Op deze pagina vindt u meer informatie over de wet- en regelgeving rond de bezoldiging, het einde van de bezoldiging, uitkering na overlijden en fiscale aspecten.
Bezoldiging wethouders
Vanaf de dag dat de benoeming ingaat, heeft de wethouder recht op bezoldiging. In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers liggen de bedragen vast. Afwijken van de bezoldiging is niet toegestaan. De bezoldiging volgt de salarisontwikkeling van sector Rijk. De besluiten over de salarisontwikkelingen van de wethouders worden per circulaire door het ministerie van Binnenlandse Zaken bekendgemaakt aan de gemeenten. De hoogte van de bezoldiging van wethouders is afhankelijk van de grootte van de gemeente en onderverdeeld in inwonersklassen.
Vakantie- en eindejaarsuitkering
Wethouders hebben recht op een vakantie- en eindejaarsuitkering. De vakantie uitkering bedraagt 8% van de bezoldiging en de eindejaarsuitkering bedraagt 8,3% van de bezoldiging. De vakantie-uitkering wordt uitbetaald in mei, de eindejaarsuitkering in november.
Als het wethouderschap in de loop van het kalenderjaar eindigt, volgt uitbetaling over de maanden van het jaar dat de wethouder het ambt vervulde.
Gemeenten worden door het ministerie van BZK eind december per circulaire geïnformeerd over wijzigingen in de rechtspositie.
Uitbetaling naar rato
Bij benoeming in deeltijd, wordt de bezoldiging naar rato van het deeltijdpercentage berekend en uitgekeerd conform de tijdbestedingsnorm van het Besluit Taakduur Publiekrechtelijke Colleges. Bij benoeming in de loop van een jaar is de opbouw van de bezoldiging en uitbetaling eveneens naar rato van de vervulde maanden in het kalenderjaar.
Geen andere vergoedingen
In de Gemeentewet is bepaald dat een wethouder geen andere vergoedingen mag ontvangen, dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn. Eventuele inkomsten uit nevenfuncties waarin de wethouder als gevolg van zijn wethouderschap q.q. wordt benoemd, dienen dan ook in de gemeentekas gestort te worden.
Overgang naar andere gemeenteklasse
Wanneer een gemeente door stijging van het aantal inwoners in een hogere gemeenteklasse terecht komt, dan wordt de bezoldiging daaraan aangepast. Dat gebeurt met terugwerkende kracht wanneer het nieuwe inwoneraantal voor de tweede keer per 1 januari door het CBS officieel is vastgesteld.
Wanneer een gemeente in inwonertal daalt, heeft dat voor de zittende wethouders geen gevolg. Wethouders die daarna worden benoemd, ontvangen wel de lagere bezoldiging. De zittende wethouders ontvangen de nieuwe bezoldiging wanneer zij na de verkiezingen worden herbenoemd.
Indien een gemeente grenscorrectie of herindeling heeft ondergaan of er is sprake van een nieuwe gemeente, vindt overgang van de bezoldiging naar een hogere of lagere klasse plaats met ingang van de datum van de grenscorrectie of de wijziging van de gemeentelijke herindeling. Het uitgangspunt is dat de wethouders de nieuwe bezoldiging krijgen wanneer het nieuwe inwoneraantal door het CBS officieel is vastgesteld.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2 & 3.3.)
- Gemeentewet (artikel 44)
De bezoldiging, de (on)kostenvergoeding en alle andere (financiële) voorzieningen eindigen op de dag waarop het ontslag ingaat.
De dag waarop het wethouderschap wordt beëindigd is de laatste dag dat de bezoldiging wordt ontvangen.
Redenen beëindiging wethouderschap
De Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kennen de volgende redenen waarom het wethouderschap eindigt.
- Verkiezingen
Wethouders treden dan af op het tijdstip waarop ten minste de helft van de nieuw benoemde wethouders de benoeming heeft aangenomen. Over deze dag ontvangen ze dus nog hun bezoldiging. - Vrijwillig ontslag
De hoofdregel is dat het ontslag van de wethouder die vrijwillig ontslag neemt een maand later ingaat, of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen. Vrijwillig ontslag kan echter ook met onmiddellijke ingang genomen worden; het is aan de wethouder om af te wegen of de omstandigheden daartoe aanleiding geven. - Vervullen van een onverenigbare functie
De dag dat de onverenigbare functie voor het eerst wordt vervuld. - Opzeggen van vertrouwen door raad
Op basis van artikel 49 van de Gemeentewet kan de raad het vertrouwen opzeggen in een wethouder en desgewenst besluiten tot ontslag. Na aanneming van een motie van wantrouwen kan de wethouder ervoor kiezen om vrijwillig ontslag te nemen. Wanneer de wethouder niet vrijwillig opstapt na een motie van wantrouwen maar de raad dit wel wil dan dient er een apart ontslagbesluit in stemming te worden gebracht. In beide gevallen kan het ontslag per direct ingaan. - Overlijden
De dag volgend op die van het overlijden.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Gemeentewet (artikel 42, 43, 46, 47 en 49)
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.1)
De gehuwde- of geregistreerde partner (weduwe of weduwnaar) van een wethouder ontvangt zo snel mogelijk na zijn/haar overlijden een uitkering.
De partner van een wethouder die met hem/haar samenleefde op basis van een notarieel samenlevingscontract, heeft ook recht op de uitkering.
Had de overleden wethouder geen partner dan gaat de uitkering naar zijn/haar minderjarige kinderen.
De gehuwde- of geregistreerde partner (de weduwe/ weduwnaar) van een oud-wethouder heeft recht op een overlijdensuitkering, als de oud-wethouder op het moment van overlijden een Appa-ontslaguitkering ontving.
Nabestaanden van oud-wethouders die een Appa-pensioen ontvangen hebben onder dezelfde voorwaarden recht op een uitkering.
De (oud-)wethouder mag niet duurzaam gescheiden van zijn partner geleefd hebben of zijn gescheiden van tafel- en bed. Kinderen zijn zowel natuurlijke, geadopteerde als pleegkinderen.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.2.4.)
- Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (artikel 137)
De wethouder is fiscaal gezien een werknemer. De wethouder ontvangt een fiscaal belaste bezoldiging dat door de Belastingdienst wordt aangemerkt als inkomen. De werkkostenregeling vormt het systeem van fiscale behandeling van secundaire vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. De meeste onkostenvergoedingen voor wethouders zijn verplicht aangewezen als 'eindheffingsbestanddeel'.
Werkkostenregeling
De maandelijkse onkostenvergoeding is verplicht aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Eventuele belastinggevolgen komen daarbij ten laste van de gemeente. De onkostenvergoeding kan niet gericht worden vrijgesteld, maar valt in de eindheffing. De vrije ruimte in de eindheffing bedraagt maximaal 1,2% van de totale fiscale loonsom (vanaf 2020 wordt dit percentage opgehoogd naar 1,7%). Indien de vrije ruimte wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Meer informatie
Wet- en regelgeving via wetten.nl/zoeken
- Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.3.8)
Volgens lid 3 van artikel 31a Wet op de loonbelasting bedraagt de vrije ruimte:
a. 3% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven met een maximum van € 6800, vermeerderd met:
b. 1,18% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.