VNG Magazine nummer 18, 18 november 2022
Toen klimaatactivisten onlangs een blik soep over het schilderij De Zonnebloemen van Van Gogh gooiden, gebeurde het. Nederland mobiliseerde zich voor de verdediging van de kunst. Zelfs Johan Derksen sprak zijn afkeer uit, dit keer over activisten die zich in Den Haag vastlijmden aan een werk van Vermeer. Toen Concertgebouwbezoekers een klimaatactivist met geweld de zaal uit gooiden, klapten mensen de handen stuk. De kunst was het waard om verdedigd te worden. Geweld was gerechtvaardigd, zo was het publiek het eens. Alles van waarde is weerloos, leerde Lucebert al. Gelukkig hebben we die les eindelijk begrepen. Nederland stapt naar voren voor de bescherming van cultuur.
Zo is het helaas niet. Wat ons land verenigde was niet de liefde voor de kunst, maar collectieve haatgevoelens jegens klimaatactivisten (wier acties ik overigens steun). Toch zou mobilisatie voor het redden van de culturele sector heel terecht zijn. De culturele sector heeft grotere zorgen dan soepgooiers. Musea, schouwburgen en culturele instellingen staat het water aan de lippen. Bezoekersaantallen bereiken nergens meer het niveau van voor corona. Het komt zelfs niet in de buurt. Ze worden ook nog eens hard getroffen door de energiecrisis. Ze bewonen grote gebouwen, vaak slecht geïsoleerd en moeilijk te verduurzamen. Culturele instellingen zien hun inkomsten verdampen, terwijl ze de energierekening amper kunnen opbrengen.
De culturele sector heeft grotere zorgen dan soepgooiers
Culturele instellingen plaatsen gemeenten voor een dilemma. Het lukt gemeenten vaak amper om te voldoen aan hun verantwoordelijkheid voor langjarig onderhoud en deugdelijk beheer. Terwijl ze jaarlijks omvangrijke sommen besteden aan die gebouwen, die prominent op de begroting staan. Zo lijkt het alsof de gemeente zich jaarlijks blauw betaalt aan cultuur, terwijl het tegelijkertijd amper voldoet voor culturele instellingen om uit de kosten te komen, laat staan om te investeren. En let wel, dat gaat niet om uitgaven voor programmering, maar om kosten voor het gebouw waarin het plaatsvindt.
De rijksoverheid schiet gelukkig te hulp, maar het is een goedbedoelde druppel op een steeds hetere gloeiende plaat. Voor gemeenten rest het ongemakkelijke gesprek over ‘tonnen extra voor cultuur’, voor een sector die miljoenen nodig heeft. Dat voelt vreemd aan in een tijd waarin noodpakketten en beleidsmaatregelen pas serieus genomen lijken te worden als het woord ‘miljard’ erin voorkomt. Terwijl de fossiele industrie miljarden overheidssteun incasseert, verdrinken culturele instellingen. En omdat museumdirecteuren en theatergezelschappen niet op trekkers rijden en geen soep gooien naar weerloze objecten, is de aandacht voor hun lot van korte duur. Mijn hoop is gevestigd op gemeentebestuurders en gemeenteraden. Laat cultuur niet verdrinken. Het is van waarde. En zonder jullie is het weerloos.
Martijn van der Steen, co-decaan NSOB en bijzonder hoogleraar EUR, @martijnvdsteen