Een inwoner van de gemeente Cuijk ontving een pgb voor huishoudelijke hulp, maar kon de besteding ervan niet verantwoorden. Een handhavingsonderzoek wees uit dat niet kon worden vastgesteld dat het budget daadwerkelijk aan hulp was besteed. Daarom trok het college het pgb in, vorderde het bedrag terug en zette de voorziening om naar zorg in natura. De rechtbank en later de Centrale Raad van Beroep bevestigen dat het college juist heeft gehandeld. Deze zaak onderstreept het belang van een goede pgb-administratie en de verantwoordelijkheid van gemeenten om pgb-vaardigheid vooraf en tijdens de verstrekking te toetsen.

24 december 2019 - ECLI:NL:CRVB:2019:4332

Wat is er gebeurd?

Een inwoonster van gemeente Cuijck ontvangt hulp bij het huishouden op grond van de Wmo. De inwoner ontvangt dit in de vorm van persoonsgebonden budget (pgb).  Na een melding van een voormalig zorgverlener moest de pgb-houdster van het college de besteding van het persoonsgebonden budget verantwoorden. De pgb-houdster kon dit niet, waarna het college een handhavingsonderzoek is gestart. Het handhavingsonderzoek laat zien dat er niet kan worden vastgesteld dat het pgb daadwerkelijk is besteed aan hulp bij het huishouden. Daarop besluit het college het pgb in te trekken, terug te vorderen en de voorziening om te zetten naar zorg in natura.  

De pgb-houdster gaat tegen dit besluit in beroep. De rechtbank overweegt dat het onderzoek niet onrechtmatig is uitgevoerd en wijst pgb-houdster op haar verantwoordingsplicht. De pgb-houdster is verplicht het pgb op correcte en inzichtelijke wijze te verantwoorden, maar heeft hier een ‘ondoorzichtige en rommelige bende van gemaakt’, aldus de rechtbank. De rechtbank is van mening dat het college mocht overgaan tot het intrekken en terugvorderen van het pgb en het verstrekken van hulp bij het huishouden via zorg in natura.

Wat zegt de CRvB?

In hoger beroep voert pgb-houdster aan dat het handhavingsonderzoek onrechtmatig is uitgevoerd, omdat de rapporteurs onbevoegd waren het onderzoek uit te voeren. De Raad oordeelt dat deze grond niet relevant is, omdat de onderzoeksbevindingen van de rapporteurs niet ten grondslag zijn gelegd aan het bestreden besluit.  

Daarnaast geeft mevrouw aan het pgb wel te hebben besteed aan hulp bij het huishouden, maar is zij door waterschade haar pgb-administratie verloren. De Raad onderschrijft en verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en benadrukt dat de verantwoording van een pgb voor rekening en risico van pgb-houdster komt.  

Tot slot geeft pgb-houdster aan dat het pgb ten onrechte is omgezet naar zorg in natura. De Raad oordeelt dat het college, door een medisch adviseur in te schakelen, voldoende onderbouwd heeft dat pgb-houdster onvoldoende in staat is zelf haar administratie kan regelen.

Wat betekent dit voor u als toezichthouder?

De casus in deze uitspraak is van voor de decentralisatie van de Wmo in 2015 en verschilt daarom van de huidige praktijk. Allereerst was de huishoudelijke hulp wel al gedecentraliseerd, maar was er nog geen trekkingsrecht, wat inhoud dat het college het budget klaarzet bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en vanuit daar zorg vergoed. De zorgaanbieder kan op goedkeuren van pgb-houdster de zorg achteraf declareren. Daarnaast zijn in bovenstaande casus zorggelden teruggevorderd, wat in de huidige wetgeving alleen mogelijk is als opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie is verstrekt en juiste en volledige informatie tot een ander besluit had geleid.  

De rol en verantwoordelijkheid van de pgb-houdster is wel relevant. Hoewel de SVB door het trekkingsrecht veel taken van pgb-houders heeft overgenomen, is de verantwoordelijkheid gelijk gebleven. Pgb-houders moeten een overzichtelijke en correcte administratie kunnen voeren. Als deze ontbreekt kan de besteding ook niet verantwoord worden. Als blijkt dat de pgb-houder daarmee niet voldoet aan de pgb verbonden voorwaarden of het pgb voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is verstrekt, kan het college de maatwerkvoorziening op grond van artikel 2.3.10 lid 1 onder d of e herzien of intrekken.

In de uitspraak heeft het college ter beoordeling van de pgb-vaardigheid van de pgb-houdster een onafhankelijk medisch onderzoek laten uitvoeren. In de huidige wetgeving verstrekt het college alleen een pgb als de cliënt naar oordeel van het college op eigen kracht of met behulp van bijvoorbeeld een vertegenwoordiger in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Dit geeft het college ook een verantwoordelijkheid vooraf te toetsen of de beoogde pgb-houder hiertoe in staat is. Mocht twijfel blijven bestaan is het mogelijk om ook hier een onafhankelijk medisch advies over uit te laten brengen. Als toezichthouder is het belangrijk om bij het toezicht eveneens na te gaan of het college bij de totstandkoming van het besluit tot verstrekking van een pgb voldoende onderzocht heeft of er sprake is van pgb-vaardigheid.