VNG Magazine nummer 14, 24 september 2021
Tekst: Rutger van den Dikkenberg | Beeld: Jan Vonk
Mensen met een beperking zijn vaak maatschappelijk betrokken, maar zelden politiek actief. Dat moet na de komende gemeenteraadsverkiezingen veranderen. ‘Er wordt nu nog vooral gepraat óver mensen met een beperking.’
Mensen met een beperking zijn flink ondervertegenwoordigd in het lokaal bestuur. Naar schatting nog geen half procent van de 12.000 raadsleden en bestuurders heeft een beperking of een chronische ziekte, in de samenleving als geheel is dat tussen de 10 en 15 procent.
Dat moet omhoog, en dus startte het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een campagne. Na de gemeenteraadsverkiezingen van komend voorjaar moet er in ten minste één op de drie gemeenten een raadslid of bestuurder met een beperking zijn. ‘Een diverse samenstelling vergroot de herkenbaarheid en kwaliteit van het bestuur en versterkt onze democratie’, schreef verantwoordelijk minister Kajsa Ollongren (BZK) vorig jaar in een brief waarin ze de pilots uit de campagne uiteenzette.
Oproep
Het is belangrijk dat meer raadsleden met een beperking actief zijn, zegt ook Esther Hagelaar, GroenLinks-raadslid in Almere. ‘De gemeente beslist over heel veel onderwerpen. En als je een beperking hebt, krijg je ook vaak met beperkingen te maken.’
Ze deed in juni via de lokale media en via sociale media een oproep aan mensen met een beperking om politiek actief te worden. ‘Ik hoop dat door de publiciteit op te zoeken, mensen zich geroepen voelen’, zei ze bij de lokale omroep 1Almere.
Hagelaar heeft zelf een beperking: door een bindweefselziekte werken haar pezen en banden niet goed. Bewegen gaat moeilijk, waardoor ze sinds enige tijd in een rolstoel zit. En omdat ook haar maag en darmen niet goed werken, krijgt ze voeding via een sonde.
‘Als je een beperking hebt, krijg je ook vaak met beperkingen te maken’
Bewust
In de praktijk merkt ze dat in alle dossiers rekening gehouden moet worden met mensen met een beperking, en dat het niet alleen aan de woordvoerder is die binnen de fractie de zorg in portefeuille heeft. Ook in de ruimtelijke ordening is het perspectief van mensen met een handicap van belang, zegt Hagelaar. ‘Hoe richt je een plein in? Hoe zit het met de toegang tot het station en bushaltes? Daar heeft de gemeente een grote rol in. Hetzelfde geldt voor het beleid rond arbeid en inkomen.’
Het is niet zo dat raadsleden zonder beperking deze dossiers niet goed kunnen behandelen, haast Hagelaar zich te zeggen. ‘Maar áls je een beperking hebt, ben je je heel goed bewust van wat je allemaal tegenkomt. Neem de verbouwing rond het centraal station van Almere: daar is weinig aandacht voor de gevolgen voor mensen met een handicap. Als je zelf een beperking of belemmering hebt, neem je dat automatisch mee in alle aspecten van het raadswerk.’
Dit jaar lopen twee proeven om te onderzoeken of drempels die het raadswerk voor mensen met een beperking moeilijker maken, weggenomen kunnen worden. Zo kunnen raadsleden persoonlijke ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld bij het reizen naar een werkbezoek, of begeleiding bij het doornemen van de stukken voor raadsleden die slechtziend of blind zijn.
Geheugen
Raadslid Ludo Bolders uit Woensdrecht is praktisch blind. Door een aangeboren oogziekte neemt zijn zicht steeds verder af. Hij heeft nog 3 tot 5 procent zicht. ‘Ik zie het best als het al donker is en de straatlantaarns aan zijn.’ Bolders, fractievoorzitter van de lokale partij Alle Kernen Troef (AKT), is raadslid sinds 2010. Zijn grootste belemmering is de grote stapel stukken die je als raadslid moet verwerken. Een ziend persoon kan dat zelf lezen, Bolders heeft een apparaat dat voorleest. Dat kost meer tijd en omdat hij de tekst niet kan nalezen, vraagt het ook wat van zijn geheugen. ‘Als een ander tijdens een debat een interruptie krijgt, dan kan hij de cijfers er nog bij zoeken. Of je hoort gebliep, dan weet je dat een medewerker die cijfers via WhatsApp doorstuurt. Voor mij werkt dat niet. Mensen die slecht zien, trainen hun geheugen heel goed. Ik moet me heel goed voorbereiden en de cijfers goed in mijn hoofd opslaan.’
Betrokken
Minister Ollongren wil bevorderen dat meer mensen met een beperking als politiek ambtsdrager aan de slag gaan en zich kandidaat stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart volgend jaar. Een groot aantal mensen met een beperking is maatschappelijk betrokken, bijvoorbeeld in belangengroepen, maar de stap naar de lokale politiek wordt nauwelijks gemaakt. De Tweede Kamer vroeg het kabinet daarom in een motie van de toenmalige Kamerleden Linda Voortman (GroenLinks) en Otwin van Dijk (PvdA), nu respectievelijk wethouder in Utrecht en burgemeester in Oude IJsselstreek, om actie.
De samenleving is nog onvoldoende ingericht op mensen met een beperking
Getemperd
Het ministerie van Binnenlandse Zaken liet inventariseren wat de moeilijkheden zijn voor mensen met een beperking, en concludeert dat de interesse van mensen met een beperking voor een functie in het lokaal bestuur ‘getemperd’ wordt, door de beperking zelf. Die kan het onmogelijk maken een politiek ambt te vervullen, maar zorgt ook voor extra ‘management’ om in het eigen bestaan te voorzien, en er dus te weinig tijd voor een nevenfunctie resteert. En omdat de arbeidsparticipatie van mensen met een handicap lang niet altijd wordt gestimuleerd, ‘ontbreekt het aan werkervaring, geloof in zichzelf en zelfstandigheid’, aldus de inventarisatie. ‘Dan is politiek functioneren helemaal niet in het vizier.’
Veel mensen met een handicap twijfelen ook over de toegankelijkheid voor de functie. Zo is lang niet altijd duidelijk wat de gevolgen zijn van het aanvaarden van een raadszetel voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De toelage van raadsleden kan van invloed zijn op de hoogte van bijvoorbeeld de Wajonguitkering, maar wat precies de gevolgen zijn, is lang niet altijd voor iedereen even inzichtelijk.
Hokjes
Dat laatste herkent April Ranshuijsen, fractievoorzitter van GroenLinks in Nijmegen. ‘Ik heb gemerkt dat het ontzettend veel moeite kostte om uit te zoeken welke consequenties het raadslidmaatschap had voor mijn financiële situatie.’ Ranshuijsen is raadslid sinds 2014 en heeft een spierziekte waardoor ze aan een rolstoel gebonden is.
Haar ziekte ‘heeft zeker invloed gehad’ op de keuze om politiek actief te worden, zegt Ranshuijsen. Ze werd van meet af aan al voorzichtiger behandeld en ‘in hokjes geduwd’. Onnodig, vindt ze zelf. ‘Ik werd als kind naar speciaal onderwijs gestuurd, maar eigenlijk is dat gek. Waarom niet naar gewoon onderwijs? Dat hoorde gewoon niet. Er werd gehandeld vanuit bezorgdheid en betutteling. Toen ik op mijn achttiende mijn Wajonguitkering kreeg, was ik eigenlijk al afgeschreven. Toen ik toch wilde gaan werken, werd ik steeds bang gemaakt voor wat er dan mis zou kunnen gaan. Dat hoor ik ook heel vaak terug van generatiegenoten, die dit allemaal herkennen. Naar onze mogelijkheden werd niet gekeken.’
Inmiddels is dat anders. Vanuit de Participatiewet worden mensen met een beperking gestimuleerd om aan te slag te gaan. Er is ruim aandacht voor de emancipatie van andere doelgroepen, zoals vrouwen en mensen met een andere culturele achtergrond. En ook het VN-verdrag Handicap, in Nederland sinds 2016 geldend, eist dat de positie van mensen met een beperking wordt verbeterd. Een mooi streven, zegt Ranshuijsen, ‘maar dan moeten de randvoorwaarden wel goed zijn. We zijn er nog lang niet.’
Diversiteit
Het belang is groot, zegt ze. ‘Het is algemeen erkend dat diversiteit en inclusie op de werkvloer belangrijk zijn, omdat iedereen op zijn of haar eigen manier kijkt. Maar nu wordt nog vooral gepraat óver mensen met een beperking. Maar als je zelf een beperking hebt, weet je veel beter wat de impact daarvan is op het dagelijks leven. Dat kun je je niet voorstellen als je geen handicap hebt, net zomin als ik me kan voorstellen hoe het is om een donkere huidskleur te hebben.’ Tegelijkertijd, zegt Ranshuijsen, is het belangrijk dat zichtbaar is dat mensen met een beperking ook politiek actief kunnen zijn.
Fysieke toegankelijkheid is een eerste vereiste, zegt ze. ‘Als ik naar een gebouw moet zonder liften, dan word ik gehandicapt gemaakt door mijn omgeving.’ Maar dat is niet genoeg. De samenleving is nog onvoldoende ingericht op mensen met een beperking. Dat geldt ook voor het raadswerk. ‘Als je bepaalde voorzieningen nodig hebt om te horen of te lezen of een vergadering bij te wonen, dan moeten die er gewoon zijn. Daar moet je niet voor hoeven vechten.’
De onderzoekers kijken in de inventarisatie die BZK liet uitvoeren, ook naar politieke partijen. Zij richten zich in de werving van nieuwe raadsleden niet specifiek op mensen met een beperking, omdat ‘kwaliteit in politieke zin’ leidend is. ‘Levenservaring en ervaringsdeskundigheid worden hierbij niet betrokken.’ Als iemand met een beperking zich meldt bij een politieke partij, stuiten ze overigens niet op terughoudendheid. Maar het initiatief ligt dus vooral bij het individu. Partijen zouden zich hier actiever op kunnen richten, aldus de onderzoekers.
Koffie
In Woensdrecht voelt Bolders dat hij gesteund wordt. Tijdens raadsvergaderingen zit hij vlak bij het spreekgestoelte, zodat hij daar eenvoudig kan komen. ‘In de opinieraden blijven we lekker zitten.’ Hij heeft ondersteuning bij het lezen van teksten, al zijn bouwtekeningen voor hem wel complex. ‘Dan legt een collega uit hoe het zit.’ Bij werkbezoeken gaat de griffier altijd mee ter ondersteuning, en naderhand kan hij altijd wel meerijden met een raadslid. En bij vergaderingen van de gemeenschappelijke regeling, haalt ook burgemeester Steven Adriaansen soms koffie voor hem. ‘Ik word aan alle kanten geholpen. Het is helemaal niet onmogelijk om als slechtziende het raadswerk goed te doen.’