VNG Magazine nummer 8, 17 mei 2024

Tekst: Leo Mudde | Beeld: Martine Sprangers

Drie Haagse raadsleden reisden af naar Oekraïne om te onderzoeken hoe de gemeente kan bijdragen aan de wederopbouw van een stad of een regio. Als stad van vrede en recht kan Den Haag niet op z’n handen blijven zitten tot het land kapot is geschoten, zegt D66-raadslid Andrew van Esch.
 

Andrew van Esch

Wat doen drie Haagse gemeenteraadsleden in een oorlogsgebied?
‘Dat is een lang verhaal. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota hebben Constant Martini van Hart voor Den Haag en ik een motie ingediend waarin we het college opriepen onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor een wederopbouwproject in samenwerking met een stad in Oekraïne. Het was een beetje opportunistisch, de Europese Unie maakte geld vrij voor wederopbouwprojecten, bedrijven konden daarvoor via gemeenten in aanmerking komen. Wij zijn de stad van vrede en recht, het leek ons niet onlogisch dat Haagse bedrijven zich hiervoor zouden aanmelden.  Maar na die motie gebeurde er niets, dus hebben we het zelf maar opgestart. Ik ken de honorair consul van Oekraïne, hij is ook voorzitter van de Oekraïens-Nederlandse Kamer van Koophandel. Hij organiseerde een handelsmissie voor het bedrijfsleven en daar zijn we bij aangehaakt. Op het laatste moment kwam er nog een plaats vrij en Samir Ahraui van de PvdA stak als eerste zijn vinger op en ging ook mee.’

Hoe werden jullie daar ontvangen?
‘Als helden, terwijl we ons natuurlijk helemaal niet zo voelden. De locoburgemeester van Lviv zei: “Jullie komen naar ons toe, terwijl iedereen hier weg wil. Jullie zijn de eerste raadsleden die ons bezoeken.” Vergeet niet: wij zijn Den Haag, een VN-stad. Zelfs als lokaal bestuur hebben wij de mogelijkheid om een boodschap mee te geven aan de internationale instituties die hier zitten, wij komen die mensen ook tegen bij de Albert Heijn. We hebben ook steeds benadrukt dat we geen geld kwamen brengen. Maar de locoburgemeester van Charkiv zei dat wij als politici iets veel belangrijkers kunnen doen: het verhaal vertellen, ervoor zorgen dat niemand Oekraïne vergeet, zorgen dat het land op de agenda blijft. “Wij vechten ook voor jullie”, zei hij. Dat was elke keer de boodschap.’

Hoe nu verder?
‘We willen nu doorpakken. We maken verslagen van alle gesprekken en komen tot een advies aan de raad. Het kan best zijn dat we dat al aan de voorzitter van de raad hebben aangeboden als VNG Magazine uitkomt. En dan gaan we aan de slag. Het zou mooi zijn als we, samen met maatschappelijke organisaties en bijvoorbeeld scholen, voor de zomer al iets in de steigers hebben. Daar mag niet een hele zomer overheen gaan, want de Russen zijn het hele land kapot aan het schieten. Een concrete vraag was hulp bij het bouwen van een ondergrondse school zodat kinderen veilig naar school kunnen blijven gaan tijdens de oorlog. De Haagse Rotaryclubs, ik noem maar iets, zouden daar bijvoorbeeld aan kunnen bijdragen.’