VNG Magazine nummer 14, 24 september 2021

In de rubriek Beste Thorbeckeprofessor stellen lezers van VNG Magazine vragen aan professor Geerten Boogaard, die de Thorbecke Leerstoel bekleedt. Elke week komen interessante staatsrechtelijke thema’s aan de orde en ik lees met graagte de immer wijze antwoorden. Zelf loop ik ook rond met een vraag, die ik graag zou willen stellen aan de Thorbecke­professsor. En ook gewoon aan alle lezers van dit magazine. Hoe verder met regionale samenwerking?

Er is de afgelopen periode veel geschreven over de democratische legitimiteit van regionale samenwerkingsverbanden. Bij de analyses krijg ik een apocalyptisch gevoel. Het is alsof zich in Nederland via een onzichtbare onderstroom een dictatuur ontvouwt, waarin onzichtbare bestuurders, buiten de controle van échte democratische organen, de toekomst van het land bepalen. En dat dan ook nog eens voor de meest belangrijke vraagstukken.

Maar als ik kijk naar de samenwerkingen, dan bekruipt me een ander gevoel. Die onzichtbare bestuurders zijn ‘gewoon’ wethouders en burgemeesters die elke week beschikbaar zijn voor debat in raadsvergaderingen of commissies en voor contact met inwoners. Geen mensen die stiekeme snode plannen er via de weg van de regio door proberen te drukken. Ik zie vooral bestuurders die hard bezig zijn met maatschappelijke vraagstukken, die heel lastig binnen gemeentegrenzen zijn op te pakken. En dat lukt ze nog best goed ook vaak.

Burgers willen leven in een land dat werkt

Ik snap veel van de rechtsstatelijke, democratische en politiek-filosofische bezwaren tegen regionale samenwerking. Maar wat mij tegenstaat, is dat een probleem in de democratische controle wordt gesublimeerd. Alsof het tekort ‘fundamenteel’ is in plaats van reparabel. En alsof het beperkte zicht dat volksvertegenwoordigers hebben meteen betekent dat er niets gebeurt. Of dat de verkeerde dingen gebeuren. Zo is het volgens mij helemaal niet.

De kritiek gaat ook voorbij aan iets anders. Samenwerkingsverbanden moet je óók beoordelen op wat het alternatief is: zijn ze beter dan wat er anders was geweest? Ik kan mij voor allerlei belangrijke vraagstukken niet voorstellen dat individuele gemeenten in staat zijn om voldoende kwalitatief hoogwaardige resultaten te behalen. Dat gaat niet alleen. Daarvoor is de problematiek te ingewikkeld. Pragmatisme mag niet de vervanger van democratische principes zijn, maar het is óók raar om het weg te strepen. Burgers willen leven in een land dat werkt.

Eigenlijk is mijn vraag dus simpel. Hoe kunnen we problemen in democratische legitimiteit van regionale samenwerkingsverbanden verbeteren, zonder dat we de majeure opbrengsten ervan verliezen? Zodat we niet alleen weten wat de regionale verbanden tekortkomen, maar vooral hoe we er mee verder kunnen. Beste Thorbeckeprofessor, ik zie uit naar uw antwoord. En ook, beste lezers, naar de antwoorden van u!

Martijn van der Steen, co-decaan NSOB en bijzonder hoogleraar EUR, steen@nsob.nl, @martijnvdsteen