Hoe borgen we als gemeenten nog eenduidiger dat alle kinderen een gezonde en veilige start hebben? En op welke wijze kunnen we zorgen dat toezicht en handhaving bijdragen aan kansengelijkheid voor en inclusie van alle kinderen? 

Een portretfoto van Bas Wijnen Teamleider Naleving

Deze vragen komen niet uit de lucht vallen. Naar aanleiding van het Effectonderzoek toezicht en handhaving kinderopvang van AEF/SEO twijfelde de minister hardop over de effectiviteit van het huidige stelsel. Dat vond ik vreemd. Helemaal omdat de onderzoekers overall concluderen dat het huidige stelsel juist effectief is. En de genoemde aandachtspunten in het rapport? Daar kunnen we als gemeenten prima zelf mee aan de slag. 

Wie de handschoen past, trekt hem aan

Ja, er zijn verschillen tussen toezicht en handhaving binnen gemeenten. Ja, we moeten ervoor waken dat die verschillen niet te groot worden. En dat doen we ook. Zo werken gemeenten en GGD in de regio Twente nauw samen aan toezicht en handhaving in de kinderopvang. Alle toezichthouders werken bijvoorbeeld op dezelfde manier. Andere regio’s kunnen deze manier van werken gebruiken als blauwdruk of ter inspiratie.

Stap naar voren

Dit voorbeeld sluit naadloos aan de op de Verenigingsstrategie VNG 2030 | Stap naar voren. Daarin zit meteen de crux. De strategie zegt dat we als gemeenten vanuit onze kennis van de uitvoeringspraktijk het voortouw nemen en investeren in het leren van elkaar. In mijn eigen woorden: reflecteren we als gemeenten nog beter op ons handelen en helpen we elkaar om het beter te doen, dan is er minder bemoeienis van buitenaf nodig. Daarin zijn we als VNG en gemeenten echt aan zet.

Kansengelijkheid en inclusie

Om ook de uitdagingen die op ons afkomen, zoals de krapte op de arbeidsmarkt, het hoofd te bieden, moeten we wat mij betreft nog een aantal stappen zetten. Ik zie dat basiswaarden als kansengelijkheid en inclusie onder druk komen te staan. 

Signalen dat de kwaliteit van voorschoolse educatie afneemt baren mij enorm veel zorgen. Omdat we juist hiermee achterstanden in (taal)ontwikkeling kunnen beperken of helemaal voorkomen. Maar ja, hiervoor is anders gekwalificeerd personeel nodig – dat aan nog meer eisen moet voldoen – dan in de reguliere kinderopvang. En dat personeel is nog moeilijker te vinden. Voor aanbieders is het daarom eenvoudiger om reguliere opvang in stand te houden dan kwalitatief hoogwaardige voorschoolse educatie. 

Lokale kracht

Een oplossingsrichting die we hier kunnen gebruiken vinden we in Amsterdam. Daar ontwikkelden de gemeente en de GGD samen een aanpak om de druk van de personeelstekorten voor de sector te verlichten. Kinderopvanglocaties weten onder welke voorwaarden de GGD bij minder ‘risicovolle’ overtredingen aan de gemeente kan adviseren om niet te handhaven. Zolang de pedagogische kwaliteit en de veiligheid maar niet in het geding zijn. Dit helpt om de ontstane kloof tussen capaciteit en continuïteit te dichten.

Een andere stap waar ik aan denk is om de rol van toezicht en handhaving samen in te zetten met de gemeentelijke rol als subsidieverstrekker en opdrachtgever. Het geeft ons de mogelijkheid om af te dwingen dat kansengelijkheid niet verwatert. En dat kinderen met een taalachterstand een gezonde, veilige en inspirerende plek vinden in de kinderopvang. 

Geen nieuw stelsel, wel nieuwe energie

Je zou kunnen zeggen dat toezicht en handhaving nog meer dan nu de publieke waarden in de kinderopvang en voorschoolse educatie moeten helpen bewaken: gezonde, veilige en stimulerende opvang voor álle kinderen. Als integraal onderdeel van het gemeentelijke jeugdbeleid. We brengen zo onderwerpen samen die in de praktijk al alles met elkaar te maken hebben. Daar hebben we geen nieuw, centraal stelsel voor nodig, daar hebben we elkaar voor nodig. 

Meer informatie