VNG Magazine nummer 17, 4 november 2022
Tekst: Marten Muskee | Beeld: Shutterstock
De bodem speelt een grote rol bij maatschappelijke vraagstukken als klimaat, woningnood en energie. De kennis over de ondergrond ontbreekt echter. De VNG werkt met zeven pilotregio’s aan het opbouwen van die knowhow.
De druk op de bodem neemt toe. De woonopgave, de energietransitie en de maatregelen voor het klimaat leggen een fors beslag op de ondergrond. Daarnaast krijgen bodem en ondergrond een nadrukkelijke rol in de Omgevingswet, ligt er al twee jaar Europese wetgeving klaar en heeft Nederland zich gecommitteerd aan de Europese Green Deal.
Een goed functionerend kennisnetwerk, waar alle overheden uit kunnen putten, is daarom urgent en noodzakelijk. Het rijk en de drie lokale koepels VNG, Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) werken aan zo’n nationale kennisinfrastructuur. De VNG en zeven regio’s gingen in 2021 van start met het programma Regionale schakelfuncties bodem en presenteren nu de Tussenrapportage RSP-programma bodem Regionale kennisnetwerken in opbouw.
Friesland maakt deel uit van de pilots, getrokken door het Fries Sociaal Planbureau. Directeur Ingrid van de Vegte van het FSC is stellig over het belang van een structureel kennisnetwerk: ‘We gebruiken deze pilot om in Friesland een goed netwerk te bouwen van alle kennispartners rond bodem en ondergrond. Dat is nodig om alle grote opgaven in het landelijk gebied uit te kunnen voeren.’
Onderzoek op onderzoek
Overheden werken vooralsnog te veel vanuit programma’s of opgaven, signaleert de directeur. Daarmee bouwen ze echter geen basiskennis op. ‘Opgedane kennis en data worden niet geborgd of opgeslagen. Het is te merken dat er geen geheugen is opgebouwd.’
Ambtenaren weten niet welke kennis nodig is of waar die te vinden. Zolang de benodigde kennis niet georganiseerd en toegankelijk is, is bij elk project nieuw onderzoek nodig, zegt Van de Vegte – terwijl 70 tot 80 procent van de kennis al beschikbaar is, als het stelsel goed wordt ingericht.
Het is te merken dat er geen geheugen is opgebouwd
Beleidsmakers hebben specifieke kennis nodig. Landelijke instituten als het Planbureau voor de Leefomgeving, Deltares, het RIVM, TNO en het KNMI beschikken over die kennis. Maar die komt niet in de regio terecht, vandaar dat nu gewerkt wordt aan regionale schakelpunten. Van de Vegte: ‘Steeds meer beleid is gedecentraliseerd, terwijl de kennisinstituten rond het rijk blijven functioneren. Zij vinden al die regionale vragen complex of te specifiek.’
Er vindt al langer overleg plaats om tot meer samenwerking te komen. ‘Met goede, gezamenlijke vragen kan de regio ook meer de agenda bepalen, en invloed uitoefenen op de onderzoeksprogrammering bij kennisinstituten.’
Satéprikker
Geert Roovers is lector Bodem en Ondergrond bij hogeschool Saxion. Vanuit zijn lectoraat is hij betrokken bij de ontwikkeling van de regionale schakelpunten. ‘Als expert kijken wij als een soort satéprikker door het programma heen naar de inhoud en samenwerking in de regio.’
Roovers plaatst de ontwikkelingen rond de bodem en ondergrond in notendop in perspectief. In de laatste tien jaar is door allerlei oorzaken kennis weggevloeid. Bovendien was er de afgelopen jaren vooral veel aandacht voor bodemverontreiniging en sanering. Medewerkers stroomden daardoor uit of richtten zich meer op duurzaamheid. ‘Aandacht voor de bodem verminderde bij de gemeenten, maar ook bij provincies en zeker ook bij het rijk. Nederland was wel schoon en wat niet schoon was, stond onder controle.’
Maar zo schoon is Nederland niet. Kijk naar de zeer zorgwekkende stoffen, zoals pfas. En bij de aanpak van dossiers als klimaat, wonen en energie is de bodem juist erg nodig, zegt Roovers. ‘Daarbij spelen de ecologische gesteldheid, het grondwater en de diepe ondergrond een grote rol. De kennisinfrastructuur is daarvoor sowieso nog niet aanwezig. Die moeten we opbouwen.’
Tot 2020 bestond het Convenant bodem en ondergrond van VNG, IPO, UvW en het rijk. Daarna zijn geen nieuwe afspraken gemaakt en is er ook geen geld meer beschikbaar gesteld. Bij de grote landelijke kennisinstellingen en ook bij Wageningen University zit genoeg kennis. Er is echter geen goede landelijke structuur om die te ontsluiten. Roovers: ‘De afspraak is dat het rijk daarvoor zorgt, terwijl de VNG een regionale structuur opbouwt. Ik zie of hoor op landelijk niveau vooral dat medewerkers vertrekken en reorganisaties worden uitgevoerd.’
Gebiedsgericht ingevuld
‘Niemand richt zich specifiek op de kennis- en data-infrastructuur’, vult Van de Vegte aan. ‘Kijk hoeveel mensen er bij de beleidsafdelingen van gemeenten werken en wat er op hen afkomt aan nationale programma’s die worden uitgerold. Alles is urgent en moet integraal en gebiedsgericht ingevuld worden, terwijl de departementen zelf niet samenwerken.’
Van de Vegte adviseert goed om te gaan met de schaarse middelen. Overheden zetten vaak onderzoeken uit bij technische bureaus met veel ingenieurskennis. Dat levert een eenmalig prijzig rapport op, terwijl de conclusies voor gemeenten elders ook interessant kunnen zijn. Van de Vegte: ‘Maak afspraken over de data en kennis. De energietransitie levert een eruptie aan onderzoeken op die mogelijk ook van pas komen bij de woonopgave.’
Vier blokkades
De tussenrapportage beschrijft vier blokkades die nog uitgewerkt moeten worden. Zo gaat het om de vraag wat de schaal van een regionale schakel precies is. Ook blijkt dat het landelijk beeld dat nu wordt gebruikt bij het opzetten van beleid rond de infrastructuur niet strookt met het regionale beeld. Daarnaast heeft geen van de pilotregio’s tot nu toe een datastrategie gevonden. Tot slot gaat het om de vraag hoe de uitvoeringskracht in de regio op orde te brengen is.
Eerst de regionale schaal. Volgens Roovers is dat geen groot vraagstuk. ‘Maak het simpel. Kies de beheergebieden van de Omgevingsdiensten of de provincie als schaal en kijk de komende vijf jaar of het werkt. Het is niet de moeilijkste keus die voorligt. Tik dat deel gewoon af.’
Dan de datastrategie. Dat is een belangrijk thema, stelt Van de Vegte. Data moeten worden geüniformeerd en worden gedeeld. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Men ziet data voor een deel als eigen bezit. Bovendien heb je ook te maken met publiek-private samenwerking.’ Informatie die wordt gedeeld, moet ook toegankelijk zijn. Data worden voor een bepaald doel verzameld. Vervolgens hebben andere partijen die data nodig voor andere doelen. ‘Wie doet dat? Wie ontsluit, uniformeert, duidt en is verantwoordelijk?’
Maak afspraken over data en kennis
Saxion-lector Roovers vraagt zich af of het thema datastrategie gemeentebreed wel erg leeft. De bodem is bij veel gemeenten tot nu toe een beperkt issue, ziet hij. ‘Ambtenaren met affiniteit voor data zullen die eerder verzamelen en daarop sturen bij andere thema’s als de leefomgeving en openbare ruimte.’
Het op orde krijgen van de regionale uitvoeringskracht vraagt tot slot om een strategie. ‘Leer samenwerken’, zegt Van de Vegte. ‘Praat daar niet te lang over, ga gewoon aan de slag door één of twee prioriteiten te kiezen om te ordenen. Iedereen snapt intussen het belang en de urgentie, maar niemand voelt zich verantwoordelijk om het te organiseren. Dat is het gat waar wij nu via de pilot inspringen.’
Actuele gegevens
Volgens de directeur van het Fries Sociaal Planbureau wordt steeds duidelijker dat gemeenten datagedreven moeten gaan werken en hun plannen moeten onderbouwen met actuele gegevens. Anders hoeven ze straks niet in Den Haag aan te komen. ‘Gemeenten moeten hun verhaal vanuit regionale kennis opbouwen richting het rijk. Daar is een basaal regionaal kennissysteem voor nodig. Dat vraagt om mensen en middelen. Prima dat die telkens wel beschikbaar komen voor de landelijke kennisinstellingen, maar wie rolt het in de regio uit?’
Roovers noemt het programma Regionale schakelfuncties ‘een prima initiatief’. Er wordt hard gewerkt. Het is nog een zoektocht met veel vragen en goede ontwikkelingen. De lector plaatst wel een kanttekening. De initiatiefnemers maken het zich te moeilijk, denkt hij. Het gaat om zeven pilots en acht thema’s, die ook nog met elkaar gecombineerd moeten worden. Bovendien is het de vraag wat er na de pilots komt en wat er moet gebeuren met de regio’s waar geen pilots gaande zijn. De pilots beschikken over beperkte middelen. Is er daarna geld beschikbaar?
Het zijn vragen die volgens hem niet heel moeilijk zijn. ‘Het komt aan op geld en op organisatie. Er is voor gekozen de pilots vanuit de regio’s zelf te laten komen. Het risico daarbij is dat bepaalde evident te organiseren zaken niet worden uitgevoerd. Het aanleggen van een landelijke database is dan ook een actie waar je geen spijt van krijgt.’
Tussenrapportage
Voor de Tussenrapportage RSP-programma bodem Regionale kennisnetwerken in opbouw zie: https://vng.nl/sites/default/files/2022-11/Midtermevaluatie-bodem-RSP-programma.pdf