uitkering berekend naar tijdstip van overlijden.
Geen partner
Wanneer er geen officiële partner is, maar wel minderjarige wettige, natuurlijke of pleegkinderen, dan wordt de uitkering aan hen betaald.
Wanneer de burgemeester geen officiële partner en (pleeg)kinderen heeft, maar er wel personen zijn die geheel of gedeeltelijk afhankelijk waren van het salaris van de burgemeester, dan ontvangen zij de uitkering.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.4)
De wetgever vindt dat bij het ambt van burgemeester geen verlofregeling past. In het Rechtpositiebesluit zijn daarom geen bepalingen opgenomen over ouderschapsverlof en zwangerschap- en bevallingsverlof. Wel kan in overleg met de gemeenteraad een verlofregeling worden afgesproken. De termijnen die zijn vastgelegd in de Wet arbeid en zorg kunnen hierbij als richtsnoer dienen. Bij toegekend verlof blijft de burgemeester formeel in functie. De financiële rechtspositie verandert niet.
Fiscaal gezien is de burgemeester een werknemer. De burgemeester ontvangt een fiscaal belast inkomen en een ambtstoelage. Onkosten die burgemeesters maken uit hoofde van hun beroep mogen niet afgetrokken worden van de belasting. De kosten die worden vergoed via de ambtstoelage hoeven niet verantwoord te worden.
Werkkostenregeling voor onkostenvergoeding
De werkkostenregeling is een andere fiscale behandeling van secundaire vergoedingen en verstrekkingen. Per 1 januari 2015 is de WKR voor gemeenten verplicht. De meeste onkostenvergoedingen voor burgemeesters zijn verplicht aangewezen als 'eindheffingsbestanddeel'.
De maandelijkse ambtstoelage is verplicht aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Eventuele belastinggevolgen komen daarbij ten laste van de gemeente. De ambtstoelage kan niet gericht worden vrijgesteld, maar valt in de eindheffing. De eindheffing bedraagt maximaal 1,2% van de totale fiscale loonsom. Indien de vrije ruimte wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.3.8)
Wet op de loonbelasting 1964 (artikel 31)