In deze transitieperiode is voor de gemeente Zutphen een TAM-IMRO-plan geen noodgreep, maar een bewust gekozen strategie. Met deze hybride vorm tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ – oftewel tussen bekend en onbekend – speelt de gemeente extra tijd vrij om hun omgevingsplan vorm te geven. Patric Roes, RO Adviseur Omgevingsplannen, gemeente Zutphen, neemt ons mee in het proces van dit plan, dat draait om ondergrondse verkabeling en meerdere bestemmingsplannen doorkruist.

16 mei 2024

Esthetiek en gezondheid

""

“Momenteel loopt er een hoogspanningsverbinding bovengronds, langs een doorgaande weg met groen aan weerszijden”, steekt Roes van wal. “Dit ziet er niet fraai uit. Bovendien staat er 150.000 Volt spanning op, met een bijbehorend magneetveld, dat van invloed kan zijn op de gezondheid en het welbevinden van omwonenden. Hoewel hier geen harde normen voor bestaan, leek het ons beter om de boel ondergronds te brengen.” 

De verkabeling beslaat drie tracés van in totaal ruim vier kilometer. Na het vaststellen van het basisontwerp hebben de gemeente en netbeheerder TenneT een overeenkomst gesloten voor de realisatie. Roes: “Niet de gemeente zelf, maar TenneT gaat de omgevingsplanwijziging opstellen. Dit doen ze samen met een stedenbouwkundig bureau, dat ze in overleg met ons in de arm hebben genomen. Zij hebben meer kennis, weten beter wat ze nodig hebben en hebben het vaker gedaan, al is het onder de Omgevingswet voor alle partijen een primeur. Daarom hebben we vanaf het begin de koppen bij elkaar gestoken om te verkennen wat er nodig is en blijven we gedurende het hele proces met elkaar in gesprek.”

Bewust werken met TAM-IMRO

Het werken met TAM-IMRO is de eerste keer, maar zal voor Zutphen ook zeker niet de laatste zijn. De gemeente kiest bewust niet voor een BOPA-vergunning of STOP/TPOD. Roes: "De verkabeling is een jarenlang proces, mede door belangenafweging, participatie en technische uitwerking. We wisten al snel dat dit niet allemaal in 2023 ging lukken en dat we onder de Omgevingswet zouden moeten werken.” De redenen om hierbij voor TAM-IMRO te kiezen hebben vooral te maken met techniek en het gebrek aan capaciteit, kennis en ervaring en een goed plan van aanpak. Roes verduidelijkt: “Binnen onze organisatie was zowel het kennisniveau als de aansluiting op het DSO nog niet op de orde om een dergelijke planwijziging langs deze weg te kunnen realiseren en publiceren. Daarnaast willen we graag nog even de kat uit de boom kijken wat betreft ervaringen en ontwikkelingen van de Landelijke Voorziening. En ook niet onbelangrijk: we moesten een keuze maken tussen de lange en de korte termijn. Idealiter is het langere termijnplan – het omgevingsplan – al klaar en werken we van daaruit aan nieuwe initiatieven. Maar zover zijn we nog lang niet.” 

Zutphen had nooit heel strakke stramienen voor bestemmingsplannen en leverde eigenlijk altijd maatwerk. “Wat dat betreft hebben we wel een achterstand ten opzichte van gemeenten die altijd al strakkere regels en standaarden hanteerden. We moeten van pakweg 100 bestemmingsplannen een nieuwe soep zien te koken. Onze focus ligt daarom op de lange termijn, op het omgevingsplan dat we voor 2032 moeten realiseren. Om in de tussentijd toch de toko open te houden voor nieuwe initiatieven, werken we met TAM-IMRO.” 

Onze focus ligt nu op de lange termijn; om in de tussentijd toch de toko open te houden voor nieuwe initiatieven, werken we met TAM-IMRO

Met deze hybride vorm tussen bekende en onbekende werkwijzen, koopt de gemeente wat tijd, verklaart Roes. “Tijd die we nu kunnen stoppen in de ontwikkeling van plannen op de lange termijn en straks kunnen we ervaring uit den lande gebruiken.” Nadeel is wel dat TAM-IMRO maar kort geldig is. “Over een jaar, misschien twee, moeten we een andere hybride vorm vinden die past binnen het casco van het nieuwe omgevingsplan. En ooit moeten we met de billen bloot natuurlijk en overgaan naar de STOP/TPOD standaard.”

Handboek

De VNG biedt als hulpmiddel de Bijsluiter TAM-IMRO omgevingsplan. Op basis hiervan heeft de gemeente een basaal handboek opgesteld. “Zodat we partijen die in opdracht van ons of een initiatiefnemer dit soort planwijzigingen gaan maken, weten wat wij verwachten”, vertelt Roes. “Heel Nederland is nog zoekende hoe om te gaan met de Omgevingswet, TAM-IMRO, STOP/TPOD. Een handboek met onze uitgangspunten vinden wij belangrijk, zodat we aan stedenbouwkundige bureaus en andere partijen kunnen meegeven wat voor ons cruciaal is, maar ook bij welke zaken we open staan voor een gesprek. Zo kunnen we al doende leren van elkaar. We houden én halen kennis in huis. Die samenspraak kost tijd, maar zo ontwikkelen we uiteindelijk een meer definitieve standaard: wat moet binnen ons stramien en waar heb je vrijheid?”

Een handboek met onze uitgangspunten vinden wij belangrijk, zodat we aan stedenbouwkundige bureaus en andere partijen kunnen meegeven wat voor ons cruciaal is, maar ook bij welke zaken we open staan voor een gesprek

“Echt wezenlijk zijn we overigens nu niet van de bijsluiter afgeweken.” Wel vroeg het feit dat ondergrondse verkabeling een wat bijzondere vorm van gebiedsontwikkeling is waarbij onderliggende bestemmingsplannen grotendeels in stand moeten blijven, om extra aandacht. Roes: “Dan doel ik op het toepassingsbereik, oftewel hoe je dit TAM-omgevingsplan moet lezen in relatie met andere regels in het omgevingsplan. De bijsluiter gaat uit van de situatie dat de regels overschreven worden. Maar ons plan is meer hybride: enerzijds een extra laag erboven en anderzijds, soms, een vervanging. De bestaande bouwregels en bruidsschat blijven van toepassing, maar de extra laag zorgt voor toetsing of door een mogelijk nieuw bouwwerk het functioneren van de bekabeling niet in het geding komt. Aan de hand hiervan wordt bepaald of de vergunning verleend mag worden.” 

Apart hoofdstuk, aparte titels

De gemeente maakte een opvallende keuze voor de technisch-juridische plaatsing van dit TAM-plan binnen het omgevingsplan. Niet in hoofdstuk 22a, volgens de Bijsluiter, maar een constructie met titels in hoofdstuk 21. Roes legt uit: “Bepaalde hoofdstukken liggen vast: hoofdstuk 1 (begripsbepalingen), hoofdstuk 22 (bruidsschat) en hoofdstuk 23 (slotbepalingen). Wij hebben ervoor gekozen om álle TAM-IMRO plannen in hoofdstuk 21 te stoppen, waarbij elk nieuw initiatief een aparte titel krijgt. En als we straks over moeten naar STOP/TPOD terwijl ons overkoepelende omgevingsplan nog niet gereed is, pakken we hoofdstuk 20 voor alle plannen in STOP/TPOD. Zo blijft het voor iedereen duidelijk waar je dingen kunt vinden en hoe alles in elkaar grijpt. 

De achtergrond van de keuze om te werken met titels binnen een hoofdstuk is dat onze applicatie alleen ‘hele’ hoofdstuknummers kan verwerken, geen subhoofdstukken a, b, c enzovoorts. En hele hoofdstuknummers invoegen ná 22, is ook niet wenselijk, want dan blijft het laatste hoofdstuk (nu nog 23) steeds opschuiven. Tijdens de consultatie werd door de VNG aangegeven dat je Hoofdstuk 22a alleen opneemt in de naam van je plan, maar niet daadwerkelijk aanmaakt in de software. Dat was ons reeds bekend, maar als we STOP/TPOD gaan toepassen, dan moet dit wel fysiek een plek krijgen in de structuur van het omgevingsplan. Dan moeten we wel een hoofdstuk invoegen. Als we dan alleen met ‘hele’ hoofdstuknummers kunnen werken, dan is dat niet handig. Vandaar de keuze voor titels onder een hoofdstuk. Als we het zo doen, is er geen verschil tussen TAM-IMRO en STOP/TPOD qua positie in de structuur van het omgevingsplan.” 

De gemeente wil toe naar de situatie dat er niet alleen een verbale regeling is omtrent de verankering van hoofdstuk 21 in het omgevingsplan, maar dat de Raad dit ook fysiek zo vaststelt. “We willen dat hoofdstuk 21 fysiek in de inhoudsopgave belandt en de lezer via een hyperlink naar de TAM-plannen toe kan. Dit is echt vanuit dienstverlening gedacht: uniformiteit, vindbaarheid en de koppeling tussen de plannen verankeren. De VNG vond het een innovatief idee.” 

Waardevolle consultatie

VNG biedt gemeenten nog een hulpmiddel: een consultatie. Een online sessie van 1,5 uur waarin de belangrijkste juridisch-technische aspecten van het plan worden doorlopen. Zutphen heeft hier gebruik van gemaakt. Roes: “Ik vond het een ontspannen, prettig en nuttig gesprek. Zowel op detail, als op breder niveau. Zo weten we nu dat we onze ‘hoofdstuk 21-constructie’ juist hebben geformuleerd in de preambule. We moesten de preambule immers aanpassen, aangezien je hierin aangeeft hoe het TAM-plan aanhaakt bij het grotere geheel van het omgevingsplan en wij hiermee van de Bijsluiter waren afgeweken.”

Ik vond de consultatie een ontspannen, prettig en nuttig gesprek. Zowel op detail, als op breder niveau

Tijdens de consultatie kwamen ook zaken naar voren die de gemeente mogelijk nog gaat veranderen. Roes vervolgt: “Die heb ik nu teruggekoppeld aan het adviesbureau en ben in afwachting van hun mening. Een concreet voorbeeld: in de bestemmingsplannen staan verboden. Dit en dat mag je niet zonder vergunning en onder welke voorwaarden kun je die vergunning krijgen. Deze zijn nu opgenomen in het omgevingsplan, net als de beoordelingscriteria voor een vergunning. Wij hadden het ook in het TAM-plan opgenomen, wat in feite dubbelop is. Tenzij je specifieke beoordelingscriteria aan het omgevingsplan wilt toevoegen of wijzigen. Niet per sé erg, maar het kan wel voor verwarring zorgen. Want je moet dan naar meerdere bepalingen verwijzen. Tijdens de consultatie kregen wij dan ook het advies om nog eens goed te kijken welke bepalingen al in het omgevingsplan staan en niet nogmaals in het TAM-plan opgenomen hoeven te worden.”

Volwaardige gesprekspartner

De consultatie heeft Roes ook ervaren als een prettige manier van ‘over de schouder meekijken’ en de juiste vragen stellen. “Het was voor ons namelijk echt wel een uitdaging om ons de materie eigen te maken en niet als een onwetende partij aan te schuiven bij de overleggen met TenneT en het adviesbureau dat het TAM-plan opstelt. Denk aan nieuwe begrippen als preambule, toepassingsbereik, wat betekent het, hoe gaan we ermee om? We wilden voldoende voorbereid zijn om een volwaardige gesprekspartner te zijn en goede keuzes te kunnen maken over hoe bepaalde zaken in het plan terecht moesten komen. En de consultatie-uitkomsten bespreek ik weer met Tennet en het adviesbureau, zodat zij ook hun mening kunnen geven en we met elkaar in gesprek blijven.”

We wilden voldoende voorbereid zijn om een volwaardige gesprekspartner te zijn en goede keuzes te kunnen maken over hoe bepaalde zaken in het plan terecht moesten komen

In het verlengde hiervan ligt ook de grootste tip voor andere gemeenten: “Blijf op de hoogte en in gesprek, zodat je weet waar het over gaat en waarom keuzes gemaakt worden. Het kan je ook weer op andere gedachten brengen. En maak het jezelf makkelijker door zoveel mogelijk te standaardiseren. Zodat je niet steeds over alles opnieuw het gesprek of de discussie aan moet gaan. Standaardiseren waar het kan, scheelt frustratie en levert duidelijkheid en efficiency op.”