VNG Magazine nummer 13, 15 september 2023

Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Jiri Büller

Als het kabinet vasthoudt aan de ingeboekte korting van 3 miljard euro op gemeenten, dreigen grote maatschappelijke opgaven vertraging op te lopen. Die waarschuwing doet Alexander Rinnooy Kan. In opdracht van de VNG adviseert hij over het financiële gat.
 

Alexander Rinnooy Kan

Alexander Rinnooy Kan zegt het meerdere malen: hij maakt zich grote zorgen over de ambities van rijk én gemeenten op grote dossiers als de woningbouw, de zorg, de ruimtelijke ordening en het sociaal domein. Vanaf 2026 staat er een korting van 3 miljard euro op het gemeentefonds in de boeken, tenzij het kabinet op Prinsjesdag ingrijpt. Het is onduidelijk of de nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026, waar het nu demissionaire kabinet aan werkte, op tijd af zal zijn.
De forse korting werpt ondertussen haar schaduw vooruit: nu al kunnen gemeenten moeilijk grote financiële verplichtingen meer aangaan die verder gaan lopen dan 2026. En het kabinet was tot nu toe weinig toeschietelijk om dat gat te vullen. Uit een nieuw BMC-rapport, in opdracht van de VNG, blijkt dat daardoor de integrale aanpak van maatschappelijke opgaven ernstig in de knel dreigt te komen. Besparingen op het ene terrein hebben ‘vaak een negatief financieel effect’ op een ander terrein, constateren de onderzoekers. Zo biedt binnenstedelijk bouwen de mogelijkheid om de sociale structuur in een wijk te verbeteren, maar zullen gemeenten om budgettaire redenen eerder kiezen voor nieuwbouw aan de rand van de stad, want dat is goedkoper.
 

Gemeenten en het rijk zijn belangrijke bondgenoten geworden

Rinnooy Kan leidt de Taskforce Taken en Middelen Gemeenten die door de VNG is ingesteld om te adviseren over de omgang met de kortingen. Het BMC-rapport ligt aan de basis van het tweede deeladvies van de taskforce, dat begin deze maand werd gepubliceerd. BMC schat dat de korting voor de helft zal neerslaan in het sociaal domein, voor 40 procent in het fysieke domein en voor 10 procent in het veiligheidsdomein. Maar de onderzoekers wijzen op de grote samenhang tussen alle grote opgaven.
Er spelen twee problemen met de gemeentelijke financiën, zegt Rinnooy Kan. Ten eerste is er het tekort zelf, dat dreigt te leiden tot verregaande en ingrijpende gemeentelijke bezuinigingen. Ten tweede: als het kabinet wél geld beschikbaar stelt voor specifieke opgaven, dan is dat vaak incidenteel. Daar kunnen structurele problemen niet mee worden opgelost.

De taskforce maakt zich zorgen over de gevolgen van de tekorten op de uitvoering. Kunt u dat toelichten?
‘Mensen verwachten op de grote dossiers terecht heel veel van de overheid. Op klimaat en energie bijvoorbeeld, maar rond wonen en veiligheid is het gevoel al niet minder urgent. Maar die korting van 3 miljard ­bedreigt het tempo waarmee deze opgaven worden opgepakt. 2026 is niet meer zo ver weg; gemeenten ­moeten verder kijken. Het rapport van BMC laat zien dat gemeenten zich alleen met heel grote moeite kunnen houden aan wat eerder met het rijk is afgesproken. En dat is voor iedereen slecht nieuws. Het is alleszins passend dat de VNG hier aandacht voor vraagt.’

De VNG adviseert gemeenten de dreigende tekorten in de begroting voor volgende jaren inzichtelijk te maken. Wat vindt u daarvan?
‘Het is een advies zonder precedent, maar ik begrijp het wel. De spelregel is dat gemeenten een sluitende begroting inleveren. Laat zien waar je compensatie moet zoeken. Ik ben heel benieuwd welk beeld dat oplevert. Onze verwachting is dat het gaat om de kwesties die wij ook aankaarten.’

Gemeenten hebben plichtsbesef getoond

U adviseert gemeenten de bezuinigingen door te voeren bij de medebewindstaken, en niet bij bijvoorbeeld het cultuurbeleid waar gemeenten een grotere beleidsvrijheid hebben. Waarom?
‘Gemeenten kunnen vrij direct reageren door te bezuinigen op de vrij besteedbare middelen. Maar dat zijn ook terreinen die inwoners heel belangrijk vinden. Het heeft meteen effect op het beeld dat de inwoners van hun gemeente hebben. Dus dat raden we af. We raden ook af de ozb te gebruiken. Het is onhaalbaar om het tekort daarmee op te vullen, want dan moet je de ozb met minstens 60 procent verhogen, en je raakt burgers ook direct. Dan resteren alleen de medebewindstaken om op te bezuinigen. Dat blijkt ook uit het BMC-rapport. Maar goed, dit is onze inschatting. Uiteindelijk moeten gemeenten zelf keuzes maken.’

Op het VNG Jaarcongres is een motie aangenomen waarin gemeenten stellen dat het teruggeven van taken aan het rijk ook een mogelijkheid is. Is dat een optie?
‘Dat is een heel vervelend perspectief. Ik hoop niet dat het zover komt. Het is zorgelijk dat het überhaupt al ter sprake komt. Gemeenten en het rijk zijn in de afgelopen jaren belangrijke bondgenoten geworden bij het realiseren van beleid. Dat werd van beide kanten gewenst. Dat geldt ook voor de gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de grote taken. Rijk en gemeenten kunnen niet zonder elkaar. De decentralisaties zijn verstandig geweest. Gemeenten hebben die taken loyaal op zich genomen. Maar dan zijn financiële voorspelbaarheid en stabiliteit vrij essentieel. Blijkbaar is dat moeilijk te regelen. En dat zeg ik echt met spijt.’

Al sinds de decentralisaties in 2015 is er discussie tussen rijk en gemeenten over het geld. Waarom gaat het zo moeizaam?
‘De machtsbalans slaat toch elke keer weer door richting het rijk. Het rijk heeft de portemonnee. Uiteindelijk is het voor de VNG, met alle invloed en gebundelde kracht die ze heeft, toch weer lastig om die balans in evenwicht te krijgen. Gemeenten doen enorm hun best om hun taken naar vermogen uit te voeren. Ze hebben plichtsbesef getoond. Dat wordt nu niet beloond. Als Prinsjesdag achter de rug is, willen we in de taskforce ook nog eens spreken over wat we van deze situatie kunnen leren voor de langere termijn.’

Het COELO constateerde eerder dit jaar dat het rijk steeds vaker geld op incidentele basis beschikbaar stelt, en dat pas laat aankondigt. Dat belemmert gemeenten om een goede begroting op te stellen, waardoor er vorig jaar geld is blijven liggen.
‘Ja, en dat is een heel ongelukkig neveneffect. Ook op dit punt is de relatie tussen rijk en gemeenten onbevredigend. Het nieuwe kabinet krijgt de kans om daar ten principale wat aan te doen.’

In landen om ons heen hebben gemeenten veel meer eigen ruimte

Wat verwacht u van het demissionaire kabinet?
‘Gemeenten en het rijk voeren nu overleg. Maar het is alleszins passend dat het demissionaire kabinet hier duidelijkheid over verschaft. Want het is voor gemeenten bijzonder vervelend om zo in onduidelijkheid te verkeren over zo’n substantieel deel van de begroting. Ik hoop dat de conclusies van BMC het rijk zullen inspireren om concrete bereidheid te tonen om iets te veranderen. Het rijk erkent gelukkig inmiddels ook dat er echt een probleem is.’

In 2015 bracht u in opdracht van de VNG al een rapport uit over het gemeentefonds. U pleitte daarin voor het uitbreiden van het gemeentelijk belastinggebied. Bent u daar nog steeds voorstander van?
‘Ja, en daar zijn heel goede redenen voor. Een disproportioneel deel van de inkomsten van gemeenten, zo’n 95 procent, komt rechtstreeks van het rijk. In landen om ons heen hebben gemeenten veel meer eigen ruimte. Vanuit democratisch perspectief is het beter om gemeenten meer ruimte te geven voor hun eigen belastingheffing. Op die manier kan de gemeenteraad zuiverder keuzes maken. Burgers kunnen dan beter aangeven wat ze lokaal belangrijk vinden. Als ze vinden dat het geld goed wordt besteed, dan accepteren ze misschien wat meer lastendruk. Of ze vinden dat de belastingen omlaag moeten. Dat is precies waar de lokale politiek over gaat. Dat hebben we destijds keurig en lastenneutraal uitgewerkt, het voorstel is ook door de VNG ondersteund. Maar dat was wel zo’n beetje het einde van het verhaal. Er komt natuurlijk een nieuw kabinet. Dat biedt op z’n minst ruimte om deze discussie weer op te starten.’

Wie is …

Alexander Rinnooy Kan is voorzitter van de Taskforce Taken en Middelen Gemeenten, ingesteld door de VNG. Hij is hoogleraar economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Eerder was hij onder meer rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam, voorzitter van werkgeversvereniging VNO, voorzitter van de SER en lid (D66) van de Eerste Kamer.