VNG Magazine nummer 9, 12 mei 2023
Tekst: Annemieke Diekman | Beeld: gemeente Ede
Vanuit Den Haag is er weinig aandacht voor de gevolgen van de stikstofreductie in landelijke gebieden. Ede heeft een groot buitengebied én kent een omvangrijke intensieve veeteelt. De zorgen over leefbaarheid en de economische toekomst pakt de gemeente daarom zelf maar aan.
Op de landkaart in zijn werkkamer laat wethouder Jan Pieter van der Schans (CDA) de uitgestrektheid van de gemeente Ede zien. ‘Zo’n beetje alles wat tussen Veenendaal, Wageningen, Barneveld, Arnhem en Apeldoorn ligt, behoort tot deze gemeente. Meer dan de helft is natuurgebied, 34 procent is agrarisch en slechts 7,5 procent bebouwd terrein’, zegt hij. Van der Schans is als wethouder onder meer verantwoordelijk voor landbouw, natuur, landschap en water en de Opgave landelijk gebied. Ook is hij lid van de VNG-commissie Ruimte, Wonen en Mobiliteit.
Hart van de problematiek
In één adem benoemt hij vervolgens de problematiek waar Ede als agrarische gemeente mee kampt. Aan de ene kant is er het grote Natura 2000-gebied waar herten, zwijnen, vossen en wolven vrij spel hebben, wijst hij aan. Daarnaast herbergt de gemeente veel diverse soorten agrarische bedrijven, het merendeel intensief.
Als de huidige trend doorzet, houden we hier geen boer meer over
Dat intensieve karakter van de landbouw is volgens de wethouder historisch zo gegroeid vanwege de arme bodemkwaliteit. Op de zandgronden worden anno 2023 nog altijd miljoenen kippen, 170.000 kalveren, tienduizenden varkens en zo’n 7.500 melkkoeien gehouden. Dat levert, niet heel verrassend, een enorm stikstofprobleem op. ‘Van de stikstofdiscussie die in Nederland speelt, vormt Ede zo’n beetje het hart. Veel discussies die landelijk worden gevoerd, zijn hier op microniveau terug te vinden.’
Agrarisch gebruik
Het landelijk gebied is altijd in beweging en ziet er volgens Van der Schans geen dag hetzelfde uit. ‘Het aantal boerenbedrijven is in twintig jaar gehalveerd’, vertelt hij. ‘We zitten nu op 650 actieve agrarische bedrijven. Schaalvergroting en concentratie speelden in deze ontwikkeling een belangrijke rol.’ Daarnaast zijn er zeshonderd erven met een agrarische bestemming, die echter niet meer als zodanig worden gebuikt.
Sinds 2016 is met bijna iedere boer of eigenaar van agrarische gebouwen gesproken. Honderden gesprekken, met in totaal zo’n 80 tot 85 procent van de perceelhouders. Een belangrijke vraag daarbij was: wat ben je aan het doen? Van der Schans: ‘Niet om te handhaven, maar om te weten waar ze mee bezig zijn. Hoe ziet je toekomst eruit, wat wil je met je locatie? Wil je door als boer, wil je schaalvergroting, wil je specialiseren – of wil je stoppen, en wat dan? Recreatie, zorg?’
Wens om te stoppen is groot
Uit de gesprekken heeft de gemeente een lading bruikbare informatie opgehaald. Veel boeren overwegen te stoppen. Ze zitten niet op goede plek, zijn op leeftijd en hebben geen opvolging of moeten zoveel investeren dat er geen droog brood meer is te verdienen. De grote vraag is: wat daarna? Want hoe voorkom je dat het buitengebied straks economisch gezien verarmt, dat de sociale cohesie verdwijnt en er in het ergste geval ondermijning in de vorm van drugslabs en andere criminaliteit ontstaat?
Hoe langer je onzekerheid laat bestaan, hoe groter de risico’s op meer ondermijning en sociale armoede
‘Deze uitkomsten zorgen er in ieder geval voor dat ik niet bang hoef te zijn dat wij onvoldoende stikstof kunnen reduceren hier in de Gelderse vallei’, stelt de wethouder. ‘In Ede zijn meer boeren tussen de 60 en 80 dan tussen de 20 en 40. Als de huidige trend doorzet, houden we hier op een gegeven moment geen boer meer over. Daar maak ik me voor de komende twintig jaar eerder zorgen over.’
De dreigende leegstand van agrarische gebouwen vormt een risico voor de leefbaarheid in het landelijk gebied, realiseert Van der Schans zich terdege. ‘Onze vrienden in Den Haag houden zich vooral bezig met de vraag hoe ze voor 2030 die stikstofreductie voor elkaar krijgen, maar niet met de gevolgen daarvan. Die andere vraag, over hoe je een leefbaar landelijk gebied overhoudt, resoneert op geen enkele manier.’
Gemeenten zullen zelf die handschoen op moeten pakken. Ede wil niet wachten op het kabinet en is onder meer gestart met de ProMo-regeling (Project: Mogelijkheden Buitengebied).
Vijf opties
Kort gezegd biedt de regeling boeren perspectief als hun bedrijfsvoering stopt en ze blijven wonen op hun perceel met agrarische bestemming. Ede heeft een keuzemenu met vijf opties samengesteld, waaruit de gestopte boeren of degenen die dit overwegen een keuze kunnen maken. Tegen een sterk gereduceerd tarief, 800 euro in plaats van 11.000 tot 17.000 euro, kunnen ze vervolgens een bestemmingswijziging voor hun bebouwde perceel krijgen. ‘Op deze locaties gebeurt al niet veel meer en de kosten van bestemmingswijziging staan vaak niet in verhouding tot de functionele opbrengsten’, aldus Van der Schans.
Dit land is zo intelligent georganiseerd dat we niet altijd doorhebben wat we wél kunnen
Zo kunnen boeren kiezen voor een kleinschalige woonfunctie, al dan niet met behoud van het aanwezige agrarisch erfgoed. Een kleine recreatieve voorziening, bijvoorbeeld een paar camperplaatsen, behoort ook tot de mogelijkheden, evenals een kleine bedrijfshal. Ook kan de agrarische bestemming een zorgfunctie krijgen. Ede kan in eerste instantie honderd bedrijven op weg helpen met dit project.
Waken voor ondermijning
Ede stelde ook een keurmerk veilig buitengebied op. Daarin staat bijvoorbeeld hoe je moet reageren als er iemand voor je deur staat die voor veel te veel geld jouw leegstaande stal wil huren.
‘Net als in de rest van Nederland wordt ook hier weleens een drugslab opgerold, maar niet bovengemiddeld. Hoe langer je echter onzekerheid in het landelijk gebied laat bestaan, hoe groter de risico’s worden op meer ondermijning en sociale armoede. Als je als overheid geen duidelijkheid verstrekt en geen regelingen op tafel legt voor het beëindigen, veranderen, innoveren of verplaatsen van een boerenbedrijf, geef je vrij spel aan allerlei andere krachten. Je moet dan niet gek kijken als er na de stikstofreductie allerlei andere problemen opduiken.’
‘Beetje karig’
De landelijke regelgeving staat lokaal beleid op dit vlak niet per se in de weg, volgens de wethouder. ‘Dit land is zo intelligent georganiseerd dat we niet altijd doorhebben wat we wél kunnen.’
Van der Schans gaat – mede vanuit zijn VNG-rol – regelmatig in gesprek met provincie en rijk over het behoud van leefbaarheid in het landelijk gebied. Hij komt niet altijd even optimistisch terug uit Arnhem of Den Haag. ‘In Den Haag staat alles on hold. Ze zijn al vier jaar bezig met stikstofreductie en verder dan het verlagen van de snelheid op de snelweg zijn ze niet gekomen. Dat vind ik wel een beetje karig.’
‘Vanuit de VNG-commissie pleiten we bij de verantwoordelijke ministeries om eindelijk eens te kijken naar de brede welvaart in een gebied dat zijn stikstofuitstoot terug moet brengen’, vervolgt hij. ‘Nu gaat het alleen over het wegstrepen, terwijl je gelijktijdig zou moeten nadenken over wat er overblijft en hoe het verder moet met die gebieden.’
Brede aanpak nodig
Zo is er te weinig aandacht voor het sociaal-maatschappelijk aspect. ‘Voor een boer kan het heel confronterend zijn wanneer hij als vijfde in lijn degene is die het licht uitdoet.’ Van der Schans vindt dan ook dat niet met zoveel gemak en dedain over bedrijfsbeëindiging moet worden gesproken. ‘In Ede proberen we daar oog voor te hebben. De sociale weerbaarheid en onderlinge verbondenheid in het landelijk gebied zijn nog best groot. Maar ik maak me zorgen of dat zo blijft. Zeker nu er vanuit Den Haag nauwelijks tot geen aandacht is voor de economische toekomst van een gebied als dit. Het is van groot belang dat we hier een toekomstbestendige agrarische sector behouden.’ Zet in op brede welvaart, roept hij het kabinet dan ook op. ‘Kijk naar de draagkracht in de samenleving en beschouw het niet langer eendimensionaal.’