Samenvatting

Twee van de belangrijkste wereldwijde ontwikkelingen zijn de digitale en de groene transities. Een essentiële opgave voor overheden is om deze transities meer met elkaar in verbinding te brengen. Enerzijds biedt de digitale transitie namelijk grote kansen om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van 2030 en 2050 te bereiken. Anderzijds nemen digitale systemen een snel stijgende hoeveelheid van de wereldwijde uitstoot op zich, en vormt de digitale transitie daarmee ook een risico voor deze doelstellingen.

Vanuit Europa worden de ambities via grootse innovatiemissies (moonshots) bij elkaar gebracht. Dit gebeurt onder andere via de European Green Deal en verschillende fondsen, zoals het Digital Europe Programme en de Recovery and Resilience Facility voor coronaherstel. Ook in Nederland is deze missiegedreven innovatiestrategie geadopteerd, mede aangespoord door wetenschappelijke instituten als de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie en het Rathenau Instituut. Er bestaan enkele Nederlandse initiatieven om deze transities te verbinden, zoals de Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET) en de Dataviewer Energietransitie en gebouwde omgeving (DEGO) , maar de conclusie van verschillende adviesraden is dat in het algemeen het beleid nog te weinig bij elkaar is gebracht. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is hoe we inwoners kunnen blijven betrekken bij de verschillende transities en hoe we de inzet van data democratisch gelegitimeerd krijgen.

Voor gemeenten is het zaak om in te zetten op samenwerking in de regio en het versterken van het kennisniveau. Dit gebeurt onder andere al via de Dutch Societal Innovation Hub (DSIH). Door verschillende partijen bij elkaar te brengen wordt de informatiebasis versterkt en ontstaat er een integralere blik op maatschappelijke opgaven. Er zijn al enkele goede voorbeelden, zoals het Brainport Smart District in Helmond of het Public Services Lab in Heerlen. In die voorbeelden is ook telkens aandacht voor het blijvend betrekken van inwoners bij de ontwikkelingen in hun leefomgeving. Tegelijkertijd is een belangrijke conclusie dat dit onderwerp nog in de opstartfase zit, we nog zoekende zijn, dat er nog nieuwe initiatieven moeten ontstaan en veel handvatten nog ontbreken.

Inleiding

De wereld is in transitie. Dit Trendrapport Informatiesamenleving focust logischerwijs nadrukkelijk op de digitale transitie, maar in toenemende mate zien we een verbinding met een andere grote ontwikkeling: de groene transitie. Met name in Europa klonk het startschot. Daar hebben ze het over de ‘twin transitions’, oftewel het hand in hand gaan van de digitale en groene transities.

Digitalisering speelt enerzijds een belangrijke rol in het halen van de klimaatdoelstellingen. Data en monitoring zijn nu al essentieel in bijvoorbeeld de energietransitie. In de (nabije) toekomst kan ook de inzet van AI een rol spelen, bijvoorbeeld in het creëren van een slimmer en daarmee zuiniger mobiliteitsbeleid. Bovendien kunnen sommige digitale technologieën functioneren als alternatieven voor vervuilende activiteiten. Anderzijds zijn digitale systemen energieslurpers. Bekend voorbeeld zijn de gigantische datacenters die al die digitale gegevens op servers opslaan. Van ons totale energiegebruik in 2020 bestond 5-9% uit elektriciteitsverbruik en meer dan 2% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen komt van de ICT-sector. Dat is evenveel als het luchtverkeer. Als we niets veranderen, loopt de ICT-voetafdruk op tot 14% van de wereldwijde uitstoot in 2040.

Uit onze analyse blijkt dat het onderwerp, het verbinden van de transities, nog in de opstartfase zit. Dat betekent niet dat gemeenten alles hoeven af te wachten. We laten ook zien hoe gemeenten, ondanks de grootte van het onderwerp, op deze ontwikkelingen kunnen inspelen. We gaan eerst in op het EU-beleid, waarbij de focus ligt op de aard van missiegedreven innovatie en de verschillende beschikbare fondsen. Vervolgens bespreken we  verschillende initiatieven in Nederland, waaronder gemeentelijke voorbeelden.

Analyse

Europa

De Europese Unie loopt voorop in het verbinden van de groene en digitale transities. De Europese Commissie (EC) heeft onder leiding van Ursula von der Leyen zes hoofddoelstellingen vastgelegd, waaronder de European Green Deal en A Europe fit for the digital age. Binnen de European Green Deal is eind juni 2021 de Europese Klimaatwet aangenomen. Daarin zijn de doelstellingen vastgelegd voor een klimaatneutrale EU in 2050 en een vermindering van broeikasgasemissie met 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Afgelopen zomer presenteerde de EC Fit for 55, een pakket beleidsvoorstellen om het Europese klimaatbeleid met die doelstellingen in lijn te brengen. Het Fit for 55 pakket is erg ambitieus: het Planbureau voor de Leefomgeving schrijft dat het pakket een verdergaande emissiereductie betekent dan het streefdoel in de Nederlandse Klimaatwet.

In het najaar van 2021 presenteerde de EC daarnaast een visie en strategie voor de digitale transformatie van Europa in de periode tot 2030 met de Path to the digital decade. Dit beleidsvoorstel geeft invulling aan de vier ambitieuze doelen van de EU:

  1. De digitale economie: o.a. minstens 75% van Europese bedrijven gebruik cloud computing, big data en AI.
  2. Digitale vaardigheden: o.a. 80% van Europeanen in de leeftijd 16-74 heeft minstens basale digitale vaardigheden.
  3. Digitale infrastructuur: o.a. alle Europese huishoudens hebben dekking door een gigabitnetwerk en alle bevolkte gebieden zijn gedekt met 5G.
  4. De digitalisering van overheidsdiensten: o.a. 100% online toegang tot belangrijke publieke diensten en 80% van Europese inwoners gebruikt een digitale identiteit.

De Commissie schrijft in haar strategie expliciet dat de digitale transformatie van vitaal belang is voor een klimaatneutrale, circulaire en weerbare economie. Eerder al stelde de EC dat datacentra en ICT-infrastructuur uiterlijk in 2030 klimaatneutraal moeten zijn. Ook moeten elektrische apparaten een langere levensduur krijgen en gemakkelijker te repareren zijn. 

Omslag boek Moonshot

Moonshots

Deze Europese doelstellingen zijn ontzettend ambitieus. Om de doelen te bereiken heeft Europa de methodiek van de bekende Italiaans-Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato omarmd. Zij pleit in haar boek Mission Economy voor overheden die zichzelf grootse doelen, ‘missies’, stellen. Mazzucato schrijft al jaren dat overheden historisch gezien de meest succesvolle innovaties hebben ontwikkeld. Grootse missies, zoals in de jaren ’60 de missie om voor 1970 een man op de maan te zetten (moonshot), genereren volgens haar positieve neveneffecten (spillover innovations) – denk alleen al aan succesvolle innovaties als het internet en GPS.

Missies worden gekenmerkt door heldere en meetbare doelstellingen die verbonden zijn aan een langlopende tijdlijn en grote budgetten – zo ook de Green Deal en de Digital Decade. Deze transities worden verbonden in de missie voor 100 climate neutral cities by 2030.

Fondsen: Horizon 2027, DIGITAL en RRF

De EC lanceerde in 2021 het Horizon 2027 programma. Dit programma bevat € 95,5 miljard financiering voor onderzoek en innovatie. Het programma is gericht op het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG's) en het vergroten van de competitiviteit en effectiviteit van de EU als geheel. De EC heeft zich vijf missies gesteld voor 2027, waaronder de 100 klimaatneutrale steden in 2030.

Daarnaast heeft de EC het Digital Europe Programme opgezet. Tussen 2021 en 2027 wordt hiervoor € 7,5 miljard vrijgemaakt. In het programma wordt zeer expliciet de koppeling tussen digitaal en duurzaam gemaakt:

How to make Europe greener and more digital are the twin challenges for our generation, and our success in meeting them will define our future. […] Digital technology and infrastructure have a critical role in our private lives and business environments. We rely on them to communicate work, advance science and answer current environmental problems. At the same time, the COVID-19 pandemic highlighted not only how much we rely on our technology to be available to us, but also how important it is for Europe not to be dependent on systems and solutions coming from other regions of the world. Paving the way for achieving this goal is DIGITAL programme.

Onderdeel van het Digital Europe Programme is ook de ontwikkeling van de European Digital Innovation Hubs (EDIH). Deze hubs zullen een belangrijke rol spelen in het stimuleren van het toepassen van digitale innovatie en hebben zowel een lokale als Europese functie. De EDIH's vormen plekken waar publieke en private organisaties zich bij kunnen aansluiten. Ze ontvangen dan ondersteuning bij de inzet en kennisuitwisseling van digitale technologie of voor het verbeteren van de duurzaamheid van hun processen en producten. In Nederland komen in totaal zes EDIH’s; vijf richten zich op Smart Industry toepassingen en één op de publieke dienstverlening.

EU budgetten

 

 

Ten slotte heeft de EC in totaal € 672,5 miljard beschikbaar gesteld vanuit de Recovery and Resilience Facility (RRF). Het geld is bedoeld voor investeringen en hervormingen die de groene en digitale transities ten goede komen. Minimaal 20% van de investering van elk ingediend plan moet worden geïnvesteerd in digitalisering; 37% in klimaat (hervormingen). Voor Nederland is binnen dit fonds € 5,6 miljard gereserveerd.

De toegang tot deze middelen verschilt, maar is in elk geval uitdagend en complex. Dit vraagt om gecoördineerde samenwerking. Via het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) en het ministerie van BZK wordt gekeken naar de mogelijkheid van een bureau Europa dat kan helpen om de coördinatie te versterken. Daarnaast is een praktisch voorbeeld de aanvraag vanuit de EDIH. De VNG heeft samen met het IPO de Dutch Societal Innovation Hub (DSIH) ontwikkeld en ingediend bij de ministeries van EZK en BZK. De Europese financiering die hiermee opgehaald kan worden bedraagt € 4,4 miljoen, als dit wordt goedgekeurd in 2022. Meer over deze DSIH is verderop in deze analyse te vinden.

Nationaal

Deze Europese ambities en de forse daaraan gekoppelde fondsen bieden grote kansen voor Nederland. Dat is ook nodig, want Nederland bungelt onderaan de lijst van Europese landen op het aandeel duurzame energie in de energiehuishouding. Volgens EU-afspraken zou het aandeel hernieuwbare energie 14% moeten zijn geweest in 2020, maar dat was slechts 11,1%. 

Begin dit jaar constateerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur dat er nog onvoldoende beleidsaandacht is voor de relatie tussen digitalisering en duurzaamheid. De raad stelt dat er in het overheidsbeleid nog veel aandacht uitgaat naar de economische kansen die digitalisering brengt. Waar het beleid steeds meer aandacht heeft voor het waarborgen van eerlijke concurrentie en het beschermen van de rechten van burgers, worden echter nog geen kaders gesteld voor digitalisering vanuit de duurzaamheidsopgaven. Omgekeerd, stelt de raad, richt het duurzaamheidsbeleid van de overheid zich nog nauwelijks op de digitale wereld. De huidige wet- en regelgeving, de financiële prikkels en het toezicht richt zich nog te veel op activiteiten en gevestigde partijen in de leefomgeving. Dit terwijl digitale platformen al een spilfunctie hebben in de kwaliteit van de leefomgeving en bijvoorbeeld leiden tot nieuwe manieren van consumeren. Zo kunnen zij sturen op meer, minder of duurzamere consumptie. 

Een teleurstellende maar belangrijke tussenconclusie is dan ook dat overheden in Nederland op dit onderwerp echt nog in de opstartfase zitten, nog zoekende zijn en dat echte handvatten nog veelal ontbreken. Tegelijkertijd zien we wel degelijk al initiatieven om hiermee aan de slag te gaan en waarvan gemeenten kunnen leren.

Initiatieven: VIVET en DEGO

Eén initiatief vanuit het rijk om de digitale en groene transities met elkaar te verbinden is de Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET). VIVET is een samenwerkingsverband van vijf publieke organisaties, ondersteund door de ministeries van EZK en BZK. Het doel is om informatie en gegevens die nodig zijn voor de energietransitie te bundelen en beschikbaar te stellen voor de partijen die daarmee aan de slag moeten. De focus ligt op de behoeftes die voortkomen uit de klimaattafels van Elektriciteit en de Gebouwde Omgeving. 

Ook de VNG heeft een initiatief op dit gebied. De Dataviewer Energietransitie gebouwde omgeving (DEGO) helpt gemeenten bij het opstellen van de transitievisie warmte en het uitvoeringsplan aardgasvrije wijken. In de dataverkenner zijn lokale data over eigenschappen van gebouwen, zoals bouwjaar, energielabel en WOZ-waarde, opgenomen. Ook bevat DEGO data over het gemiddelde energiegebruik (gas en elektra), het risico op energiearmoede en de mogelijkheid om de aardgasvrijtransitie te combineren met andere opgaven. Daarbij is DEGO een open, toegankelijke tool. Naar schatting maken vijftig tot honderd gemeenten al gebruik van de dataviewer bij hun besluitvorming. 

Dataviewer Energietransitie gebouwde omgeving (DEGO)

De Dataviewer Energietransitie gebouwde omgeving (DEGO) in beeld. De visualisatie toont via een kleurlegenda de energie labels van verschillende gebouwen.

Publieke waarden: democratisch databeheer

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur constateert in hun rapport dat zich nieuwe vraagstukken voordoen die we alleen goed kunnen oplossen als we digitaliserings- en duurzaamheidbeleid beter bij elkaar brengen. Eén voorbeeld daarvan vinden we in de opkomst van decentrale energie. Het Rathenau Instituut stelt dat door de verdere digitalisering een ‘Internet of Energy’ ontstaat waarin besluiten over opslag, levering en gebruik steeds meer genomen worden door algoritmen, op basis van energiedata. Databeheer, zo stelt het instituut, wordt zodoende een kritieke kernfunctie van de energiesector. Dit maakt dat er een behoefte is aan een adequaat datagovernancemodel dat tal van maatschappelijke een beleidskwesties op een goede manier regelt. Dan gaat het bijvoorbeeld om cyberveiligheid, privacy en autonomie van consumenten tot vraagstukken over rechtvaardigheid, controle over algoritmes en eerlijke machtsverhoudingen tussen burgers, bedrijven en overheid.

Nederlands missiegedreven innovatiebeleid

Ook in Nederland is het besef ingedaald dat deze transities alleen zullen slagen als we groots durven te denken. Een inspirerend voorbeeld is het Deltaplan uit de jaren ’50. In de Kamerbrief van juli 2018 legden toenmalig minister Wiebes en staatssecretaris Keijzer van EZK de doelstelling vast om toe te werken ‘naar missiegedreven innovatiebeleid met impact’. Ook hier is de bedoeling dat door het opstellen van concrete missies bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties gezamenlijk werken aan bijvoorbeeld het ontwikkelen van CO2-neutrale scheepvaart. Het Rathenau Instituut beschreef waarom samenwerking en co-creatie essentieel zijn voor een geslaagd missiegedreven innovatiebeleid. Een belangrijke factor is dan ook in hoeverre het lukt om groepen en organisaties bij elkaar te brengen.

Ook de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) stelt dat samenwerking van groot belang is. In hun rapport Samen de lat hoog leggen (2021) pleiten ze voor een gezamenlijke aanpak van rijk en regio om de lat hoog te leggen voor innovatie die kan bijdragen aan grote transities. De AWTI stelt dat hiervoor vier zaken nodig zijn:

  1. Een integrale visie als ‘stip op de horizon’ voor de langere termijn.
  2. Meer coördinatie vanuit het rijk gericht op samenhang en verbinding tussen regio’s en tussen nationale en regionale opgaves en beleidsinspanningen.
  3. Versterking van regionale ecosystemen voor onderzoek en innovatie zodat het innovatief vermogen in alle regio’s en van heel Nederland groter wordt.
  4. Meer evenwichtige steun aan álle regio’s zodat inspanningen van decentrale overheden effectiever worden.

Gemeenten: inzet op samenwerking en kennisdeling

De VNG en het IPO (Interprovinciaal Overleg) zijn penvoerders van een initiatief dat invulling geeft aan deze adviezen. Met de Dutch Societal Innovation Hub (DSIH) zijn wij gepositioneerd als de Nederlandse EDIH, die vraaggericht is georganiseerd vanuit de publieke sector. De DSIH is een landelijk consortium, gericht op het versnellen van de digitale transformatie voor gemeenten en provincies. We gebruiken hiervoor de ontwikkeling van de regionale economie op het gebied van publieke dienstverleningen. DSIH bestaat uit vijf regionale publiek-private ecosystemen die bouwblokken bieden in de vorm van ontwikkellocaties. In deze living labs kan geëxperimenteerd worden met verschillende nieuwe technologieën en procesmechanismen als governance en mapping van ecosystemen. De DSIH moet dan ook een knooppunt worden om kennis uit te wisselen.

Eén van de vijf regionale ecosystemen is het Urban Development Initiative (UDI), een initiatief van de gemeenten Eindhoven en Helmond in samenwerking met onder andere de TU Eindhoven. Het UDI heeft als ambitie om in de regio adequate, slimme, integrale, innovatie gedreven antwoorden te bieden op stedelijke vraagstukken en een bijdrage te leveren aan de verbetering van de kwaliteit van leven.

Een belangrijk project binnen het UDI is het Brainport Smart District in Helmond. Deze wijk wordt van de grond af opgebouwd met behulp van nieuwe technologieën om ook doelstellingen op het gebied van duurzaamheid te realiseren. In dit project komen acht programmalijnen van de gemeente Helmond samen: circulariteit, mobiliteit, energie(transitie), gebruik van data, participatie, sociaal en veilig, gezondheid, en water. Het gebruik van data en ook de inzet van digital twin (zie ook trendanalyse #3) ten behoeve van maatschappelijke opgaven is van groot belang om beslissingen over de ontwikkeling van deze wijk te onderbouwen en de potentiële impact op circulariteit en energiegebruik  in te schatten. Het is daarmee een goed voorbeeld van hoe samenwerking in de regio tot stand komt via een innovatiemissie om digitale technologieën in te zetten voor het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.

Ook in de gemeente Heerlen zien we een voorbeeld van het verbinden van de digitale en groene transities. In het Public Services Lab werken gemeenten, andere publieke organisaties, bedrijven en inwoners samen aan de digitalisering van de publieke dienstverlening. In de pilot ’t Heerlens Heitje kunnen bewoners klusjes doen in de buurt waarmee ze digitale munten verdienen, zogeheten 'Heerlense Heitjes'. Ze kunnen de Heitjes uitgeven bij aangesloten lokale ondernemers zoals boekhandels, restaurants en cafés. Zo worden verschillende programma’s bij elkaar gebracht, zoals het werken met digitale innovaties, het verbeteren van de leefbaarheid van de omgeving en de lokale economie. Het Public Services Lab wordt ondersteund door de VNG, gemeente Heerlen en de Brightlands Smart Services Campus.

Brainport Smart District Helmond

Impressie van de eerste mHome woningen in de wijk van de toekomst die wordt ontwikkeld door Brainport Smart District in Brandevoort, Helmond

Conclusie

Het bij elkaar brengen van de twee belangrijkste wereldwijde ontwikkelingen, de digitale en groene transities, is een essentiële opgave voor overheden. Enerzijds biedt de digitale transitie grote kansen om de duurzaamheidsdoelstellingen van 2030 en 2050 te bereiken. Anderzijds nemen digitale systemen een snel stijgende hoeveelheid van de wereldwijde uitstoot op zich, en vormt de digitale transitie daarmee ook een risico voor deze doelstellingen.

Vanuit Europa wordt via grootse innovatiemissies (moonshots) flink geïnvesteerd in het bij elkaar brengen van deze transities. Dit gebeurt onder andere via de European Green Deal en verschillende fondsen, zoals het Digital Europe Programme en de Recovery and Resilience Facility voor coronaherstel. Ook in Nederland is deze missiegedreven innovatiestrategie geadopteerd, mede aangespoord door wetenschappelijke instituten als de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie en het Rathenau Instituut. Er bestaan enkele Nederlandse initiatieven om deze transities te verbinden, zoals de Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET) en de Dataviewer Energietransitie en gebouwde omgeving (DEGO) , maar de conclusie van verschillende adviesraden is dat in het algemeen het beleid nog te weinig bij elkaar is gebracht. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is hoe we inwoners kunnen blijven betrekken bij de verschillende transities en hoe we de inzet van data democratisch gelegitimeerd krijgen.

Voor gemeenten is het zaak om in te zetten op samenwerking in de regio en het versterken van het kennisniveau. Dit gebeurt onder andere al via de Dutch Societal Innovation Hub (DSIH). Door verschillende partijen bij elkaar te brengen wordt de informatiebasis versterkt en ontstaat er een integralere blik op maatschappelijke opgaven. Er zijn al enkele goede voorbeelden waarvan geleerd kan worden, zoals het Brainport Smart District in Helmond. In die voorbeelden is ook telkens aandacht voor het blijvend betrekken van inwoners bij de ontwikkelingen in hun leefomgeving.