VNG Magazine nummer 7, 16 april 2021

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Arenda Oomen

Jong en oud leven langs elkaar heen. Lastig, als je een inclusief beleid wilt voeren. Gemeenten moeten van de generatiekloof vooral geen probleem maken, zegt SCP-onderzoeker Lotte Vermeij. ‘Het is van alle tijden.’
 

Lotte Vermeij

Gemeenten worstelen nogal eens met de generatiekloof. De wereld van de oudere inwoners is niet dezelfde als die van de jongeren. Raadsleden krijgen vaak mails of telefoontjes van ouderen die vragen ‘wanneer de gemeente iets doet aan die chillplek bij het winkelcentrum’. Of van jongeren die zich verbazen over ‘al die voorzieningen voor ouderen, maar voor ons is er niks’. 
Lokale beleidsnota’s staan vol vrome woorden. Welke gemeente wil geen fijne plaats zijn waar het goed wonen is voor jong én oud? Daarom wordt in nieuwbouwplannen ook vaak gestreefd naar een ‘goede mix’ van woningen voor starters én senioren. 
Jong en oud leven langs elkaar heen, constateerde Lotte Vermeij tien jaar geleden in een essay in Sociale Vraagstukken. Om daar direct aan toe te voegen: hoe erg is dit? Vermeij, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), schreef toen dat Nederlanders de afstand tussen leeftijdsgroepen lijken te accepteren als een vanzelfsprekend en onschuldig fact of life. Met uitzondering van de eigen familie zijn de contacten tussen oud en jong schaars en vluchtig. Afgezien van de eigen kinderen krijgt 42 procent van de zestigers zelden een jongere over de vloer. Van de twintigers ontmoet 59 procent amper een oudere thuis, behalve de eigen ouders. 
Vermeij vermoedt dat die gescheidenheid tussen jong en oud nog altijd actueel is. Ze werkte mee aan het SCP-rapport Verschil in Nederland (2014) en schreef daarin dat er tussen jong en oud weliswaar afstand is, maar geen kloof. ‘Omdat de maatschappij in vele opzichten langs de lijnen van leeftijd is georganiseerd, komen jong en oud elkaar in het dagelijkse leven niet vaak tegen. Maar in de woonbuurt komen zij elkaar wel tegen en daarbij ervaren zij geen grote mentale afstand of spanningen.’

Dus gemeenten hoeven niet krampachtig te proberen jong en oud bij elkaar te brengen?
‘Ze moeten dit vooral niet problematiseren, het is ook van alle tijden dat jong en oud hun eigen levens leiden. Natuurlijk kunnen zich lokaal problemen voordoen, bijvoorbeeld wanneer groepen jongeren op straat veel overlast geven. Maar overall zie ik het niet als een groot probleem. Wat wel nieuws is, ten opzichte van tien jaar geleden: sinds de komst van de Wmo wonen ouderen langer thuis. Dat is wel een nieuwe opgave voor de buurt. Ik denk niet dat 80-jarigen zitten te wachten op enorm veel contact met 20-jarigen, maar het stelt wel hogere eisen aan de toegankelijkheid van buurten voor kwetsbare groepen.’

Het gaat erom dat de belangen van iedereen een plekje krijgen

De Wmo kwam met hoge verwachtingen omtrent de solidariteit tussen jong en oud: het jonge stel dat wel zou omzien naar de oude, alleenstaande buurman.
‘Die verwachting is niet uitgekomen. Van naar elkaar omkijken is niet meer sprake dan voorheen, maar er is wel een vorm van lichte solidariteit. Mijn buurvrouw heeft het nooit aan mij gevraagd, maar ze weet dat ik best een boodschap voor haar wil doen als dat nodig is. Zo’n lichte vorm van contact is heel belangrijk. Doordat ouderen langer thuis wonen, is de directe omgeving voor hen belangrijker geworden.’

Gemeenten denken vaak in algemene termen over ‘jongeren’ en ‘senioren’. Maar 60, is dat oud? En een jongere van 18 is iemand anders dan een jongere van 25. Dat maakt het lastig om beleid te maken. Voor wie doe je het dan?
‘Dat het niet zo duidelijk is bij welke leeftijd iemand “oud” is, lijkt mij juist heel positief: niet alleen maar denken vanuit verschillen tussen categorieën, maar vanuit diversiteit en inclusie. Dat is een mooie ontwikkeling. In het integratiedebat hoorde je vaak als kritiek dat je, door bepaalde groepen speciale aandacht te geven, de verschillen juist groter maakt. Dat geldt ook voor jong en oud. Een autoluwe buurt maken, is dat nou goed of niet? Ik denk dat het goed is om met iedereen rekening te houden. Het zijn niet alleen de ouderen die niet goed ter been zijn, ook mensen van 30 zitten soms in een rolstoel en zij moeten ook kunnen wonen waar zij willen.’

Toch botsen belangen vaak. Groepen jongeren willen zich graag opvallend gedragen en gezien worden, op ouderen kan dat intimiderend of zelfs bedreigend overkomen.
‘Niet alle ouderen hebben daar moeite mee. Kijk, je moet natuurlijk wel een beetje verdraagzaam zijn. Belangentegenstellingen zijn er, dat klopt, en daar moeten gemeenten hun weg in vinden. Het gaat erom dat de belangen van iedereen een plekje krijgen, het zijn allemaal legitieme wensen.’

De belangen waren nooit eerder zo duidelijk tegengesteld als in deze periode

De coronacrisis heeft van zowel jongeren als ouderen kwetsbare groepen gemaakt. Leidt zo’n gedeeld lot tot een toenadering tussen beide groepen?
‘Dat blijkt niet uit de cijfers. In het begin was er natuurlijk wel veel solidariteit met ouderen, maar uit een recent SCP-rapport, Een jaar met corona, blijkt dat twee derde van de Nederlanders vindt dat de wrijving tussen jongeren en ouderen juist is toegenomen. En dat zijn vooral die twee groepen, de middengroep ervaart dat minder. Het zijn vooral ouderen die anderen de schuld geven van corona, en vooral jongeren die de schuld krijgen. Zij zijn toch wel een soort zondebok geworden. De belangen waren ook nooit eerder zo duidelijk tegengesteld als in deze periode. Dat wil niet zeggen dat ze geen begrip voor elkaar hebben, er is geen sprake van polarisatie. Mensen hebben ook gewoon hun eigen oma, en eigen kleinkinderen, die familieband haalt veel tegenstellingen weg. Jong en oud zijn op veel manieren met elkaar verbonden. Iedereen wordt van jong, oud. Jongeren hebben een moeder, of een oudere leraar. Dus het is moeilijk om je van een leeftijdsgroep te distantiëren. Dat is een groot verschil met andere onderscheidende factoren tussen groepen, zoals werk, inkomen of migratieachtergrond.’

De huidige jonge generaties zijn de eerste die het waarschijnlijk niet beter zullen doen dan hun ouders. Woningen zijn onbetaalbaar, de arbeidsmarkt is onzeker, evenals een goed pensioen, de wereld zelf is in gevaar. Redenen genoeg om te zeggen: samenleving, bekijk het maar. Weg solidariteit.
‘Het gevoel dat nieuwe generaties het minder goed krijgen, wordt breed gedeeld, maar ik weet niet of dat psychologisch tot meer apathie leidt. Dat jongeren zich weinig verhouden tot de samenleving is niet nieuw, de politiek is ver van hun bed. Maar ik zie ook wel jongeren die stelling nemen. Hier en daar staan ze op, vooral in de klimaatdiscussie. Maar dat is procentueel een kleine groep. Niet alle jongeren maken zich druk over de toekomst van de planeet, veel jongeren stemden op een partij als Forum voor Democratie. Er zijn wel veel ontwikkelingen aan de gang die een motivatie zouden moeten geven aan jongeren om zich te laten horen. Ik ben benieuwd hoe dit zich de komende tien jaar ontwikkelt.’

Gemeenten doen veel moeite om jongeren bij de gemeentepolitiek te betrekken. Hun participatie is nu nog klein. Is dat een probleem?
‘Ook 70-plussers zijn ondervertegenwoordigd in de politiek. Het is wel belangrijk dat jongeren politiek actief zijn, zij leven nog heel lang op deze wereld en nu spelen grote thema’s die voor hen belangrijk zijn. Maar politieke betrokkenheid is méér dan meepraten in een commissie of een gemeenteraad. Jongeren zijn ook actief op andere manieren, dus of dat nou in een gemeenteraad moet… Jongeren betrekken is altijd goed, maar je moet ook kunnen accepteren dat jongeren meer met zichzelf bezig zijn dan met het collectief. Dat is ze natuurlijk ook gegund.’

Jongeren uiten zich vooral op plekken waar ouderen niet komen, via de sociale media.
‘Dat doen ouderen ook, het gebruik van sociale media neemt ook onder hen toe. Zij hobbelen achter de jongeren aan. Toen ouderen Facebook ontdekten, liepen de jongeren daar weg. Hetzelfde gebeurt nu met TikTok. Jongeren zoeken steeds weer nieuwe ruimte om jong te zijn en tegenculturen te vormen. Of dat ook betekent dat ze zich in een eigen bubbel steeds meer van de samenleving afsluiten, dat durf ik niet te zeggen.’

Wie is...

Lotte Vermeij is wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau met als specialisme platteland, sociale samenhang en sociaal kapitaal. Haar onderzoek richt zich veelal op de leefomgeving en de rol hiervan in de levens van Nederlanders.