De tijdelijke aanpak NVI is bedoeld om te voorkomen dat de isolatie stilvalt tot een omgevingsvergunning is verleend op basis van een soortenmanagementplan (SMP) of pre-SMP, en om tegelijkertijd vleermuizen (en andere dieren) te beschermen. Daarover hebben de VNG, rijk en IPO afspraken gemaakt. Met deze tijdelijke aanpak kan beperkt en onder voorwaarden worden geïsoleerd.
Welke voorwaarden gelden bij de tijdelijke landelijke aanpak NVI?
- De isolatie mag alleen worden uitgevoerd door een isolatiebedrijf dat natuurvriendelijk isoleert.
- De natuurkalender (zie handreiking provincie Utrecht, pdf, 876 kB) moet worden gevolgd, wat betekent dat isolatie alleen mogelijk is buiten de kraam- en winterperiode (of als de woning natuurvrij is gemaakt voor het ingaan van deze periode).
- Voorafgaand aan de isolatiewerkzaamheden (buiten de kraam- en winterperiode) moet de woning natuurvrij worden gemaakt. Hierbij worden kapjes over kieren en gaten geplaatst, zogenoemde exclusion flaps, waardoor dieren naar buiten kunnen, maar niet terug naar binnen. Na enkele dagen is de woning 'natuurvrij'.
- Ook moeten bewoners en isolatiebedrijven kleine nestkasten aan de gevel plaatsen waarin vleermuizen of vogels kunnen verblijven.
- Daarnaast moeten grote alternatieve (kraam- en winter)verblijven gerealiseerd worden. Provincies hebben hiervoor middelen ontvangen via de SPUK Versnellen Natuurinclusief Isoleren. Gemeenten kunnen deze middelen bij de provincie aanvragen.
Hoelang geldt de tijdelijke NVI-aanpak?
De tijdelijke aanpak, zonder vergunning, geldt maximaal 3 jaar. Deze aanpak is begin 2024 ingegaan en loopt tot uiterlijk eind 2026. De looptijd is beperkt om te voorkomen dat de aanpak een te grote negatieve invloed heeft op vleermuizen en andere beschermde diersoorten.
Welke type woningen kunnen worden geïsoleerd?
Grondgebonden particuliere koopwoningen in het stedelijk gebied. Dat zijn eengezinswoningen, boven- en benedenwoningen of gesplitste woningen tot en met maximaal de vierde woonlaag. Daarvan mogen spouwmuur, buitendak, buitenmuur/gevel en borstwering worden geïsoleerd. NVI geldt niet voor utiliteitsbouw.
Hoeveel huizen mogen worden geïsoleerd?
In 2024 mocht 3% per CBS-buurt geïsoleerd worden, in 2025 2% en in 2026 1%. Het percentage woningen dat natuurvriendelijk wordt geïsoleerd, wordt in een meldingsapplicatie bijgehouden. Zodra het jaarlijkse percentage overschreden wordt, krijgt het isolatiebedrijf een melding dat er in het desbetreffende gebied niet meer geïsoleerd kan worden. Gemeenten kunnen via hun provincie een account aanvragen.
Alternatieve verblijfplaatsen
Een belangrijke voorwaarde om de NVI-aanpak te kunnen toepassen is dat er voldoende grote kraam- en winterverblijven beschikbaar blijven voor vleermuizen en andere soorten die in spouwmuren verblijven.
De alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen worden door gemeenten gerealiseerd, met ondersteuning van provincies. Voor andere diersoorten, zoals de gierzwaluw en de huismus, nemen isolatiebedrijven maatregelen.
Hoeveel alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen nodig zijn, verschilt per gemeente. Er is in opdracht van VRO een berekening gemaakt tot op CBS-buurtniveau. Deze berekeningen kunnen worden opgevraagd bij de provincie.
Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht de alternatieven te realiseren. Wel is afgesproken dat gemeenten zich inspannen om deze compensatieopgave in 2 fasen te realiseren om de tijdelijke landelijke aanpak overeind te houden:
- 80% van de alternatieve verblijfplaatsen voor 1 mei 2025
- 20% van de alternatieve verblijfplaatsen voor 1 april 2026
Financiering
De financiële middelen voor de alternatieve verblijfplaatsen zijn onderdeel van de SPUK-regeling. Gemeenten kunnen die bij de provincie aanvragen. Hoeveel geld per verblijfplaats beschikbaar komt, is afhankelijk van het bedrag dat provincies hiervoor hebben ontvangen en het beleid dat per provincie kan verschillen.
Handboek
Het ministerie van LVVN heeft een handboek opgesteld met informatie over het type voorzieningen en aandachtspunten voor geschikte locaties. Download het handboek (pdf, 6 MB)
DEGO kaartlaag vleermuiscompensatieopgave
Om mogelijk geschikte locaties te vinden voor alternatieve verblijven kunnen gemeenten gebruikmaken van Datavoorziening Energietransitie Gebouwde Omgeving (DEGO).
Aandachtspunt
De tijdelijke aanpak is gebaseerd op modelmatige berekeningen. Daarnaast gebeurt de compensatie met alternatieve verblijven niet voorafgaand aan de isolatie, maar parallel aan of na de isolatie. Beide zaken maken deze aanpak juridisch kwetsbaar. Bovendien geldt deze aanpak maar tot uiterlijk 2026.
Daarom is het verstandig om tegelijkertijd toe te werken naar een langetermijnoplossing via het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Daarmee kunnen gemeenten een (gemeentebrede) omgevingsvergunning aanvragen bij de provincie (of de omgevingsdienst).