Door Annemieke van Brunschot

Deze zomer op een bergtop in Oostenrijk nam ik het besluit dat al een poosje sluimerde in mijn hoofd; in de laatste fase naar de invoering van de Omgevingswet is iemand anders nodig. Iemand met wat meer afstand, die daardoor makkelijker kan beoordelen wat wel en niet opgelost moet zijn voor het inwerkingtreden.

Het was mijn eerste reis na de coronatijd, waarin ik me thuis in mijn werkkamer dagelijks verloor in alle uithoeken en details van de Omgevingswet. Van het wetgevingstraject en de implementatieaanpak tot het aantal decimalen achter de komma van de geometrische informatie van omgevingsdocumenten in het digitaal stelsel (DSO).

Annemieke van Brunshot

In het berglandschap ervoer ik grootsheid en nietigheid tegelijk. De hoge toppen en het brede dal, de rivier en in de verte het dorp waar we ’s morgens waren vertrokken. Tijdens het lopen dacht ik aan het eerdere uitstel van de inwerkingtredingsdatum. Is meer tijd eigenlijk wel de oplossing? We hadden de consequenties van het uitstel van april 2020 nog niet vastgesteld of we moesten in mei 2021 de ingangsdatum opnieuw opschuiven. Zien we nog wel de grote lijn? Of zijn we aan het micro-managen op details? Die vragen drongen zich steeds meer aan me op.

Terug in het hotel, aan de rand van het zwembad, las ik het boek ‘In lichtjaren heeft niemand haast’, van Marjolijn van Heemstra. Ze schrijft over tijd en afstand en over (de) ruimte. En over het perspectief van de astronaut die op grote afstand van de aarde al het vanzelfsprekende opnieuw waardeert. Omdat hij het geheel kan overzien. Van Heemstra schrijft: ‘Het is alsof ik alleen nog kan inzoomen op de chaos die zich op ooghoogte afspeelt. Al dat inzoomen heeft me – besef ik nu – vervreemd van het gevoel onderdeel te zijn van iets groters, mee te kunnen deinen op een ritme dat buiten mezelf ligt (…) Ik wil krimpen, uitzoomen om weer iets van overzicht te krijgen en de dingen, mezelf, de anderen, op de juiste schaal te zien.’

Bij de Omgevingswet hebben we lang gedacht dat extra tijd een oplossing was om de wet goed te kunnen invoeren. Deze gedachte heb ik verlaten. Verder uitstel gaat niet meer helpen om op een bepaald moment klaar te zijn voor de start. Dat moment is 1 juli 2022. Dit vraagt focus op wat er moet gebeuren om op die datum te beginnen. Zeker, het is belangrijk dat gemeenten voldoende gelegenheid hebben te oefenen met het DSO en dat het stelsel adequaat functioneert. Maar het DSO is geen doel op zich, en de wet zelf evenmin. Het grotere doel is dat we de ruimte scheppen om de maatschappelijke vraagstukken in samenhang aan te pakken: wonen, klimaat, stikstof, natuur. Dat is de beweging.

De notie die me zo raakt in het boek is: wanneer je uitzoomt, overzie je het geheel en kun je veel beter beoordelen waar je moet ingrijpen om het proces verder te brengen. Door afstand te nemen, zie je ineens wat al die tijd al voor je neus stond. Een hele tijd dacht dat ik dat ik het programma Omgevingswet nooit zou kunnen overdragen. Ik weet er zoveel van en ik ken iedereen die er mee te maken heeft. Het boek gaf me het inzicht dat dit juist het probleem is. Ik zit er te veel in! Iets doen met elk probleem dat zich aandient. Er toch weer iets van vinden; ik kan het niet laten.

Mijn opvolger, Majola Boogmans, weet als oud-directielid Stadsontwikkeling van Den Bosch veel van de Omgevingswet en tegelijk heeft ze voldoende afstand om te beoordelen wat op weg naar 1 juli 2022 de springende punten zijn. Zelf ga ik bij de VNG aan de slag als kwartiermaker op het brede fysieke domein: welke ontwikkelingen zien we op het fysieke domein, wat betekent dat voor de opgaven waar gemeenten voor staan en hoe kan de VNG gemeenten daar het beste bij ondersteunen? Met de ruimte en de frisse blik van een betrekkelijke nieuwkomer. Met de gezonde afstand die juist nodig is om nabijheid te ervaren.

Annemieke van Brunschot was programmamanager Omgevingswet bij de VNG, ze is opgevolgd door Majola Boogmans.