VNG Magazine nummer 17, 6 november 2020

Auteur: Leo Mudde | Beeld: Jiri Büller

De invoering van het abonnementstarief in de Wmo leidt tot veel meer verzoeken om huishoudelijke hulp. Wethouder Sven de Langen (CDA) van Rotterdam, voorzitter van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs, is boos op het kabinet dat weigert de extra kosten te compenseren.

Sven de Langen

U noemde het bestuurlijk overleg met VWS-minister Hugo de Jonge over het Wmo-abonnementstarief ‘vervelend, met een slechte uitkomst’. Vanwaar die ongebruikelijk harde toon?
‘We hebben goede afspraken gemaakt met het kabinet over de compensatie van openeinderegelingen die duurder uitvallen dan verwacht. Nu blijkt dat de invoering van het abonnementstarief voor gemeenten tot hogere kosten leidt en het kabinet desondanks weigert die te compenseren, is het logisch dat je boos wordt. Eenzijdig iets besluiten waar wij het niet mee eens zijn en ons er vervolgens voor laten betalen, dat kan gewoon niet. Daar word ik heel chagrijnig van.’

Vooral de hogere inkomens lijken verantwoordelijk voor de hogere kosten. Hoe zit dat precies?
‘Het abonnementstarief is dusdanig laag (19 euro per maand, red.) dat het in geen verhouding staat tot de normale markt. Het was bedoeld om stapeling van zorgkosten te voorkomen. Mensen met een goed inkomen kunnen nu voor een schijntje hun woning laten schoonmaken op kosten van de gemeente, en doen dat ook. Sommige gemeenten moeten nu bezuinigen, ook op het sociaal domein. De mensen die het het hardst nodig hebben, worden dan getroffen doordat hogere inkomens gebruikmaken van deze schoonmaaksubsidie. Dat is niet uit te leggen.’

De minister schuift de rekening door naar een volgend kabinet. Hoe reëel is het om te verwachten dat het kabinet nog gaat bewegen?
‘Heel reëel. We kunnen genoeg doen, bijvoorbeeld vanaf 2022 in onze begrotingen geen rekening meer houden met dit nadelige effect van het abonnementstarief. Daarnaast kunnen we, omdat we de Wmo niet kunnen uitvoeren zoals VWS dat wil, gemeenten de ruimte geven daarnaar te handelen. Werken met wachtlijsten bijvoorbeeld, of proefprocessen beginnen, of scherper sturen aan de poort. Wij mogen geen inkomenstoets doen, maar we kunnen tijdens het gesprek aan de keukentafel wel goed kijken wat een huishouden te besteden heeft. Als mensen alleen huishoudelijke hulp willen, dan is het de vraag of ze überhaupt ondersteuning nodig hebben. Het is sowieso goed om eens te kijken of we scherper kunnen definiëren voor welke mensen wij er als gemeenten moeten zijn. De wet is nu zo ruim geformuleerd dat wij vaak niet anders kunnen dan zorg geven, terwijl dat niet altijd per se noodzakelijk is.
En als VNG zullen we geen zaken meer doen met het kabinet als de problemen in het sociaal domein niet goed geregeld zijn. Waarom zouden wij meewerken aan nieuwe ambities als het oude probleem niet is opgelost?’