VNG Magazine nummer 17, 6 november 2020

Auteur: Jan Dirk Pruim | Beeld: Bart Buijs

Nu de coronacrisis langer duurt, zien we de keerzijde van de digitale raadsdemocratie: het debat verhardt, en dat is niet goed voor het aanzien van de raad.

Jan Dirk Pruim


Bij de coronamaatregelen van maart was de eerste vraag voor raadsleden en griffiers: hoe moeten we vergaderen? Digitaal, was het antwoord. Nu covid-19 meer tijd neemt, zien we de keerzijde.
Vervreemding, verharding en verval van de raad worden zichtbaar. Zeker, de digitale werkvorm biedt kansen. Voor bijvoorbeeld het veelal technisch bevragen van wethouders is het een mooi instrument. Net als voor kleine technische raadswerkgroepen en informatiebijeenkomsten.

De digitale democratie werkt echter ook vervreemdend. Zo is daarmee de volksvertegenwoordigende rol nauwelijks in te vullen. Het is veel moeilijker om de praat van de straat naar de raad te brengen. Ook fragmenteren de onderlinge verhoudingen tussen raadsleden. Dat is geen wonder, want sommige raadsleden hebben elkaar sinds maart niet meer ontmoet. 

Debatteren via het scherm laat de onderlinge verhoudingen verharden

In die ontmoeting ligt wel de basis van ons raadssysteem, waarbij in het debat vanuit onderlinge tegenstellingen tegenwicht en tegenspraak ontstaan. Wandelend overleg is wellicht binnen een alternatief om elkaar te ontmoeten. Maar met de winter in het verschiet zal dat geen grote vlucht nemen.

Irritaties en conflicten
Debatteren via het scherm laat verder de onderlinge verhouding verharden. Het werkt minder snel en de non-verbale signalen zijn niet tot moeilijk te herkennen. Onbegrip over elkaars teksten spat soms van de schermen. Alles is gereed in de digitale raadswereld voor toenemende irritaties en conflicten. Raadsleden die dagenlang in hun eigen huis opgesloten hun bijdrage hebben voorbereid, zullen die zo uitspreken ook! Harde woorden naar elkaar, het scherm op zwart zetten. Terwijl er na afloop geen gemeenschappelijk koffiemoment is om af te koelen. 

En zo komt het verval van het instituut gemeenteraad in zicht. Raadslid zijn heeft een zekere statuur. Natuurlijk vraagt het zijn van raadslid kennis van de inhoud, beheersing van de omgangsvormen en kwaliteit van taal en debat. Allemaal in menselijke interactie.

Aanzien
Maar het aanzien van de raad wordt ook nog eens ondersteund door de omgeving. Raadzalen hebben niet voor niets al eeuwen statuur. En één ding is zeker: de raad op ‘het scherm’ geeft dat aanzien niet. Ook niet op inhoud, want achter hun schermen zullen raden er nauwelijks aan toekomen de publieke en politieke gespreksplaats te zijn. Op dat plein moet het voortdurende gesprek gaan over de hoofdvraag wat corona nu doet met onze gemeente en wat het virus betekent voor onze inwoners. Raden zouden voor hun inwoners de gespreksplaats van het perspectief moeten vormen. Digitale gespreksplaatsen die in feite als verdienmodel zijn ontwikkeld, gaan dat niet bieden.

Burgemeesters en griffiers zijn druk met al die kwesties in het digitale Gemeentehuis

Burgemeesters en griffiers zijn druk met al die kwesties in het digitale gemeentehuis. (Waarbij de vraag opdoemt of dat eigenlijk wel van een burgemeester gevraagd mag worden naast zijn dagelijkse inzet voor de veiligheidsregio. Moet de vicevoorzitter van de raad die rol niet krijgen?) Zij zullen doorlopend bezig zijn bij de raad besef te kweken over de andere werkelijkheid en zij moeten de onderlinge relaties in de raad bewaken: snel acteren op irritaties en conflicten, zoeken naar andere manieren van ontmoeten en niet klakkeloos bestaande raadsinstrumenten inzetten, maar een digitaal raadsinstrumentarium ontwikkelen.

Dat en vele andere zaken zullen hen bezighouden en moeten leiden tot een hernieuwde betekenis van gemeenteraden, waarbij raden met de inwoners het verhaal schrijven en vertellen over hun gemeente, tijdens en na de coronacrisis.

Jan Dirk Pruim is raadsgriffier in Almere.

Schrijf ook een betoog voor VNG Magazine: redactie@vngmagazine.nl