Raadsleden zijn verplicht om alle functies die zij vervullen openbaar te maken. Het gaat om alle publieke en private functies die ze vervullen naast het raadslidmaatschap, betaald en onbetaald en wel en niet als raadslid. Onder de openbaarmakingsplicht valt ook de baan van het raadslid.
Openbaarmaking
Op grond van artikel 12 van de Gemeentewet moet een overzicht van nevenfuncties elektronisch openbaar worden gemaakt. Het is niet meer voldoende om het alleen ter inzage te leggen in het gemeentehuis. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van publicatie in het gemeentelijk publicatieblad.
Het wordt aanbevolen om bij de openbaarmaking het tijdsbeslag van de functies, alsmede de aanduiding 'bezoldigd' of 'niet bezoldigd' te vermelden.
Nevenfuncties en raadslidmaatschap
Vanuit oogpunt van integriteit en een transparant openbaar bestuur zijn in de Gemeentewet voorschriften opgenomen over nevenfuncties, onverenigbare functies en verboden handelingen. De nevenfuncties mogen niet conflicteren met een goede vervulling van het raadslidmaatschap.
Wat mag wel en wat niet?
Zo mag een raadslid niet werken als ambtenaar in diezelfde gemeente of er opdrachten voor uitvoeren. Uitzondering is als het raadslid vrijwilliger is, of uit hoofde van een wettelijke verplichting - en niet bij wijze van beroep - hulpdiensten verricht.
Raadsleden werkzaam voor een samenwerkingsverband
De Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur bevat geen absoluut verbod voor een raadslid om werkzaamheden uit te oefenen voor een samenwerkingsverband waaraan het eigen gemeentebestuur deelneemt. Zolang de werkzaamheden maar niet specifiek worden uitgeoefend ten behoeve van bestuurders van de gemeente waarin iemand raadslid is. Dit hangt af van de precieze functie en het exacte takenpakket bij de gemeenschappelijke regeling. Dat geldt ook voor een raadslid dat werkt voor een andere gemeente die is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de 'eigen' gemeente (waar hij/zij raadslid is) ook deel uitmaakt.
Een aanpassing van het takenpakket of een bepaalde verantwoordelijkheid in de uitoefening van de werkzaamheden kan helpen bij het minimaliseren of voorkomen van mogelijke onzuiverheden in de verhoudingen. Het is raadzaam dat de werkgever en het raadslid tijdig in gesprek gaan en op constructieve wijze naar de verschillende mogelijkheden. Maatwerk en het maken van goede afspraken zijn daarbij van belang
Dit is primair de verantwoordelijkheid van het raadslid. De gestelde norm richt zich immers tot het raadslid, ook de gevolgen die de wet aan het aangaan van een onverenigbare betrekking verbindt, richten zich tot het raadslid. De rol van de werkgever is enkel om mee te denken over een manier waarop een werknemer die ook raadslid is, werkzaamheden kan verrichten zonder dat de zuiverheid van verhoudingen in het geding komt. Het is niet aan de werkgever om te beslissen of de functies al dan niet verenigbaar zijn.
(Niet) deelnemen aan stemmingen en beraadslagingen
Een raadslid mag niet deelnemen aan een stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Dat geldt ook voor de beraadslaging. Er is bovendien verduidelijkt dat artikel 2:4 Awb (verbod op vooringenomenheid) niet op deze beraadslaging en stemming van toepassing is.
Het raadslid maakt zelf de afweging om al dan niet deel te nemen aan de beraadslaging en stemming. Bovendien moeten de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders op grond van de Gemeentewet een gedragscode vaststellen. Hierin kunnen ook kunnen procedurele bepalingen worden opgenomen die een afweging ondersteunen.
Het is verstandig om bij overige nevenfuncties met elkaar de discussie te voeren over wat dat betekent voor deelname aan besluitvorming ten aanzien van onderwerpen, waarbij sprake kan zijn van een schijn van belangenverstrengeling. De Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht bevatten ook artikelen over de deelname aan besluitvorming.
Wet- en regelgeving
- Via wetten.nl/zoeken
- Gemeentewet (artikel 12, 13, 15, 27 en 28)
- Algemene wet Bestuursrecht (artikel 2:4)