VNG Magazine nummer 16, 21 oktober 2022

Tekst: Merel van Dorp | Beeld: Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt

Banen genoeg, maar zo’n 190.000 kwetsbare jongeren komen nog altijd moeilijk aan werk, de Participatiewet en andere regelgeving ten spijt. Op tijd investeren in deze groep voorkomt dat ze voor langere periode aan de zijlijn staan.
 

Kwetsbare jongeren aan het werk in de groenvoorziening

Een tienermoeder die naar school wil, maar geen kinderopvang kan regelen. Een jongen die nergens wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, naar hij vermoedt vanwege zijn migratieachtergrond. De twintigjarige die vertelt: ‘Mijn ouders zijn goed opgeleid, ik ben slim genoeg, dus mijn opleiding afmaken en werk vinden zou geen probleem voor mij moeten zijn, vindt de buitenwereld. Maar het lukt me niet door psychische problemen. Dus faal ik dubbel.’ En het meisje dat aangeeft hoe selffulfilling prophecy werkt: ‘Tegen mij zeiden ze op de middelbare school: “Jij bent een probleemkind.” Dus ga je daar vervolgens ook naar leven.’

Het zijn verhalen van jongeren en jongvolwassenen die wethouder Marieke van Bijnen (Progressief Pijnacker-Nootdorp) hoorde tijdens het Jaarcongres van de Buzinezzclub onlangs. De Buzinezzclub is een organisatie die jonge mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt traint en begeleidt naar de arbeidsmarkt, met de steun van de VNG, fondsen en werkgevers.

Inclusieve samenleving
De verhalen raken Van Bijnen. Niet dat haar gemeente overstroomt van jongeren zonder werk. Sterker nog, vergeleken met het gemiddelde in Nederland ligt de jeugdwerkloosheid lager in Pijnacker-Nootdorp: 1 procent in plaats van 2. ‘Onze gemeente streeft naar een inclusieve samenleving, waarin iedereen een plek krijgt. Liefst met betaald werk, of op een andere manier wanneer werk nog niet haalbaar is. Als je jongeren nu aan het werk helpt, blijven ze in de toekomst vaker aan de slag.’

Recent onderzoek van het CBS staaft die overtuiging. Zo’n 190.000 van de 15- tot 27-jarigen volgt geen onderwijs en is niet aan het werk. Terwijl ze wel arbeidsgeschikt zijn, is te lezen in het rapport Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. Inderdaad heeft meer dan de helft van de jongeren die niet werken een jaar later ook geen werk en volgt geen onderwijs. Hoe langer geleden jongeren werk hebben gehad, hoe groter de kans dat ze in het jaar erna ook nog langs de kant staan.

Loonstrookje
Geen baan kunnen vinden en behouden heeft niet alleen financiële gevolgen, ziet wethouder Sjoerd Kuiper (PvdA) van Maassluis. ‘Een jongere zonder werk mist meer dan het loonstrookje alleen. Werk biedt sociale contacten, een ritme, persoonlijke ontwikkeling, een nuttige dagbesteding.’

Een jongere die langs de kant staat, mist meer dan het loonstrookje alleen

Bovendien zijn er langetermijneffecten van het hebben van werk. ‘Je ziet de brede baten van werk terug in minder schulden en minder zorggebruik’, zegt Kuiper. ‘Op korte termijn kost het tijd en aandacht om iemand aan werk te helpen, maar op lange termijn levert het zelfs op dat je de cirkel van overerfbare armoede kunt doorbreken. Dus ook toekomstige kinderen van deze jongeren krijgen meer kansen door de investering die je als gemeente nu doet.’

Collegawethouder Van Bijnen is van mening dat gemeenten de jonge mensen die zelfs in de gunstige arbeidsmarkt niet aan de slag raken, moeten helpen. ‘Kijk anders naar vacatures, maak ze meer passend. Het doel moet altijd zijn: voorkomen van sociale uitsluiting. En vergeet niet de jongeren die nu toch een baan hebben bemachtigd, straks in een minder krappe arbeidsmarkt (opnieuw) te ondersteunen.’

Switchen
Hoe kan het, ondanks de Participatiewet en diverse initiatieven in de afgelopen jaren, dat we in onze samenleving kwetsbare jongeren nog altijd niet duurzaam aan het werk krijgen?

‘Even switchen van een uitkering naar onderwijs of werk en weer terug is lastig’, verklaart Marco Florijn. De voormalig wethouder van Leeuwarden en Rotterdam is programmaleider Jongeren INC bij FNO Zorg voor Kansen, een vermogensfonds voor en met mensen in kwetsbare situaties. ‘Als je uitvalt op school of bij je baan, kom je op een wachtlijst voor hulp of begeleiding. Een jongere wil niet op een wachtlijst, die heeft maatwerk nodig. Als je een uitkering ontvangt, bijvoorbeeld vanwege vermoeidheidsklachten na kinderkanker of psychische problemen en de stap naar werk best spannend vindt, zet je je bestaanszekerheid op het spel als je het probeert. Want je uitkering heb je niet zomaar terug als je het toch niet volhoudt. Als je al een werkgever vindt die jou wil aannemen.’

Anders gezegd: opgroeien gaat met horten en stoten. Daar zou het systeem beter op moeten aansluiten. Florijn: ‘Alleen is de groep kwetsbare jongeren niet homogeen. De ene jongere heeft een grotere, langduriger of compleet andere ondersteuningsvraag dan de volgende. Maatwerk is nodig. Tegelijkertijd is alleen pleisters plakken niet genoeg.’
Florijn meent dat inclusie bevorderen, al vanaf de basisschool, veel zou schelen. ‘In de klas zitten de werkgevers en beleidsmakers van de toekomst. Als zij al jong zien dat elk mens mogelijkheden en talenten heeft, werkt dat door in de arbeidsmarkt later. Inclusief onderwijs laat zien dat diversiteit normaal is en kinderen met speciale ondersteuning er ook thuishoren.’

Om de stap naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken moet er nog meer veranderen, vindt Florijn. ‘De overflexibele arbeidsmarkt verhindert dat deze jongeren in een normale baan en een vast dienstverband terechtkomen. Verder hebben we de zorg en hulp te specialistisch ingericht. Een holistischer blik zou beter passen. Een arts, met uitzondering van de kinderarts, kijkt alleen naar de ziekte, de hulpverlener naar een specifiek probleem en als je 18 jaar wordt, moet je verkassen naar de volwassenenzorg waar de ziekte centraal staat. Spelen er tegelijk andere problemen, denk aan schulden of psychische problemen naast fysieke aandoeningen, dan moet er op meerdere borden worden geschaakt. En de jongere moet dat dan óók nog allemaal in de gaten houden, want de patiënt heeft de regie.’

Trek liever goede begeleiders aan voor de moeilijker te plaatsen jongeren in je gemeente

Van Bijnen snapt dat veel jongeren en jongvolwassenen struikelen over ingewikkelde regels en de vele loketten. ‘Daarom hebben we in onze gemeente brede Kernteams opgericht, bestaande uit professionals als een gedragswetenschapper, praktijkondersteuners jeugd bij de huisarts (POH), schoolmaatschappelijk werkers. Zij maken onderdeel uit van de school en zijn in dienst van de gemeente. Dat zorgt voor korte lijntjes en een gezamenlijke visie, met een blik op de toekomst. Zo denkt het Kernteam bij een 17-jarige alvast na over wat nodig is als de jongere de volwassen leeftijd bereikt en wacht niet tot er tegen die tijd een nieuwe hulpvraag komt.’

Goede begeleiders
Misschien dat gemeenten niet altijd vat hebben op alle factoren die een rol spelen bij deze jongeren. Toch kunnen zij prima aan bepaalde knoppen draaien. Zo adviseert Kuiper uit Maassluis: ‘Zoek als kleine gemeente naar samenwerkingspartners, want je hebt slagkracht nodig om continuïteit te bieden voor opleidingstrajecten en om voldoende kandidaten te kunnen leveren aan werkgevers. Met Maassluis, Schiedam en Vlaardingen ontwikkelden we de gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts, een fusie van sociale werkvoorzieningen met de afdelingen werk en inkomen.

‘We kunnen meer en zijn een duidelijk aanspreekpunt voor partners. Binnen Stroomopwaarts hebben we ook een praktijkleerroute opgezet voor kwetsbare jongeren in een beschutte omgeving, met behoud van de uitkering zolang onderwijs wordt gevolgd. Vanuit Stroomopwaarts werken we weer samen met werkgevers, het onderwijs, maatschappelijke partners en zorgorganisaties.’

Verder: hoe aantrekkelijk het ook lijkt om een bus werkenden via een uitzendbureau uit Polen te laten komen, trek liever goede begeleiders aan voor de moeilijker te plaatsen jongeren. En zorg dat je trajecten voor deze jongeren een kans geeft en niet elk jaar iets nieuws probeert. Kuiper: ‘Een woningbouwproject leg je toch ook niet zomaar stil? En sluit aan bij bestaande samenwerkingen en bewezen trajecten. Waarom zou je telkens het wiel opnieuw uitvinden?’

Groeifonds
Ook in Pijnacker-Nootdorp is leren of werken in een beschermde omgeving mogelijk. De gemeente biedt zelfs meer plekken aan dan van overheidswege opgedragen. ‘Dagbesteding of vrijwilligerswerk kunnen eveneens goede oplossingen zijn. De opgave waar we voor staan is breder dan alleen toeleiding naar werk,’ stelt Van Bijnen. Ze raadt aan om ook de jongeren mét startkwalificatie in de gaten te houden.

Het langetermijndenken is een advies dat Florijn van FNO eveneens graag meegeeft. ‘Bouw aan die inclusieve samenleving en heb daarbij een lange adem: veranderen kost tijd. FNO heeft net het initiatief genomen voor een alliantie met onder meer de VNG. We willen een groeifonds aanvragen om maar liefst elf jaar lang samen keihard te werken aan een kansrijke arbeidsmarkt voor elke jongere.’

In nieuwe wet- of regelgeving ziet Florijn weinig heil. ‘Ik heb liever geen wet dan een nieuwe wet. De Participatiewet ging erg uit van wantrouwen en wordt nu herzien. Binnen de huidige wetgeving is voldoende mogelijk voor jonge mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Nu is het zaak om het op gemeentelijk niveau gewoon te gaan doen.’