Wethouders maken (on)kosten voor de uitoefening van hun wethouderschap. Vanaf de dag dat een wethouder zijn benoeming aanvaard heeft, ontvangt hij ongevraagd een vergoeding voor deze kosten. Voor deze kosten mag geen afzonderlijke declaratie meer worden ingediend.
De vaste onkostenvergoeding is bedoeld voor de volgende kostencomponenten:
- representatie
- vakliteratuur
- excursies
- bureaukosten, porti
- ontvangsten thuis
- zakelijke giften
Deze kostencomponenten zijn niet uitputtend. Daarnaast zijn er ook nog andere kosten die ook voor eigen rekening moeten blijven. Voorbeelden zijn:
- individuele consumpties buiten de werkplek (zoals koffie, thee, drankjes)
- fooien in Nederland
- verjaardagsgebak, attenties en cadeaus voor naaste collega’s
- gelegenheidskleding, huur en reiniging van kleding, uitgaven voor persoonlijke verzorging
- activiteiten van partijgenootschappelijke aard
- abonnementen op kranten en tijdschriften en vakliteratuur die thuis worden ontvangen
- representatieve aanpassingen aan de eigen woning en representatieve ontvangsten thuis
Zie ook het Handboek integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden (pdf, 1 MB) voor meer informatie over de werkwijze bij (on)kosten in het kader van het politieke ambt.
Verplichting
De maandelijkse onkostenvergoeding wordt als netto vergoeding uitgekeerd aan de wethouder. De wethouder kan de onkostenvergoeding niet weigeren. De gemeente is verplicht dit bedrag over te maken aan de wethouder.
De hoogte van de onkostenvergoeding is voor elke wethouder hetzelfde. Als het wethouderschap in de loop van het kalenderjaar eindigt, volgt uitbetaling over de maanden van het jaar dat de wethouder het ambt vervulde. Een wethouder die het ambt in deeltijd uitoefent ontvangt een vergoeding naar rato van zijn of haar vastgestelde tijdsbestedingsnorm.
Hoogte vergoeding
De hoogte van de vergoeding wordt elk jaar per 1 januari door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld. De onkostenvergoedingen worden jaarlijks door BZK geïndexeerd. Het ministerie van BZK informeert elk jaar eind november de gemeenten via een circulaire over de wijzigingen in de onkostenvergoedingen.
Onkostenvergoeding bij zwangerschap of ziekte
De wethouder aan wie in verband met zwangerschap en bevalling of ziekte op grond van de Gemeentewet verlof is verleend, ontvangt de helft van een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten.
Overgangsrecht: deze regeling mist overigens terugwerkende kracht en geldt niet voor wethouders die voor 3 augustus 2011 het ambt van wethouder uitoefenen in dezelfde gemeente.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.6, 3.2.13)
- Gemeentewet (artikel 36 en 45)
Kosten voor deelname aan niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing - zoals, opleidingen, cursussen, seminars en symposia - maken in principe onderdeel uit van de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat de gemeente deze scholingsactiviteiten rechtstreeks kan vergoeden. Partij (politieke) scholing komt niet voor rekening van de gemeente.
Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij, betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is. De inhoud van de scholing is bepalend. Om voor kostenvergoeding in aanmerking te komen, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing.
In de toelichtende circulaire op het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt functiegerichte scholing als volgt gedefinieerd:
Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Het dient dus te gaan om scholing die te maken heeft met het wethouderschap en het lidmaatschap van het bestuur van de gemeente.
Loopbaanoriëntatie
Via loopbaangerichte opleidingen kunnen wethouders bijvoorbeeld reflecteren op hun persoonlijke kwaliteiten en motieven. Ook kunnen zij exploreren welke mogelijkheden er zijn om hun loopbaan na het wethouderschap succesvol voort te zetten. In het rechtspositiebesluit is een grondslag opgenomen op basis waarvan een wethouder ten laste van de gemeente kosten kan maken voor activiteiten, cursussen, opleidingen en dergelijke die betrokkene voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Het doel van de mobiliteit bevorderende activiteiten en loopbaanoriëntatie mag niet verder gaan dan dat betrokkene zo snel mogelijk na aftreden of ontslag een vliegende start kan maken met het daadwerkelijk solliciteren.
Zowel voor functiegerichte als loopbaanbevorderende scholing kan het college van B&W nadere regels opstellen voor de procedure, hoogte van de kosten en de wijze van declareren.
Contributie beroepsvereniging
Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van contributiegeld van een beroepsvereniging. Onder een beroepsvereniging wordt verstaan een vereniging die voor iedere ambtsdrager van die beroepsgroep een toegankelijke, landelijk georganiseerde beroepsvereniging moet zijn die blijkens haar statuten de deskundigheidsbevordering en/of belangenbehartiging van de functie van die beroepsgroep ten doel heeft of mede ten doel heeft.
Contributies die geen betrekking hebben op een professionele beroepsvereniging blijven voor eigen rekening van de wethouder.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 3.2.11, 3.3.3., 3.3.4)
Het college van B en W stelt informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking aan alle gemeentelijke politieke ambtsdragers voor de uitoefening van het ambt. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen. Een uitdrukkelijke wettelijke grondslag voor een bruikleenovereenkomst is niet nodig volgens de wetgever. Het is aan de gemeente in hoeverre zij bij de terbeschikkingstelling van de ICT-middelen nadere regels over het gebruik ervan willen stellen. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat een wethouder geen andere vergoedingen mag ontvangen dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn.
ICT-voorzieningen voor thuis en onderweg (aansluitingen, abonnementen, vervangingen, apparatuur, software e.d.) worden, voor zover functioneel, op grond van het geldende Rechtspositiebesluit beschikbaar gesteld. Deze specifieke bestuurskosten worden zo veel mogelijk direct door de overheid zelf betaald. De bestuurder dient alleen bij hoge uitzondering zelf een declaratie in.
Overnemen van ICT-middelen bij aftreden of ontslag
Voor alle decentrale politieke ambtsdragers geldt bij aftreden of ontslag dat betrokkene de ICT-middelen die in bruikleen ter beschikking waren gesteld tijdens het ambt, kan overnemen en tot eigendom maken, mits op het moment van aftreden of ontslag voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- Het overheidsorgaan is bereid het ICT-middel af te stoten.
- Het ICT-middel is door of namens het overheidsorgaan geschoond met speciale software (conform BIO).
- Betrokkene betaalt het overheidsorgaan de resterende waarde in het economische verkeer van het ICT-middel.
Het fiscale noodzakelijkheidscriterium vereist dat het digitale gereedschap bij aftreden of ontslag weer door de ambtsdrager wordt ingeleverd bij het overheidsorgaan. Dit geeft het overheidsorgaan ook de mogelijkheid om dit ICT-middel te schonen op de door de BIO voorgeschreven wijze. Daarna is het aan het overheidsorgaan of het dit desbetreffende ICT-middel wil hergebruiken of afstoten. Het overnemen van het ICT-middel is dus geen recht van de ambtsdrager maar het gevolg van een keuze van het overheidsorgaan.
Overgangsrecht
Aan bestuurders en raadsleden die reeds op of uiterlijk op 31 december 2018 een vergoeding of tegemoetkoming is toegekend voor (eigen) ICT-middelen geldt overgangsrecht. Voor hen geldt de oude ICT-regeling op basis van de vervallen Rechtspositiebesluiten zoals die golden op 31 december 2018. Totdat de betreffende bestuurder of raadslid aftreedt of wordt herbenoemd kan er een tegemoetkoming of vergoeding worden verstrekt op basis van de oude regeling voor ICT-voorzieningen.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit Decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.3.2)
- Artikel 99 Gemeentewet
- Brief ministerie van BZK: Aanvulling op circulaire Invoering nieuwe rechtspositiebesluit: Overgangsrecht ICT (pdf) 18 februari 2019
- Circulaire introductie Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers gemeenten 1 januari 2019
- Circulaire overname ICT na ambtstermijn decentrale politieke ambtsdragers 1 maart 2022
Woon-werkverkeer en dienstreizen
In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is bepaald dat wethouders recht hebben op een vergoeding voor woon-werkverkeer.
- Onder woon-werkverkeer wordt verstaan de reisafstand tussen de woning en het gemeentehuis.
- De vergoeding voor woon-werkverkeer en dienstreizen is conform de maximale reiskostenvergoeding die belastingvrij kan worden ontvangen. Dat is € 0,23 per kilometer bij gebruik van de eigen auto (per 1-1-2024). Raadpleeg de Belastingdienst voor de actuele belastingvrije vergoeding.
- De kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer worden volledig vergoed.
- De vergoeding voor woon-werkverkeer is aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Hiervoor geldt een gerichte vrijstelling.
- Bij woon-werkverkeer en dienstreizen kunnen de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed worden wanneer een wethouder gebruikt maakt van een eigen auto. Boetes en naheffingsaanslagen niet.
Taxikosten
De kosten voor taxi vallen buiten de omschrijving van openbaar vervoer en mogen niet worden vergoed, tenzij er sprake is van gecontracteerd vervoer en de taxi fungeert als dienstauto. Ook geldt een uitzondering als sprake is van een functionele beperking bij de ambtsdrager. In die twee gevallen kunnen taxikosten wel worden vergoed.
Ter beschikking gestelde auto
Het college kan ten laste van de gemeente één of meerdere (dienst)auto’s ter beschikking stellen in het kader van de ambtsvervulling. In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers worden 3 vormen van ter beschikking stelling van een auto mogelijk gemaakt:
- (Dienst)auto’s/gecontracteerd vervoer voor gemeenschappelijk gebruik (zakelijk)
- Ter beschikking gestelde auto voor zakelijk en bestuurlijk gebruik
- (Lease)auto voor individueel gebruik (zakelijk, bestuurlijk en privé)
Gemeenschappelijk gebruik
Dienstauto’s of gecontracteerd vervoer op afroep voor gemeenschappelijk gebruik kunnen alleen voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. Onder zakelijk gebruik wordt fiscaal zakelijk gebruik verstaan. Het gaat dan om ritten voor het woon-werkverkeer, dienstreizen en ritten voor ambtsgebonden (q.q.) functies. Bij alléén zakelijk gebruik hoeft geen rittenadministratie te worden bijgehouden
Zakelijk en bestuurlijk gebruik
De ter beschikking gestelde (dienst)auto wordt zowel voor zakelijke als bestuurlijke doeleinden gebruikt. Met bestuurlijke doeleinden worden ritten bedoeld die de fiscus weliswaar als privé aanmerkt maar dit niet echt zijn. Het gaat om ritten die een ambtsdager maakt in het kader van zijn of haar nevenfuncties die hij of zij uitoefent in hoedanigheid van wethouder of burgemeester.
Voor deze auto dient wel een rittenadministratie te worden bijgehouden. Wanneer het college van B en W (uitdrukkelijk) heeft geoordeeld dat een nevenfunctie in het belang van de gemeente is, worden de ritten gemaakt in het kader van die nevenfunctie, aangemerkt als bestuurlijk.
Mocht er een bijtelling plaatsvinden over deze ritten dan heeft een wethouder of burgemeester recht op compensatie.
(Lease)auto voor individueel gebruik (zakelijk, bestuurlijk en privé)
Het college kan besluiten dat een ter beschikking gestelde auto ook privé wordt gebruikt. Deze ter beschikking gestelde auto kan dan zowel voor het ambt als privé worden gebruikt.
Voor het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto moet de ambtsdragers een maandelijkse bijdrage aan de gemeente betalen en daarnaast geldt de bijtellingsregeling van de belastingdienst. De belasting die moet worden betaald via de bijtellingsregeling wordt niet vergoed. De maandelijkse bijdrage aan de gemeente voor het privégebruik kan wel in mindering worden gebracht op de fiscale bijtelling.
Artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling bevat de regels voor de vaststelling van de maandelijkse bijdrage en andere nadere voorwaarden voor een ter beschikking gestelde auto (voor ook) privégebruik.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.9 & 3.2.10)
- Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.6 & 3.8)
Verhuisplicht
Wethouders zijn op grond van de wet verplicht in de gemeente te wonen waar zij wethouder zijn. Een te benoemen wethouder hoeft niet uit de gemeente zelf te komen, maar zal na benoeming wel daar moeten gaan wonen.
Ontheffing woonplaatsvereiste
De gemeenteraad kan een wethouder voor één jaar ontheffing verlenen van het woonplaatsvereiste. Na een jaar ontheffing van de woonplaats, kan de raad jaarlijks de ontheffing verlenen.
De ontheffing van het woonplaatsvereiste is vanaf het tweede jaar jaarlijks in bijzondere gevallen mogelijk en dient gemotiveerd te worden. Daarmee is de wetgever tegemoet gekomen aan de situatie dat een tussentijdse vacature tegen het einde van de raadsperiode ook tot gevolg zou hebben dat een wethouder van buiten de gemeente moet verhuizen in de wetenschap dat hij bij de eerstkomende raadsverkiezingen niet opnieuw voor benoeming in aanmerking komt of wil komen.
Het is in strijd met de geest van het betreffende wetsartikel en de bedoeling van de ontheffingsmogelijkheid dat de ontheffing een structureel karakter krijgt.
Verhuiskosten
Een wethouder heeft bij zijn benoeming, wanneer hij/zij van buiten de gemeente komt en niet over een woonruimte in de gemeente beschikt, recht op een verhuiskostenvergoeding ten laste van de gemeente. Dit in verband met het woonplaatsvereiste.
Een wethouder heeft één keer recht op de verhuiskostenvergoeding. Het recht op een verhuiskostenvergoeding vervalt als de bestuurder niet binnen drie jaar na zijn benoeming verhuisd.
De verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt voor:
- het overbrengen van de inboedel
- vast bedrag voor overige kosten die direct uit de verhuizing voortvloeien. Dit bedrag is vastgesteld ter hoogte van het fiscaal onbelaste maximum (2024 € 7.750). Het fiscaal onbelast maximum is een forfaitair bedrag dat de gemeente aan de wethouder overmaakt. Het overleggen van facturen of declaraties is daarom niet nodig.
Aanbevolen wordt om voor het overbrengen van de inboedel minimaal drie offertes op te vragen bij verhuisondernemingen.
Regeling Reis- en pensionkosten
Zolang de wethouder zich niet heeft ingeschreven in de nieuwe gemeente en daarnaast een ontheffing heeft van het woonplaatsvereiste (vergt een expliciet besluit van gemeenteraad) kan hij of zij een tijdelijke woonruimte betrekken in de nieuwe gemeente.
In dat geval heeft de wethouder recht op een vergoeding van de kosten voor de tijdelijke huisvesting met een maximum van 18% van de bezoldiging. Dit bedrag wordt onbelast verstrekt, eventuele loon- en inkomstenbelasting worden door de gemeente aan de wethouder vergoed.
Vergoed worden de werkelijke kosten voor tijdelijke huisvesting met inbegrip van de kosten voor energie en water. Andere kosten, zoals die van levensonderhoud, wassen en strijken, parkeerplaats of lokale heffingen, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Tijdelijke huisvesting
Met tijdelijke huisvesting wordt verblijf in een hotel, appartement, vakantiehuis of een bed and breakfast bedoeld. Het gaat om een dergelijke woonruimte die niet voor permanente bewoning is maar een overbruggingskarakter heeft. De gemeente zelf kan ook woonruimte ter beschikking stellen door het bijvoorbeeld huren van een woning. In dat geval betaalt de ambtsdrager niet zelf de huur, maar is hij op grond van artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling wel een eigen bijdrage per maand verschuldigd.
Reiskosten
De wethouder kan de reiskosten declareren van maximaal één bezoek per week naar zijn of haar huis in de oude gemeente. De vergoeding is gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer of bij gebruik van de eigen auto. Eventuele veer- of tolgelden en parkeer- of stallingskosten worden ook vergoed.
Onder 'kosten voor openbaar vervoer' vallen de kosten van een voor één ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig, dan wel met een veerpont of veerboot. De kosten voor een (trein-)taxi vallen dus buiten deze omschrijving.
Einde regeling tijdelijke huisvesting
De periode waarin de wethouder gebruik kan maken van de reis- en pensionkostenvergoeding is gemaximeerd op de duur van de ontheffing van het woonplaatsvereiste.
Meer informatie
- Rechtspositiebesluit Decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.7 en 3.2.8 )
- Rechtspositieregeling Decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2 t/m 3.6 )
Vergoeding dubbele woonlasten
De wethouder is wettelijk verplicht zich zo snel mogelijk te vestigen in de nieuwe gemeente. De wethouder kan door die vestiging echter worden geconfronteerd met dubbele woonlasten.
De wethouder heeft vanaf zijn benoeming maximaal drie jaar recht op een tegemoetkoming voor dubbele woonlasten als hij actief bezig is zijn oude koopwoning te verkopen én ook enige vorm van huisvesting heeft in de nieuwe gemeente waarvoor hij kosten maakt.
Voor de aanspraak op de tegemoetkoming maakt het niet uit of de wethouder in de nieuwe gemeente huurt of koopt.
Voorwaarden
Indien er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden ontvangt de wethouder een tegemoetkoming dubbele woonlasten ten laste van de gemeente:
- de wethouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen van de nieuwe gemeente
- er is sprake van een huis in eigendom in de oude gemeente;
- eventuele huurinkomsten uit de woning in de oude gemeente worden in mindering gebracht op de hypotheekrente en er resteert een bedrag dat voor rekening komt van de wethouder;
- het huis staat duidelijk te koop (via internet, aangemeld bij makelaar e.d.);
- er is sprake van huisvesting (huur of koop) in de nieuwe gemeente binnen drie jaar na de benoeming.
Aanspraak
De aanspraak gaat in op de eerste dag van de maand na de benoeming waarop de dubbele woonlasten zijn ontstaan. De aanspraak eindigt op de eerste dag van de maand waarin het oude huis is verkocht, maar uiterlijk drie jaar na de benoeming.
Hoogte tegemoetkoming
De tegemoetkoming is nooit meer dan de werkelijke woonlasten van de wethouder in de nieuwe gemeente. De aanwezigheid van woonlasten van de oude koopwoning is uitsluitend van belang als voorwaarde voor de tegemoetkoming.
Met woonlasten zijn bedoeld de hypotheekrente, de huur of de vermindering van de bezoldiging in verband met een ambtswoning. Daarnaast horen de kosten voor gas, water en elektriciteit ook tot de woonlasten die voor de hoogte van de tegemoetkoming in aanmerking komen.
Eventuele huurinkomsten van het huis in de oude gemeente worden in mindering gebracht op de hypotheekrente.
De hoogte van de tegemoetkoming is gemaximeerd op 18% van de bezoldiging. Het maximumpercentage van de tegemoetkoming blijft gedurende de gehele periode op dezelfde hoogte.
Reiskosten gezinsbezoek
Daarnaast kan de wethouder de reiskosten declareren van maximaal één bezoek per week naar zijn of haar huis in de oude gemeente. De vergoeding is gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer of bij gebruik van de eigen auto. Eventuele veer- of tolgelden en parkeer- of stallingskosten worden ook vergoed.
De duur van de aanspraak is gekoppeld aan de verkoop van het huis in de oude gemeente met een maximumduur van drie jaar na de benoeming.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Gemeentewet (artikel 36a)
- Rechtspositiebesluit Decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.7 lid 3)
- Rechtspositieregeling Decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.3 lid 2 en 3.4)