VNG Magazine nummer 4, 3 maart 2020

Auteur: Annemieke Diekman

De zachte winter leidt waarschijnlijk tot een forse toename van het aantal eikenprocessierupsen. Gemeenten moeten alle zeilen bijzetten om de overlast van de rups voor hun inwoners te beperken. Meer samenwerken is het devies.

 

eikenprocessierups

Tot voor kort wist de doorsnee Nederlander niets of nauwelijks iets van de eikenprocessierups, of in ieder geval niet van zijn venijnige kant. Na een enorme explosie van de beestjes vorig jaar, is dat wel veranderd. Hij ziet er ongevaarlijk uit, maar geeft enorm veel overlast. Mensen die in aanraking komen met zijn (brand)haartjes, zitten al snel onder de rode bulten en zijn weken aan het krabben.

Gemeenten met veel eiken en dus veel eikenprocessierupsen zinnen op maatregelen om deze rupsenplaag te lijf te gaan. Ze moeten wel opschieten, want door de huidige zachte winter wordt de piek al rond april verwacht, één tot twee maanden eerder dan normaal.

Door de huidige zachte winter wordt de piek al rond april verwacht

De eikenprocessierups was jarenlang vooral actief in de zuidelijkste provincies, naar Limburg overgewaaid uit de Ardennen. Door verschillende oorzaken heeft deze rupssoort, waaruit een nachtvlinder voortkomt, zich inmiddels over meer provincies verspreid, waaronder Gelderland, Overijssel, Drenthe en Friesland. Zo is de gemiddelde temperatuur in Nederland gestegen, zijn er veel eiken aangeplant en zijn er minder natuurlijke vijanden van de rups, doordat de struiken en planten waar die in leven ook steeds meer verdwijnen.

Zuid-Limburg als voorbeeld

Jules Sondeijker, bestrijdingsexpert op het gebied van de eikenprocessierups van de gemeente Sittard-Geleen, heeft een grote bijdrage geleverd aan de bestrijding van de rups in Limburg. Hij houdt zich al vanaf 2001 met het beestje bezig. Sinds 2012 heeft Limburg de verspreiding onder controle. ‘Helemaal weg gaat ie niet, maar we krijgen nog hooguit twee tot drie klachten per jaar.’

Wat is het geheim van Limburg? ‘In de eerste jaren hebben we er ook enorm mee geworsteld. Totdat we proefondervindelijk de beste bestrijdingsmethode ontdekten.’

In het kader van de volksgezondheid is er in Limburg voor gekozen de rupsen te bestrijden op plekken in het stedelijk gebied, waar veel mensen zich bewegen, zoals op schoolpleinen, fietspaden of bij bejaardenhuizen.  De buitengebieden zijn met rust gelaten.

‘We hebben twee bestrijdingsmethoden uitgeprobeerd,’ aldus Sondeijker. ‘Zo werd er eerst gewerkt met nematoden, in de volksmond ook bekend als aaltjes. Het zijn microscopisch kleine wormpjes die de rupsen op een biologische manier te lijf gaan. ‘Dat deed nauwelijks iets.’ De Limburgse gemeente werkt nu met  XenTari, een biologisch bestrijdingsmiddel dat na een dag of tien tot twaalf weer van de eikenbladeren af is, en houdt de verspreiding van de rups goed in de gaten.

Je komt er nooit helemaal vanaf

Voorwaarden voor succes

‘Er zijn veel voorwaarden voor succes,’ vervolgt Sondeijker. ‘Als je niet aan allemaal voldoet, kom je niet van de eikenprocessierups af. De manier waarop je de eikenbladeren inspuit, luistert nauw. Daarom is het van belang goed samen te werken met de aannemers die het werk uitvoeren. Zo moet er in de juiste XenTari-oplossing worden gespoten, mag het niet vochtig, nevelig of regenachtig zijn en niet harder waaien dan windkracht 3. Ook moet de bladbezetting aan de boom minimaal 80 procent zijn. De rups krijgt het bestrijdingsmiddel binnen door te vreten. Als er te weinig bladeren zijn, krijgt hij dus niet genoeg XenTari binnen en bereik je niet het gewenste effect.

‘Dat geldt ook voor de buitentemperatuur. Die moet minimaal 14 tot 16 graden zijn, bij kouder weer beweegt de rups niet en eet hij te weinig van de bladeren. En dan is er nog de rijsnelheid waarmee het spuitapparaat langs de bomen gaat, niet te langzaam en niet te snel.’

Volgens Sondeijker gaat het hier vaak mis, omdat de kennis ontbreekt om de rupsen effectief te bestrijden, zowel bij gemeenten zelf als bij de uitvoerende partijen. Een voorbeeld: het is van groot belang om de ontwikkelingsstadia van de rupsen goed in kaart brengen, want vanaf het vierde stadium heeft de rups brandhaarden. Dan volstaat alleen nog het wegzuigen van de rupsen. Spuiten heeft dan weinig zin meer omdat je dan misschien wel de rups doodt, maar de uitwendige brandhaarden die zich als een soort weerhaakje in je vel vastzetten, zijn daarmee niet mee uit de lucht.’

Nestkastjes en het planten van bloemetjes om de natuurlijke vijand weer terug te halen, kunnen volgens hem wel wat helpen, maar ‘zeker niet alles rechttrekken’. En ook hier is kennis belangrijk. ‘Dus geen nestkastjes hangen in de eikenboom zelf, want dan kun je daar niet meer spuiten.’  

Milieubewuste aanpak

Hoe zit dat nu in Oldenzaal, een gemeente die vorig jaar ook hard is getroffen door de grote hoeveelheid eikenproscessierupsen? Het aantal klachten liep er op van 150 in 2018 tot 725 in 2019. De urgentie om de bestrijding breder aan te pakken is tot de gemeente doorgedrongen: er is in de begroting ruim een ton voor opgenomen. Zo gaat de gemeente dit jaar voor het eerst spuiten met een bestrijdingsmiddel. Ondanks de bewezen lagere effectiviteit kiest Oldenzaal daarbij nu toch voor bestrijding met aaltjes in plaats van XenTari, waarmee in Limburg de rups succesvol is bestreden.

Rupsen stoppen niet bij de gemeente- of provinciegrens

De deskundige van de gemeente hoopt met de bestrijding met aaltjes, de vervanging van een aantal slechte en zieke eiken door andere boomsoorten, de aanplant van bosplantsoen en een andere maaimethode toch tot het gewenste resultaat te komen. Daarbij neemt het wegzuigen van al uitgekomen rupsen nog steeds een belangrijke plek in. Verantwoordelijk wethouder Evelien Zinkweg (VVD) van Oldenzaal zegt dat de nieuwe aanpak een stuk uitgebreider is dan vorig jaar, maar dat die ook geen volledige oplossing zal bieden voor het probleem. Volgens haar zit de kracht meer in een overkoepelende samenwerking: ‘Het is effectiever om regionaal of zelfs landelijk een gezamenlijke aanpak te hebben. Dat zorgt naast een efficiencyslag ook voor veel meer duidelijkheid naar de inwoners.’  

Paniekvoetbal

Sondeijker uit Sittard-Geleen vindt dat gemeenten tot nu toe te solistisch optreden. Hij raadt ze dan ook aan meer bij elkaar in de keuken te kijken, kennis te delen en samen te werken. ‘Rupsen stoppen niet bij de gemeente- of provinciegrens. Vorig jaar was er sprake van paniekvoetbal, veel gemeenten deden maar wat.’  

De landelijke expertgroep eikenprocessierups, waar Sondeijker deel van uitmaakte, is in 2015 vanwege bezuinigingen door het ministerie opgeheven. ‘Destijds vonden ze het een te regionaal probleem.’ Na de uitbarsting van de eikenprocessierups afgelopen jaar en de daarmee gepaard gaande zorgen in Den Haag, is er vanuit het ministerie van LNV weer een kennisplatform opgetuigd. Sondeijker zit namens de VNG in het kennisteam eikenprocessierups.

‘Uiteindelijk moeten we van bestrijden naar beheersen en beheren, je komt er nooit helemaal vanaf’, zegt Sondeijker. Hij is blij dat de urgentie er van rijkswege nu wel is, maar ook bang dat het bij veel praten en papierwerk blijft. ‘Gemeenten moeten aan de slag, zeker omdat het wel een paar jaar duurt voordat er echt goede resultaten kunnen worden geboekt.’