VNG Magazine nummer 8, 7 mei 2021

Auteur: Alex van Dongen, m.m.v. Lex Lemmers en Pieter Tops | Beeld: Erik van der Burgt

Het drugsdebat is gepolariseerd en leidt daardoor tot meer gebruik van verslavende middelen. Dat moet anders, schrijft Alex van Dongen, met medewerking van Lex Lemmers en Pieter Tops. Voer het debat op feiten, stellen zij.
 

Betoog

In Oost-Brabant wordt door 38 gemeenten samengewerkt om drugsgebruik terug te dringen onder met name jongeren. Dat is een goed initiatief vinden wij, en hoognodig. Waar bij alcohol en tabak al jaren veel werk wordt gemaakt van gebruiksvermindering, is dat bij drugs veel minder het geval. Wellicht hangt dat samen met het gegeven dat drugs formeel nog steeds verboden zijn. Maar dat is je ogen sluiten voor wat er in werkelijkheid gebeurt. 

Over alle aspecten van het drugsbeleid wordt een stevig maatschappelijk debat gevoerd. Dit debat wordt op een nogal scherpe en gepolariseerde toon gevoerd en draagt niet altijd bij aan het realiseren van beleidsdoelen. Bovendien lijkt het debat gegijzeld te worden door de kwestie legaliseren of niet, waarbij vaak een karikatuur van de andere partij wordt gemaakt. Een tegenstander van legalisering is automatisch een voorstander van de war on drugs, een voorstander zoekt legitimatie voor zijn of haar eigen genot en heeft geen oog voor de kwetsbaren in de samenleving. En er bestaat een bijna babylonische spraakverwarring over wat ‘legalisering’ eigenlijk is. 

Het is van belang dat de verschillende partijen uit hun schuttersputjes komen en zoeken naar manieren waarin enerzijds voorkomen kan worden dat jongeren drugs gaan gebruiken en anderzijds problemen door drugsgebruik kunnen worden voorkomen (en tegelijkertijd de drugscriminaliteit sterk teruggedrongen kan worden). Dan wordt veel meer recht gedaan aan de integriteit en de intenties van de meeste betrokkenen en is er wellicht ook op dit punt een vorm van consensus mogelijk. En dan kan er op een zakelijke manier gekeken worden naar wat verstandige manieren zijn om drugsgebruik terug te dringen. Maar zo wordt het debat op dit moment helaas niet gevoerd en we zien in onze dagelijkse praktijk dat de manier waarop de discussie verloopt, eerder de drempel tot drugsgebruik verlaagt dan verhoogt. Hoe dat kan? Eerst lichten we het Nederlandse drugsbeleid toe en daarna de argumenten in het debat die drempelverlagend werken, namelijk de discussie over normalisering, legalisering en stigmatisering.   

Het is van belang dat de verschillende partijen uit hun schuttersputjes komen

Het Nederlandse drugsbeleid 
Het Nederlandse drugsbeleid wordt in binnen- en buitenland geroemd vanwege de pioniersrol die Nederland heeft als het gaat om harm reduction. Dat richt zich op het beperken van gezondheidsschade door het gebruik van drugs en alcohol, waarbij acceptatie van het gebruik voorop staat. Deze aanpak is succesvol. Zo is het aantal problematische opiaatverslaafden en het aantal gemelde gevallen van HIV gerelateerd aan injecterend drugsgebruik lager dan in andere Europese landen. 

In de beeldvorming is harm reduction het centrale element van het beleid geworden, maar het is de vraag of er geen disbalans is gekomen tussen de aandacht voor harm reduction en preventie. Het drugsbeleid dient zich te richten op vele facetten en gaat van het voorkomen van drugsgebruik, het voorkomen van gezondheidsschade door drugsgebruik, vroegsignalering en kortdurende interventies, naar zorgen voor adequate behandeling voor verslaafden en harm reduction. In 2015 vatte toenmalig staatssecretaris Martin van Rijn van VWS het als volgt samen: ‘Voorkomen is voorliggend aan behandelen, behandelen voorliggend aan harm reduction en harm reduction is er ten slotte voor iedereen waarbij voorkomen en behandeling niet meer van toepassing is.’ 

Een primaire doelstelling is het voorkomen van gebruik; iets wat stelselmatig onderbelicht blijft. In Nederland zijn er op dit moment eigenlijk geen interventies die zich specifiek richten op het voorkomen van drugsgebruik. De IJslandse preventieaanpak is een van de weinige uitzonderingen. In IJsland heeft dit al geleid tot een spectaculaire daling van zowel het alcohol, tabak als cannabisgebruik. Het is een community-based aanpak gericht op beschermende factoren die het risico op middelengebruik verkleinen. Naast lokale interventies spelen ook landelijke wetgeving en maatregelen een rol. Maar dit is een interventie die zich richt op de omgeving van jongeren en minder op het geven van drugsvoorlichting aan jongeren. Er is ook een goede reden dat we voorzichtig zijn met voorlichting over drugs. Het kan namelijk, net als het maatschappelijke drugsdebat, leiden tot averechtse effecten. Scholen vormen een goede plek om het overgrote deel van de jeugdigen te benaderen. Hier bevinden zich echter ook veel jongeren die helemaal niet bezig zijn met drugsgebruik. Voorlichting kan bij hen vooral interesse opwekken die er voorheen niet was.  

Er is ook een goede reden dat we voorzichtig zijn met voorlichting over drugs.

Normalisering van drugsgebruik 
In het debat wordt veelvuldig gesteld dat drugsgebruik normaal is geworden onder jongeren en jongvolwassenen. Het zijn terechte zorgen en er zit een kern van waarheid in. Het taboe op drugsgebruik is in nogal wat kringen verdwenen. De drempel om te gebruiken is een stuk lager geworden. Maar in de beeldvorming lijkt het alsof alle jongeren drugs gebruiken: een hele generatie aan de drugs! Dat is niet zo! Veruit de meeste jongeren in Nederland gebruiken geen drugs. 

Door te stellen dat drugsgebruik onder jongeren ‘normaal’ is, wordt de indruk gewekt dat zij drugsgebruik tijdens het uitgaan net zo vanzelfsprekend vinden als het drinken van een biertje. In die overdrijving schuilt gevaar; het kan een self-fulfilling prophecy worden. De stap om bepaald gedrag te vertonen, wordt kleiner als mensen horen dat ‘iedereen’ het doet. Als je hoort dat iedereen op een bepaalde weg te hard rijdt, ben je geneigd om het zelf ook niet al te nauw te nemen met de maximum snelheid. Andersom geldt dit ook. Het blijkt bijvoorbeeld dat studenten die overmatig alcohol drinken, vaak gaan minderen zodra zij door hebben dat zij aanzienlijk meer drinken dan hun leeftijdsgenoten. Mensen willen niet te veel afwijken van de norm. Dan is het ook beter om ze niet voor te spiegelen dat drugsgebruik de heersende norm is, maar juist te benadrukken dat de meerderheid niet gebruikt. 

De legaliseringsdiscussie 
Onderzoekers en beleidsmakers zijn het niet eens over de mogelijke gevolgen van legalisering van drugs. Dit pleidooi heeft geen betrekking op de mogelijke voor- en nadelen van legalisering, maar  over de wijze waarop het debat de drempel tot gebruik kan verlagen. In het debat proberen sommige voorstanders van legaliseren anderen te overtuigen door te stellen dat de gezondheidsschade van bepaalde drugs wel meevalt. Deze argumenten kunnen onbedoeld jongeren verleiden om drugs uit te proberen, omdat de risicoperceptie en daarmee de drempel om te gebruiken lager worden. 

Enkele bekende oneliners in het debat zijn: ‘paardrijden is gevaarlijker dan het gebruiken van drugs’, ‘alcohol is de gevaarlijkste drug en is ook gewoon in de supermarkt te koop’ en ‘suiker is verslavender dan welke drug dan ook’. Het zijn vergelijkingen die tot de verbeelding spreken, maar die geen recht doen aan de gezondheidsschade die iedere drug kan hebben. Ieder middel heeft een eigen risicoprofiel. Zo is xtc misschien minder verslavend dan cannabis, maar dat zegt niets over het risico op acute toxiciteit. En het risico op acute toxiciteit zegt niet alles over gezondheidsschade op lange termijn of de kosten voor de samenleving. Zo is tabak zelden acuut gevaarlijk, maar de schade op langere termijn is vaak catastrofaal. En ook als je slechts naar één criterium kijkt, is de werkelijkheid meestal genuanceerder dan wordt gesuggereerd en het risico voor een individu afhankelijk van vele factoren. MDMA (de werkzame stof in xtc) heeft invloed op de serotonineafgifte. Levensgevaarlijke oververhitting kan ontstaan door een combinatie van gestoorde warmteregulatie in combinatie met langdurig dansen in een warme omgeving. Maar ook de gevoeligheid van een persoon voor MDMA speelt een grote rol. In uitzonderlijke omstandigheden kan één pil al fataal zijn. 

Jongeren gebruiken de vergelijkingen tussen middelen echter om hun gebruik te legitimeren. Er is nog geen onderzoek gedaan naar het effect van dit soort uitspraken, maar preventiewerkers horen het in gesprekken met jongeren regelmatig terug. Deskundigen zouden daarom voorzichtig moeten zijn met uitspraken over de geringe schadelijkheid van drugs, omdat dit de indruk kan wekken dat de risico’s van ‘partydrugs’ wel meevallen. Dit is een gevaarlijke versimpeling van de werkelijkheid. Onderzoekers verschillen van mening als het gaat om de schadelijkheid van een middel, mede doordat er nog veel onduidelijk is. Daarentegen zijn deskundigen die de risico’s sterk overdrijven ook al snel hun geloofwaardigheid kwijt. Het gaat er dus over een reëel beeld te schetsen en daar helpen de genoemde vergelijkingen allerminst bij. 

Stigmatiseren van gebruikers 
‘Activiteiten gericht op het voorkomen van drugsgebruik leiden tot het stigmatiseren van recreatieve drugsgebruikers en in de war on drugs worden zij weggezet als criminelen.’ ‘Het repressieve drugsbeleid jaagt gebruikers op en schendt hun mensenrechten.’ Het zijn gehoorde argumenten in het debat. Grote woorden, maar er is niets van waar. Gebruik is in Nederland feitelijk niet strafbaar en een gebruikershoeveelheid wordt gedoogd. 

Als recreatieve gebruikers op hun gebruik worden aangesproken, klinkt er al snel kritiek dat gebruikers worden gestigmatiseerd. Stigma’s zijn vooroordelen en onjuiste aannames die mensen beletten om aan het gewone leven deel te nemen. Aan verslaving kleven veel vooroordelen zoals ‘verslaafden hebben geen ruggengraat’, ‘eens verslaafd, altijd verslaafd’, et cetera. Dit soort stigma’s doorbreken is belangrijk, maar dat wil niet zeggen dat recreatieve gebruikers niet op de negatieve gevolgen van gebruik mogen worden gewezen. Of dat activiteiten gericht op het voorkomen van drugsgebruik geen doorgang mogen vinden. Gebruikers hebben juist het recht om gewezen te worden op de risico’s van gebruik voor zowel henzelf als de maatschappij. We noemen drugscriminaliteit, maatschappelijke ondermijning, gezondheidsschade en milieuschade. Alleen als gebruikers op de hoogte zijn van de risico’s, kunnen zij een weloverwogen keuze maken. Iemand die recreatief drugs gebruikt wijzen op feitelijke risico’s, is niet hetzelfde als een persoon afwijzen of een stigma opleggen. We gaan uiteraard geen mensen aanspreken die in een vicieuze cirkel van verslaving en complexe problemen terecht zijn gekomen. We hebben het hier voornamelijk over jonge mensen, die hun leven (nog) prima op orde hebben en af en toe recreatief drugs gebruiken. 

Een ander debat 
Misschien komt het mede door de enorme invloed van de smartphone en sociale media, waarop we graag zoveel mogelijk korte en knallende bijdragen delen, maar er lijkt tegenwoordig weinig ruimte en geduld meer te zijn voor een genuanceerde discussie. Elk debat wordt op scherp gesteld en tegenstellingen worden uitvergroot. 

Toch bestaat er op veel onderdelen consensus over het drugsbeleid. Er is veel steun om de bestrijding van drugscriminaliteit meer prioriteit te geven. Ook ziet iedereen de noodzaak ervan in om jongeren meer kansen aan te reiken, om te voorkomen dat zij het criminele pad op gaan. In Nederland wordt het gebruik van drugs niet gecriminaliseerd en ook hier is een breed draagvlak voor. Daarnaast lijkt iedereen voorstander van interventies die zich richten op harm reduction, zoals substitutiebehandeling (bijvoorbeeld methadonprogramma’s) en de mogelijkheid om drugs te laten testen. Over een aantal zaken blijft er verschil van inzicht bestaan, zoals wel of niet legaliseren en wat dat dan precies is. Hier moet over gediscussieerd blijven worden, maar het zou helpen als de discussie constructief wordt gevoerd vanuit een gezamenlijk onderschreven doelstelling, namelijk het minimaliseren van de schade van drugs voor het individu en de samenleving. Laten we de focus op tegenstellingen en daarmee het zwart-wit denken verminderen, zodat we elkaar en gebruikers geen stigma’s opleggen. Laten we in het debat geen versimpelde en misleidende vergelijkingen maken tussen al dan niet schadelijke drugs. En laten we vooral stoppen met roepen dat in Nederland drugsgebruik tegenwoordig de norm is.

Dit is een uitgebreidere versie van een betoog dat werd gepubliceerd in VNG Magazine van 7 mei 2021.