Bij het isoleren van gebouwen moeten eigenaren en isolatiebedrijven rekening houden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen en andere beschermde diersoorten. Dit is geregeld in de Omgevingswet. Gemeenten kunnen een sleutelrol spelen door een soortenmanagementplan (SMP) op te stellen.

Spouwmuurisolatie

Op basis van het Klimaatakkoord moeten per jaar minimaal 50.000 bestaande woningen worden geïsoleerd. Dit aantal loopt op tot 200.000 woningen per jaar in 2030. Daarnaast loopt het Nationaal Isolatieprogramma, bedoeld om voor 2030 onder andere 1,5 miljoen koopwoningen te isoleren onder regie van gemeenten. Dit moet de isolatieopgave versnellen, om energiearmoede tegen te gaan. Daarbij is het isoleren van de spouwmuur de meest toegepaste, laagdrempelige en effectieve wijze van isoleren.

Vleermuizen en andere beschermde diersoorten

In spouwmuren en onder daken verblijven regelmatig vleermuissoorten, huismussen en gierzwaluwen. Het verstoren en doden van deze dieren en het vernielen van hun verblijfplaatsen is op basis van de Omgevingswet verboden.

Natuurinclusief isoleren

Om natuurvriendelijk te isoleren zijn er verschillende mogelijkheden:

Elk gebouw eigen ecologisch onderzoek – onwenselijk en kostbaar

Tot de tijdelijke landelijke aanpak van kracht was, moest een ecoloog per te isoleren gebouw ecologisch onderzoek uitvoeren om te achterhalen of er een kans is dat er in de spouw beschermde dieren zitten of kunnen zitten. Zo ja, dan was een omgevingsvergunning van de provincie nodig voor isolatiewerkzaamheden zoals spouwmuurisolatie.

Ecologisch onderzoek doen en een omgevingsvergunning verkrijgen kost per gebouw 1 tot 1,5 jaar. De kosten voor het onderzoek, de eventuele maatregelen en de omgevingsvergunning staan niet in verhouding tot de kosten voor bijvoorbeeld spouwmuurisolatie. Deze werkwijze werd in de praktijk dan ook weinig toegepast.

Tijdelijke landelijke aanpak

De ministeries van BZK en LNV, IPO en de VNG hebben een tijdelijke landelijke aanpak afgesproken voor natuurvriendelijk isoleren. Daarmee mogen particuliere woningeigenaren onder voorwaarden weer isoleren. Een onderdeel van de aanpak is dat gemeenten zorgen voor alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen. 

Lees meer over deze aanpak

Omdat het aantal en type huizen dat onder deze aanpak geïsoleerd mag worden beperkt is, en om te voorkomen dat dit een te grote negatieve invloed heeft op vleermuizen, geldt deze tijdelijke aanpak maximaal 3 jaar. Tegelijkertijd wordt toegewerkt naar een langetermijnoplossing via het soortenmanagementplan (SMP):

Toekomstige situatie: omgevingsvergunning van de provincie voor een afgebakend gebied via soortenmanagementplan 

Gezien de omvang en urgentie van de isolatieopgave, is het niet uitvoerbaar om per woning ecologisch onderzoek te doen en een omgevingsvergunning van de provincie aan te vragen. Daarom kunnen gemeenten een soortenmanagementplan (SMP) opstellen. Op basis hiervan en onder bepaalde voorwaarden kan de provincie, als bevoegd gezag, een gebiedsgerichte omgevingsvergunning verlenen.

Voor een SMP laat u als gemeente uw hele bebouwde gebied onderzoeken op de aanwezigheid van beschermde diersoorten die deze gebouwen bewonen. Op basis daarvan voorziet u in beschermende en compenserende maatregelen, zoals alternatieve verblijfplaatsen plaatsen.

Het opstellen van een SMP vergt investeringen in tijd en geld. Een SMP voor de hele gemeente kost tussen de € 100.000 en € 500.000, afhankelijk van de omvang van de gemeente.  Met het huidige tekort aan ecologen kunnen deze kosten verder stijgen. En de doorlooptijd om een SMP op te stellen en een gebiedsgerichte omgevingsvergunning aan te vragen bij de provincie, is 1 tot 2 jaar. Dat heeft te maken met het ecologisch onderzoek dat jaarrond moet plaatsvinden.

Naast kosten voor een SMP zijn er kosten voor de monitoring van het SMP. Deze liggen rond de € 50.000 per jaar. Een gemeentebrede omgevingsvergunning is doorgaans 5 tot 10 jaar geldig. Het voordeel van deze aanpak is dat maar eenmaal een omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd voor de hele gemeente. Dit gebeurt door de gemeente. Ook liggen de onderzoekslasten op deze manier niet bij de gebouweigenaren.

Voor de te maken kosten heeft het ministerie van BZK een SPUK opengesteld waarop provincies aanspraak kunnen maken. Gemeenten kunnen via de provincie geld aanvragen als een tegemoetkoming op de SMP.

Met een SMP en omgevingsvergunning kunnen dan alle (type) gebouwen nageïsoleerd worden. Ook kan de omgevingsvergunning op grond van een SMP worden gebruikt voor andere sloop- en verbouwingsactiviteiten die effect kunnen hebben op beschermde diersoorten.

Omdat het opstellen van een SMP een aantal jaren in beslag kan nemen, is het verstandig hiervoor zo snel mogelijk een ecologisch adviesbureau te zoeken (dat zal in veel gevallen aanbesteed moeten worden). Zodat na afloop van de tijdelijke landelijke aanpak (maar bij voorkeur eerder)  de provincie een omgevingsvergunning op basis van de SMP kan verlenen. Indien nodig kan eerst worden gestart met een tijdelijke omgevingsvergunning terwijl de SMP wordt opgesteld, de pre-SMP-aanpak:

Tussentijdse aanpak: werken met de pre-SMP

Gezien de lange doorlooptijd om te komen tot een SMP en de urgentie om gebouwen te isoleren, zijn er steeds meer provincies die op kortere termijn een tijdelijke omgevingsvergunning afgeven. De gemeente moet dan wel al bezig zijn met het opstellen van SMP (of de opdracht daartoe hebben verleend aan een bureau) en isolatie is alleen mogelijk onder specifieke voorwaarden en voor een beperkte hoeveelheid woningen. Dit wordt de pre-SMP-aanpak genoemd. 

Lees meer over deze aanpak

De voorwaarden voor een tijdelijke omgevingsvergunning kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • De omgevingsvergunning geldt alleen voor particuliere grondgebonden woningen
  • Er mag een maximaal aantal gebouwen geïsoleerd worden in een bepaald gebied
  • Alleen bedrijven die de training natuurinclusief isoleren hebben gevolgd, mogen isoleren
  • Zij moeten werken binnen de natuurkalender, wat betekent dat zij niet het hele jaar door kunnen isoleren  

Het verschil met de NVI-aanpak is:

  • Bij de pre-SMP-aanpak worden de isolatiewerkzaamheden uitgevoerd met een gebiedsdekkende omgevingsvergunning
  • Bij de pre-SMP-aanpak kan een groter percentage woningen worden geïsoleerd (bij de NVI-aanpak is dat slechts 6%)

Innovatieve opsporingsmethoden

Naast het toewerken naar SMP’s worden ook innovatieve methoden onderzocht, waaronder eDNA. Deze moeten nog worden gevalideerd en, als de validatie lukt, door provincies worden erkend. Ze zullen ook dan niet op zichzelf kunnen staan, maar gecombineerd moeten worden met andere maatregelen. De verwachting is dat eind 2024 de resultaten uit het validatieonderzoek bekend worden gemaakt.

Rol van de VNG

De VNG is in gesprek met het rijk en IPO, zodat gemeenten ondersteuning krijgen en gefaciliteerd worden om de SMP op te stellen en de omgevingsvergunning aan te vragen en zodat provincies de gebiedsgerichte omgevingsvergunningen verlenen. Behalve voldoende geschoolde ecologen om zo snel mogelijk in 342 gemeenten het onderzoek voor de SMP uit te voeren, vergt dat ook voldoende geld voor gemeenten. Ook om alternatieve verblijfplaatsen te realiseren, een onderdeel van de tijdelijke landelijke aanpak, moeten gemeenten voldoende financiële dekking krijgen. 

In december 2023 is een eerste tranche van een specifieke uitkering voor SMP’s beschikbaar gesteld. . In 2024 wordt een tweede tranche geopend. Deze dekking zal niet in alle gevallen voldoende zijn, dus de VNG zet zich in voor een verhoging.

Meer informatie